CZWLB0005

CZWLB0005

Wat is jouw leerstijl? Jouw manier van leren is de manier die bij jou past. Leerprestatie 1 Hoe leer ik? (2011-2012-lp1-vmbo) 

Typering Jaap leest een paar keer alle leerstof door. Marisha stampt alle rijtjes in haar hoofd. Samantha maakt een uittreksel van alle leerstof.

Fabian zit op msn tijdens het leren; hij chat tussendoor met z’n vrienden. Nikita leert het snelst als zij een dag van tevoren begint met leren. Yoeri begint al een week van tevoren met het leren van zijn SO. Fatima leest alles hardop. Alwin kan alleen maar leren als hij muziek er bij aan heeft. Martijn gaat altijd direct aan de slag. Hij leert door het gewoon te doen.

De opdracht Uit de typering hierboven lees je dat iedereen een eigen manier van leren heeft. Je hebt vast wel gemerkt dat er leerlingen zijn die eerst nadenken en veel vragen stellen. Anderen zijn doeners en gaan meteen aan de slag. Vanaf je geboorte ben je al aan het leren en dat doe je jouw hele leven door, bewust en onbewust. Iedereen ontwikkelt een eigen manier van leren. Dat heb jij ook gedaan. Deze eigen manier van leren noemen we leerstijl. Een leerstijl kan veranderen doordat je ouder wordt, meer ervaring opdoet en meer leert. Iedereen heeft een eigen leerstijl. Het is handig om te weten hoe jij leert. Probeer ook eens een andere leerstijl. Op die manier haal je meer uit je opleiding.

2012 Stichting Consortium Beroepsonderwijs. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd.

Leerprestatie 1 Hoe leer ik? (2011-2012-lp1-vmbo)

Maak onderstaande opdrachten. A. Maak de leerstijlentest bij deze leerprestatie (zie bijlage 1) Vergelijk jouw leerstijl met de leerstijl van drie klasgenoten.

Zoek daarvoor twee klasgenoten met een andere leerstijl dan jij en één klasgenoot met dezelfde leerstijl als jij. Maak een lijstje met overeenkomsten en verschillen tussen jouw leerstijl en die van je klasgenoten.

Maak hierover een PowerPointpresentatie en presenteer deze aan je klasgenoten.

Eisen aan de PowerPointpresentatie: • De informatie is op een duidelijke manier verwerkt in de PowerPointpresentatie. • Er staan geen spellingsfouten in. Op die manier oefen je ook voor Nederlands. • Je hebt een hand-out voor je publiek gemaakt. • Je presenteert duidelijk. B. Maak een collage van jouw leergeschiedenis Hieronder staan hulpvragen die je kunt gebruiken: Wat kun jij je nog herinneren van de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf? Weet je nog wat je daar zoal deed? En wat je geleerd hebt? Wat weet je nog van de basisschool? Misschien heb je nog schriftjes van de basisschool of een dictee. Misschien heb je nog andere werkjes bewaard uit die tijd. Welke diploma’s heb je gehaald? Bijvoorbeeld je zwemdiploma. Of welke prestaties heb je geleverd, bijvoorbeeld met sport? Wie heeft je geholpen bij het leerproces of het behalen van een prestatie? Was het je vader, je moeder, je oudere broer of zus, vriend(in) of de aardige leraar? Of was het de leuke, uitdagende opdracht? Je kunt ook informatie over je vroegere school of je klas in de collage verwerken. Jouw vroegere basisschool heeft vast een internetsite en misschien heb je nog een klassenfoto van vroeger. Zet er ook opmerkingen bij.

Leerprestatie 1 Hoe leer ik? (2011-2012-lp1-vmbo) 

C. Jouw leerstijl Stel, je hebt volgende week een proefwerk Engels of je bent bezig met een werkstuk voor maatschappijleer. Of je hebt voor tekenen een opdracht gekregen die je thuis maakt. Geef antwoord op onderstaande vragen: • Waarom begin je meteen aan een opdracht? Of wat nodigt je uit om aan de opdracht te beginnen? • Schrijf minimaal vier punten op. • Waarom begin je juist niet meteen opdracht? Wat houd je tegen? • Schrijf minimaal vier punten op. • Hoe begin je aan een opdracht? • Hoe pak je het leren van een proefwerk aan? • Hoe maak je jouw huiswerk en waar maak je jouw huiswerk? • Ben je na het maken van een opdracht meestal tevreden over het resultaat? Of vaak niet? Schrijf op hoe dat komt. • Pak je het maken van opdrachten altijd op dezelfde manier aan? Of juist niet? • Beschrijf hoe je het uitvoeren van opdrachten doet. • Schrijf als laatste op welke hulp en ondersteuning je nodig hebt om je VMBO-diploma te behalen.

Schrijf hiervan een verslag.

Het resultaat Na het maken van jouw opdrachten heb je drie bewijsstukken. Let erop dat de bewijsstukken voldoen aan de eisen in de beoordelingslijst. Noteer de letters die overeenkomen met je bewijsstukken in de juiste kolom van de beoordelingslijst. Bijvoorbeeld bewijsstuk A . bij de eisen ‘Je onderzoekt je manier van leren’. De bewijsstukken zijn: A. De PowerPointpresentatie met de uitslag van je leerstijlentest en de vergelijking van de leerstijl van je klasgenoten.

B. De collage van jouw leergeschiedenis. C. Het verslag over jouw manier van leren.

Neem de bewijsstukken op in je portfolio.

2012 Stichting Consortium Beroepsonderwijs. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd.

Beoordelingslijst - Leerprestatie 1 Hoe leer ik? (2011-2012-lp1-vmbo)

Naam leerling

Sector

Datum

Bewijsstukken

Competenties - componenten

Eisen aan de opdrachten

Niet aangetoond Bewijsstuk(ken) Letter A. B. C. Aangetoond

Je onderzoekt je manier van leren Onderzoeken – informatie opzoeken en verwerken

Dit betekent dat: • je informatie opzoekt over jouw leerstijl • je een leerstijlentest maakt • je de informatie van jouw leerstijl op een duidelijke manier verwerkt in een PowerPoint • je je klasgenoten/mentor advies vraagt over je leerstijl zodat: • je weet wat jouw leerstijl is • jij, je klasgenoten en je docent/mentor inzicht krijgen in jouw leerstijl. Dit betekent dat: • je informatie opzoekt over je leergeschiedenis • je de informatie over je leergeschiedenis op een duidelijke manier verwerkt in je collage zodat: • jij, je klasgenoten en je mentor inzicht krijgen in jouw leergeschiedenis.

Samenwerken en overleggen – anderen raadplegen

Je verzamelt materiaal over jouw leergeschiedenis Onderzoeken

– informatie opzoeken – informatie ordenen en verwerken

Je doet verder onderzoek naar jouw leerstijl Formuleren en rapporteren – Nederlandse taal functioneel gebruiken (2F)

Dit betekent dat: • je informatie duidelijk opschrijft • je antwoord geeft op de vragen naar jouw leerstijl

zodat: • je weet hoe jij te werk gaat bij het uitvoeren van leertaken • je weet hoe jij leert voor proefwerken • jij en je docent/mentor nog meer inzicht krijgen in jouw leerstijl.

Rapporteren – informatie verzamelen en conclusies trekken – informatie correct formuleren

© 2012 Stichting Consortium Beroepsonderwijs. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd.

Handtekening leerling:

Datum:

Naam leerling:

Handtekening beoordelaar:

Naam beoordelaar:

Functie beoordelaar:

Wegwijzer - Leerprestatie 1 Hoe leer ik? (2011-2012-lp1-vmbo) 

Geef in eigen woorden antwoord op de volgende vragen.

Waar gaat de opdracht/leerprestatie over? Waarop word je beoordeeld bij deze opdracht? Lees de opdracht goed en lees de eisen in de beoordelingslijst. Wat wil je graag leren? Welke competenties staan in de beoordelingslijst? Welke kennis en vaardigheden (kennen en kunnen) en houding heb je nodig om deze opdracht goed te maken?

Wanneer je goed op de hoogte bent wat je wilt doen, dan ga je naar de volgende stap. Doe dit in overleg met je mentor.

Gebruik de 5 W’s bij het plannen van de opdracht • Wat ga je doen? • Waar ga je het doen? • Met wie ga je werken aan deze opdracht?

• Wanneer moet de opdracht af zijn? • Welke hulpmiddelen heb je nodig?

Hieronder staan voorbeelden van hulpvragen per opdracht. Deze kunnen je helpen bij het uitwerken van de planning.

A. De leerstijltest en vergelijking met je klasgenoten • Wat ben je van plan bij deze opdracht?

• Waar ga je de opdracht uitvoeren? • Met wie ga je de opdracht uitvoeren? • Wanneer ga je de leerstijlentest en de PowerPoint maken? Wanneer overleg je met je klasgenoten? • Wanneer lever je de bewijzen in?

B. De collage over je leergeschiedenis • Welke materialen wil je verzamelen en hoe? • Waar ga je deze opdracht uitvoeren?

• Hoe verzamel je informatie en wie heb je daarbij nodig? • Hoe maak je de collage en wat heb je hiervoor nodig? • Wanneer lever je het bewijsstuk in?

2012 Stichting Consortium Beroepsonderwijs. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd.

Wegwijzer - Leerprestatie 1 Hoe leer ik? (2011-2012-lp1-vmbo)

C. Verder onderzoek naar jouw leerstijl • Wat ben je van plan bij deze opdracht? • Waar ga je deze opdracht uitvoeren? • Wanneer ga je deze opdracht uitvoeren? • Wie heb je nodig om deze opdracht te kunnen uitvoeren? • Wanneer lever je het bewijsstuk in?

Overleg eerst met de docent of je planning klopt voordat je doorgaat naar de volgende stap.

• Voer je planning uit. • Houd een logboek bij van je werkzaamheden. • In een logboek staat wat je hebt gedaan, wanneer, waar, hoelang, met wie, de taakverdeling enz. Het logboek is ook handig om te reflecteren. • Schrijf ook op als je je niet hebt gehouden aan de planning. • Waarom heb je dat niet gedaan? Wat gebeurde er toen? Hoe heb je de opdracht weer opgepakt?

• Controleer of je alle onderdelen van de opdracht/leerprestatie hebt gemaakt. • Controleer of alle onderdelen voldoen aan de beoordelingseisen op het beoordelingsformulier.

Je kijkt terug op het maken/uitvoeren van de opdracht.

Schrijf het antwoord op onderstaande vragen op. • Wat heb je geleerd van het maken van de opdracht? • Welke dingen gingen goed? • Welke dingen gingen niet goed?

• Ben je tevreden over het resultaat? Leg je antwoord uit. • Ben je ontevreden over het resultaat? Leg je antwoord uit. • Was het moeilijk om informatie te zoeken, was dit makkelijk of moeilijk en waarom? • Vond je het moeilijk om de informatie te verwerken in goed Nederlands? • Geef aan welke smiley past bij het resultaat van de opdracht en leg uit waarom. • Aan welke leerpunten wil je bij een volgende opdracht werken?

Bijlage: De leerstijlentest - Leerprestatie 1 Hoe leer ik? (2011-2012-lp1-vmbo) 

Bekijk de leerstijlentest. Er zijn negen vragen. Vraag 1 is ‘Ik leer het beste als ik…’ Je kunt kiezen uit vier antwoorden. Het antwoord dat het beste bij jou past geef je 4 punten. Het antwoord dat daarna het beste bij jou past, geef je 3 punten. Het antwoord daarna 2 punten. En het antwoord dat niet (of bijna niet) bij jou past geef je 1 punt. Zet de punten in het hokje naast het antwoord. Geef alle antwoorden punten. Misschien vind je alle antwoorden wel goed. Geef dan toch de beste 4 punten. De andere antwoorden krijgen 3, 2 en 1 punt.

Kolom A

Kolom B

Kolom C

Kolom D

1 Ik leer het beste als ik… Vertrouw op wat ik voel.

Vertrouw op wat ik hoor en zie.

Vertrouw op mijn eigen ideeën.

Ideeën zelf uitprobeer.

2 Als ik stageloop… Voel ik me persoonlijk betrokken.

Bekijk ik iedereen goed.

Wil ik weten wat en hoe ik dingen moet doen.

Wil ik actief bezig zijn.

3 Een klasgenoot vertelt jou haar problemen. Wat doe je? Ik leef erg met haar mee. Ik denk eerst goed na voordat ik haar ga helpen.

Ik vertrouw erop dat ik haar goed kan helpen.

Ik zoek naar praktische oplossingen voor haar.

4 Je mag een nieuw mobieltje kopen. Wat doe je? Ik bekijk allerlei

Ik ga naar de winkel en kies er een uit.

Ik zoek de goedkoopste uit.

Ik bedenk goed wat ik nodig heb en wat ik wil. Dan zoek ik er een uit die is zoals ik wil.

mobieltjes. Ik zoek naar de verschillen ertussen.

5 Je moet een presentatie geven. Wat doe je? Ik zoek klasgenoten die me kunnen helpen. Ik lees eerst goed de opdracht door. 6 Je wilt een MP3-speler kopen. Wat doe je? Ik denk er eerst over

Ik bedenk wat ik wil presenteren en maak een plan.

Ik begin meteen.

Ik ga eerst naar een winkel en bekijk een paar MP3-spelers en vraag wat je er allemaal mee kunt doen.

Ik lees eerst folders en advertenties goed door.

Ik probeer een paar MP3-spelers van mijn vrienden uit.

na. Wat zou en wil ik er allemaal mee kunnen doen.

2012 Stichting Consortium Beroepsonderwijs. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd.

Bijlage: De leerstijlentest - Leerprestatie 1 Hoe leer ik? (2011-2012-lp1-vmbo)

Kolom A

Kolom B

Kolom C

Kolom D

7 Je krijgt een toets. Wat doe je? Ik leer alleen wat ik voor de toets moet weten.

Ik schrijf de belangrijkste dingen op en probeer de verbanden te zoeken.

Ik probeer zo snel mogelijk van het leren af te zijn.

Ik ga niet veel leren, ik weet het meeste wel.

8 Je werkt voor het eerst in het WPS-lokaal. Ik let op wat ik zelf voel en ervaar. Ik kijk goed om mij heen. 9 Je bent werkplekassistent. Hoe is je houding? Ik ga op mijn gevoel af. Ik houd afstand tot mijn klasgenoten.

Ik denk na over wat ik zie.

Ik ben vooral druk bezig.

Ik wil precies weten wat iedereen moet doen. Ik voel mij verantwoordelijk voor wat er gebeurt. Gebaseerd op de leerstijlentest uit de methode PIT.

Heb je overal punten ingevuld? Je hebt 4, 3, 2 of 1 punten gegeven. Tel de punten op die in elke kolom A, B, C, D staan op; dus van boven naar beneden. Let op! Niet alle vragen doen mee.

Vul de punten in.

Totaal

Kolom A

Vraag 1

+ 2

+ 3

+ 6

+ 8

+ 9

Kolom B

Vraag 1

+ 2

+ 3

+ 5

+ 8

+ 9

Kolom C

Vraag 2

+ 3

+ 4

+ 5

+ 6

+ 7

Kolom D

Vraag 1

+ 2

+ 3

+ 6

+ 8

+ 9

Tel de kolommen op.

→ Kolom D + C = _______ punten

Doener

Dromer → Kolom A + B = _______ punten Beslisser → Kolom C + D = _______ punten

→ Kolom B + C = _______ punten

Denker

Je ziet nu hoeveel je van elke leerstijl gebruikt. Waar heb je de meeste punten? Dat is de leerstijl die je het meeste gebruikt.

Mijn leerstijl is ___________________________________________________

Bijlage: De leerstijlentest - Leerprestatie 1 Hoe leer ik? (2011-2012-lp1-vmbo) 

Uitleg van de leerstijlentest

De doener De doener leert door te doen. Hij gaat vaak gelijk aan de slag. Doen wil zeggen: doe maar en we verbeteren het resultaat, net zo lang totdat het lukt. De doener wil nieuwe dingen ervaren en durft risico’s te nemen. Hij houdt ervan om te experimenteren. Hij leunt graag op de informatie van anderen en werkt graag met andere mensen samen. Een doener kan zich gemakkelijk aanpassen aan onverwachte omstandigheden. Soms is een doener ongeduldig. Een doener beleeft wat er gebeurt vooral gevoelsmatig en intens. De dromer De dromer leert eerst door te plannen, erover te dagdromen. Hij overdenkt een probleem eerst rustig. Plannen wil zeggen: maak eerst een plan en voer dan de opdracht uit. De dromer heeft een groot voorstellingsvermogen. Hij bedenkt graag nieuwe ideeën. De dromer is vaak emotioneel, spontaan en fantasierijk. Hij kijkt vooral en let op wat er om hem heen gebeurt. De dromer stelt vooral vragen aan zichzelf. De beslisser De beslisser maakt problemen eenvoudiger. Hij leert door direct te beslissen en te doen. Beslissen wil zeggen: hoe kan dit in de praktijk toegepast worden.

Een beslisser heeft meer belangstelling voor dingen dan voor mensen. Hij is vooral gericht op het praktische nut van dingen.

De beslisser is vooral bezig met en gericht op het eindresultaat. Hij is actief en medeverantwoordelijk voor wat er gebeurt.

De denker De denker gaat stap voor stap te werk. Hij gaat uit van zijn verstand. Hij leert door te bestuderen. Denken wil zeggen: eerst op zoek gaan naar goed geordende informatie en leermiddelen en dan pas aan de slag gaan. De denker heeft meer belangstelling voor ideeën dan voor dingen, laat staan voor mensen. Hij vindt het belangrijk dat de dingen kloppen. De denker kan goed plannen. Hij wil logisch nadenken over de dingen. Hij benadert wat er gebeurt op een verstandelijke manier.

2012 Stichting Consortium Beroepsonderwijs. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd.

Notities

Made with