14ZW3OAFB2

Onderwijsassistent - Serie 2014 14ZW3OAFB2

2 Onderwijsassistent 4 Niveau 4 Fase

Serie 2014 Crebonummer 93500

Onderwijsassistent 4

Niveau 4

Stichting Consortium Beroepsonderwijs Zorg & Welzijn (kwalificatiedossiers 2011, 2012, 2013 of 2014)

Fase 2 Crebonummer 93500

artikelnummer: 14ZW3OAFB2

Colofon

Dit is een uitgave van Stichting Consortium Beroepsonderwijs

Manager Zorg & Welzijn I. Rabelink

Ontwikkelteam Onderwijsassistent A. Liem-Rosekrans (ontwikkelteamleider) F. Magnin M. Toorenburg

Eindredactie A. Brink M. Brok

Ontwerp/DTP H. Aalbersberg R. Bokma appeltje-n grafische ontwerpen

© 2014 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, namelijk elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van Stichting Consortium Beroepsonderwijs. Verantwoording Stichting Consortium Beroepsonderwijs heeft van alle haar bekende rechthebbenden op de in deze publicatie opgenomen teksten en afbeeldingen toestemming gekregen om deze te gebruiken.

www.consortiumbo.nl

Inhoud

Beroepsprestatie 2.1

4

Thematisch onderwijs (2014-oa-4-bp 2.1)

Beroepsprestatie 2.2

14

Assisteren bij een activiteit en een evenement (2014-oa-4-bp 2.2)

Beroepsprestatie 2.3

22

Individuele didactische begeleiding (2014-oa-4-bp 2.3)

Beroepsprestatie 2.4 Begeleiden van kleine groepen (2014-oa-4-bp 2.4)

30

Voortgangsgesprek

40

(2014-oa-4-vg)

* Daar waar zij staat, wordt ook hij bedoeld en omgekeerd. * Waar leerling staat, kan ook worden gelezen: kind, cursist, student, deelnemer of de meervoudsvorm hiervan. * Waar leraar staat, kan ook worden gelezen: docent of de meervoudsvorm hiervan.

* Waar school staat, wordt het werkveld van de student bedoeld. * Waar opleiding staat, wordt de opleiding van de student bedoeld.

Beroepsprestatie 2.1 Thematisch onderwijs (2014-oa-4-bp 2.1)

Werkprocessen met de competenties van deze beroepsprestatie Competenties die bij het werkproces horen 1.2 Bereidt de uitvoering van programmaonderdelen voor L Materialen en middelen inzetten Titel van het werkproces

Nummer van het werkproces

T Instructies en procedures opvolgen

1.4 Begeleidt de leerlingen/deelnemers bij de uitvoering van programmaonderdelen

C Begeleiden

D Aandacht en begrip tonen

F Ethisch en integer handelen

K Vakdeskundigheid toepassen

U Omgaan met verandering en aanpassen V Met druk en tegenslag omgaan

4

Zorg & Welzijn serie 2014

2.2 Assisteert bij het organiseren van activiteiten

N Onderzoeken

Q Plannen en organiseren

2.3 Voert administratieve taken uit

T Instructies en procedures opvolgen

W Gedrevenheid en ambitie tonen

3.3 Stemt de werkzaamheden af

E Samenwerken en overleggen

Q Plannen en organiseren

V Met druk en tegenslag omgaan

1

Oriënteren

Typering van deze beroepsprestatie Iedere school werkt met thema’s. Bij de ene school gebeurt dat enkele keren per jaar, bij de andere school bestaat het hele onderwijs uit thema’s. Je kunt in het laatste geval zelfs zeggen dat elke les een thema heeft. Het doel van thematisch onderwijs wisselt per school en per onderwijssituatie. In deze beroepsprestatie staat het thematisch werken centraal. Om een thema zo effectief mogelijk in te zetten is het belangrijk dat je eerst goed nadenkt over de aard van het thema en het doel dat je wilt bereiken. Daarbij ga je uit van de beginsituatie van de leerling en sluit je aan op verworven kennis, vaardigheden en houding. Ook het vastleggen van wat je gaat doen en hoe je dat aanpakt, zijn belangrijke stappen in de voorbereiding en afstemming met je collega’s. Een goed begin is immers het halve werk. Jij als onderwijsassistent kunt heel goed ondersteunen bij de voorbereiding en de uitvoering van het thema. Je doet voorstellen voor het thema, bereidt voor, werkt onderdelen uit, zoekt materialen en middelen en je geeft ondersteuning bij de uitvoering en de afronding. Het werken met thema’s is uitdagend, leerzaam en erg leuk! Het wordt lente. Op basisschool ‘De Vlinder’ is een werkgroepoverleg georganiseerd om het thema lente voor te bereiden. In dit overleg legt Fenna, de onderwijsassistente, uit wat haar ideeën zijn. “Het lijkt me leuk om de hele school in dezelfde stijl te versieren. In de onderbouw maken we in elke klas een lentetafel en passen we de ‘huishoek’, de ‘bouwhoek’, de ‘leeshoek’ en de ‘knutselhoek’ aan het thema lente aan. Ik heb in de bieb boeken over dit onderwerp gereserveerd. In de bovenbouw kunnen we een aantal themalessen over dit seizoen doen. Ik dacht aan een combinatie met techniek, handvaardigheid en begrijpend lezen. Verder kunnen we de leerlingen een werkstuk laten maken over de lente.” De collega’s van Fenna zijn enthousiast. Samen met Ed, de leerkracht van groep 7, maakt ze een plan voor het thema. Ze bespreken het plan in de werkgroep. Hierna worden de taken verdeeld. Fenna zal de bovenbouw voor haar rekening nemen. Ze zorgt voor een gastspreker die een themales verzorgt. In de buurt woont een meneer die zich als hobby met vlinders bezighoudt. Hij komt hierover vertellen. Zijn verhaal stemt hij af op de verschillende groepen, zodat het voor iedereen interessant is. Dit past niet alleen goed bij het thema lente maar ook bij de naam van de school! Voorbeeld PO/SO:

Voorbeeld (v)mbo:

Türkan is onderwijsassistente op het Rubens College. Zij ondersteunt bij verschillende vakken in de onderbouw van het vmbo. Tijdens het onderbouwoverleg brengt zij het volgende in: “Onder de jeugd wordt geëxperimenteerd met alcohol en (soft)drugs. Op het schoolplein praten leerlingen hier veel over. Ik vind het belangrijk om daar als school op in te haken.” Haar collega’s zijn dit met haar eens.

5

Fase 2

Onderwijsassistent 4

Er wordt besloten om de themaweek te organiseren met als thema: ’jouw gezondheid‘. Iedere leerkracht doet een voorstel over wat er gedaan kan worden tijdens hun eigen les. Türkan werkt al deze voorstellen uit in een plan. Het team is enthousiast, de taken zijn duidelijk; de themaweek gaat van start. Bij maatschappijleer discussiëren leerlingen met elkaar over het gebruik van alcohol en drugs en wat verslaving aan deze middelen inhoudt. Bij handvaardigheid gaan ze aan de slag met het ontwerpen van posters over een gezond leefpatroon. Tijdens Nederlands werken de studenten aan een betoog waarin zij hun mening beargumenteren over een (on) gezonde leefstijl. Bij wiskunde berekenen ze de percentages en promillages in het lichaam bij gebruik van bepaalde verslavende middelen. De gymzaal is ingericht als bioscoop. Hier kijken leerlingen naar aanspre- kende films en documentaires over een gezonde en ongezonde leefstijl. Türkan ondersteunt bij een aantal lessen. Tevens richt zij in het Open Leer Centrum (OLC) een themahoek in. Ze heeft hiervoor het voedingscentrum benaderd en in de bibliotheek heeft ze boeken verzameld. De leerlingen vullen deze hoek aan met materiaal waarvan zij denken dat het bij het thema hoort.

2

Plannen

Overleg met je begeleider over je POP en de voorwaarden voor het uitvoeren van de opdrachten in de beroepsprestatie. Bekijk de resultaten en de voortgangsbeoordelingslijst. Maak vervolgens je PAP. Leg een inleverdatum voor de resultaten vast.

Stap 1 en 2 van de Wegwijzer zijn aangetoond.

De moeilijkheidsgraad

De mate van complexiteit van de beroepssituatie

De mate van zelfsturing

De mate van verantwoordelijkheid voor

{ { gesloten context

{ { geleid

3 3 uitvoeren van het eigen takenpakket

3 3 open context

3 3 begeleid

3 3 jouw samenwerking met collega’s

{ { complexe context

{ { zelfstandig*

{ { de hele zorg- en begeleidingscyclus

{ { aansturen van collega’s op hetzelfde of lager niveau

* zelfstandig is niet van toepassing omdat de beroepsprestatie ontwikkelgericht is

Het gewenste resultaat van deze beroepsprestatie Je hebt als onderwijsassistent een actieve rol gespeeld in het bedenken, organiseren en uitvoeren van een thema in je eigen klas of voor de gehele school samen met de leerkracht of het team van de school. Daarbij heb je bij verschillende programmaonderdelen het thema met de kinderen vormgegeven en naderhand geëvalueerd.

6

Zorg & Welzijn serie 2014

3

Uitvoeren

De competenties uit deze beroepsprestatie worden beoordeeld met behulp van de voortgangsbeoordelingslijst. De beoordelingsvormen zijn: gedragsbeoordeling en/of specifieke bewijsstukken. Maak hierover afspraken met je begeleider(s).

Opdrachten

A. Het voorbereiden van een thema Kies in overleg met je begeleider een thema. Overleg bij welke programmaonderdelen je gaat ondersteunen. Elk onderdeel komt uit een ander vakgebied. Denk bijvoorbeeld aan de vakgebieden: taal, rekenen, handvaardigheid, verkeer, maatschappijleer. In het plan werk je de volgende vragen uit: • Wat is het doel van het thema, wat wil je bereiken? • Wat wil je bereiken met de verschillende programmaonderdelen? • Aan welke afspraken en geldende procedures moet jij je houden? • Hoe ziet de opbouw van de verschillende onderdelen eruit? • Wat zijn jouw taken precies? Beschrijf specifiek wat je gaat doen en op welke manier. • Welke materialen en middelen gebruik je bij de verschillende programmaonderdelen? Leg ook uit waarom je deze gebruikt.

Je bespreekt het plan met je praktijkbegeleider. Pas het plan op basis van de feedback aan.

Plan van aanpak WP 1.2: L, T en WP 2.2: N, Q

B. Uitvoeren en evalueren van het thema Je voert het thema uit. Na elk onderdeel waarbij je hebt geassisteerd, evalueer je met je begeleider. Leg de feedback van je begeleider en van jezelf schriftelijk vast. Om de evaluatie te ondersteunen kun je foto’s en werk van leerlingen toevoegen. Vraag hiervoor toestemming aan de betreffende leerlingen.

Gedragsbeoordeling WP 1.4: C, D, F, K, U, V Verslag van de uitvoering en de evaluatie WP 2.3: T, W en WP 3.3: E, Q, V

Bewijsstukken

Lever de volgende bewijsstukken aan: • Volledig ingevulde voortgangsbeoordelingslijst • Het plan van aanpak • Verslag van de uitvoering en de evaluatie

7

Fase 2

Onderwijsassistent 4

4/5 Controleren/Evalueren

Deze stappen zijn onderdeel van de voortgangsbeoordelingslijst.

Voortgangsbeoordelingslijst

Beroepsprestatie 2.1 Thematisch onderwijs (2014-oa-4-bp 2.1) Opleiding Onderwijsassistent 4

Naam student:

Cohort:

G : Goed V : Voldoende O : Onvoldoende

Beoordelingscriteria

Werkproces 1.2 Bereidt de uitvoering van programma onderdelen voor

Bewijsstuk Plan van aanpak voor een thema Competenties De student:

G V O

L Materialen en middelen inzetten kiest geschikte materialen en middelen voor de programmaonderdelen binnen het thema

  

gaat kostenbewust en efficiënt te werk gaat

  

T Instructies en procedures opvolgen voert de voorbereiding uit volgens de instructies van de leraar

  

voert de voorbereiding uit op basis van gemaakte afspraken en geldende procedures

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

8

Zorg & Welzijn serie 2014

Werkproces 2.2 Assisteert bij het organiseren van activiteiten

Bewijsstuk Plan van aanpak Competenties

De student:

G V O

N Onderzoeken

verzamelt informatie over de mogelijkheden voor het organiseren van een evenement met behulp van diverse bronnen verzamelt relevante informatie over de doelgroep inventariseert de beschikbare materialen en middelen plant en regelt systematisch de voorbereiding van activiteiten

  

  

  

Q Plannen en organiseren

  

deelt de tijd efficiënt en effectief in

  

houdt rekening met de mogelijkheden, omstandigheden, beschikbare tijd en afspraken

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

9

Fase 2

Onderwijsassistent 4

Werkproces 1.4 Begeleidt leerlingen/deelnemers bij de uitvoering van programmaonderdelen

Gedragsbeoordeling Competenties

De student:

G V O

C Begeleiden

stimuleert leerlingen om kritisch naar zichzelf te kijken daagt leerlingen uit om zelf naar oplossingen te zoeken motiveert leerlingen om hun best te doen en uitdagingen aan te gaan toont zich betrokken en luistert naar de leervragen van leerlingen geeft aandacht aan de zorg waar de leerling om vraagt handelt consequent binnen de geldende regels en afspraken in de school/klas houdt zich aan de gemaakte afspraken over de begeleiding van de leerlingen handelt vanuit het principe van gelijkheid in onderwijs schakelt snel tussen de individuele leerlingen en de groep reageert flexibel op veranderingen in de leerbehoefte van de groep of van de individuele leerling communiceert helder en duidelijk naar de leerlingen, ook in onduidelijke en onzekere situaties handelt met respect voor de eigenheid van de leerlingen qua leerstijl en leerbehoefte biedt de leerling de gewenste ondersteuning

  

  

  

D Aandacht en begrip tonen

  

  

  

F Ethisch en integer handelen

  

  

  

K Vakdeskundigheid toepassen

  

U Omgaan met verandering en aanpassen

  

  

  

past de begeleiding aan aan de individuele behoeften van de leerling

  

V Met druk en tegenslag omgaan

kan omgaan met eigen gevoelens en emoties gericht op de begeleiding van de leerlingen

  

heeft controle over eigen gevoelens en emoties

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

10

Zorg & Welzijn serie 2014

Werkproces 2.3. Voert administratieve taken uit

Bewijsstuk Verslag van de uitvoering en de evaluatie Competenties De student:

G V O

T Instructies en procedures opvolgen volgt instructies en aanwijzingen met betrekking tot administratieve werkzaamheden op

  

houdt zich aan voorgeschreven (werk)procedures

  

toont aan administratieve gegevens te kunnen verwerken

  

W Gedrevenheid en ambitie tonen toont aan dat zij proactief en gedreven haar werkzaamheden uitvoert

  

(vraagt uit zichzelf of er nog iets gedaan kan worden) biedt uit zichzelf haar hulp aan

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Werkproces 3.3 Stemt de werkzaamheden af

Bewijsstuk Verslag van de uitvoering en de evaluatie Competenties De student:

G V O

E Samenwerken en overleggen

stemt de werkzaamheden af met de collega’s

  

bespreekt werkzaamheden die door haar worden uitgevoerd en stelt verbeterpunten ter discussie houdt rekening met de haalbaarheid van haar werkzaamheden als onderwijsassistent geeft aan waar de grenzen en knelpunten liggen met betrekking tot de werkzaamheden denkt mee over oplossingen om werkzaamheden te verdelen

  

Q Plannen en organiseren

  

V Met druk en tegenslag omgaan

  

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

11

Fase 2

Onderwijsassistent 4

Afspraken met betrekking tot acties die de student gaat ondernemen om zichzelf verder te ontwikkelen (POP/PAP)

Beoordeling beroepsprestatie 2.1 Thematisch onderwijs (s.v.p. aankruisen wat van toepassing is)  G oed aangetoond

 V oldoende aangetoond  O nvoldoende aangetoond

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling:  BPV

 Opleiding

Datum:

Handtekening:

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling:  BPV

 Opleiding

Datum:

Handtekening:

12

Zorg & Welzijn serie 2014

13

Fase 2

Onderwijsassistent 4

Beroepsprestatie 2.2 Assisteren bij een activiteit en een evenement (2014-oa-4-bp 2.2)

Werkprocessen met de competenties van deze beroepsprestatie

Nummer van het werkproces

Titel van het werkproces

Competenties die bij het werkproces horen

2.2 Assisteert bij het organiseren van activiteiten

N Onderzoeken

Q Plannen en organiseren

14

Zorg & Welzijn serie 2014

2.4 Houdt toezicht en begeleidt buiten het primaire proces

A Beslissen en activiteiten initiëren

B Aansturen

C Begeleiden

D Aandacht en begrip tonen

F Ethisch en integer handelen

T Instructies en procedures opvolgen

U Omgaan met verandering en aanpassen

1

Oriënteren

Typering van deze beroepsprestatie Als onderwijsassistent help je bij het organiseren van allerlei activiteiten binnen en buiten de school. Hier ligt een uitdaging voor je want deze activiteiten overstijgen het normale lesrooster en vereisen veel organisatietalent. Bij binnenschoolse activiteiten kun je denken aan een ouderavond, kerstmarkt, carnavalsviering, sportdag of het nationale schoolontbijt. Voorbeelden van buitenschoolse activiteiten zijn een dagtrip naar attracties en dierenparken, een schoolkamp, zeilkamp of excursies naar Parijs, Londen of Rome. Het doel hierbij is om leerlingen en team op een andere manier met elkaar te laten kennismaken, samenwerken, leren en plezier te hebben. Wat maakt zo’n evenement tot die onvergetelijke ervaring? Leerlingen verheugen zich vaak op deze dagen. Helaas is het niet altijd voor iedereen een leuke ervaring. Het kan voorkomen dat een leerling niet mee mag op kamp en door zijn klasgenoten wordt gemist of dat er een leerling is die last van heimwee heeft. De leerlingen zijn langer bij elkaar dan tijdens gewone schooldagen en dit kan leiden tot meningsverschillen en conflicten. Dit zijn maar enkele voorbeelden van minder leuke gebeurtenissen die tijdens een evenement kunnen voorkomen, en die een extra beroep doen op jouw begeleidingscapaciteiten. Een evenement bereid je vaak voor in een kleine werkgroep. Zaken die zijn afgesproken spreek je hierna door met het team. Jouw inzet en creativiteit zijn daarbij van belang. Verder is het belangrijk dat je beschikt over onderzoeksvaardigheden waardoor je nagaat welke activiteiten het beste aansluiten bij de leerlingen. Ook netwerken en samenwerken zijn essentieel bij het organiseren van evenementen.

15

Fase 2

Onderwijsassistent 4

Voorbeeld PO/SO:

Fleur: “Over een paar weken is het dierendag, doen jullie daar iets aan? Ik zou graag een leuke dierendag- middag willen organiseren als dat kan en mag.” Femke, de praktijkbegeleider van Fleur en juf van groep 3, reageert positief. Fleur gaat op zoek naar allerlei activiteiten die te maken hebben met dierendag en maakt een opzet voor een programma. Twee weken later bespreekt ze haar plannen met Femke: “Ik wil in de middag graag vier verschillende activiteiten plannen. De kinderen kunnen geschminkt worden als dier, een groep kan dieren gaan schilderen op een groot A3 papier, er is een video van ‘Huisje Boompje Beestje’ over dierendag en kinderen kunnen een quiz doen over dieren.” Femke bekijkt de uitwerkingen van Fleur. “Dit ziet er goed uit, maar ik denk dat we hierbij wel wat hulp kunnen gebruiken.” Ze spreken af dat Fleur de klassenmoeder zal benaderen om vier hulpmoeders of -vaders te vragen om te komen helpen. “Beste leerlingen van groep 2C, Volgende week is het dan zover en organiseren we ons jaarlijks dagje uit. Dit keer gaan we naar Den Haag waar we ‘s ochtends het Binnenhof verkennen en een echt debat bijwonen. Daarna gaan we op de fiets naar het sportstrand van Nederland. Na de prijsuitreiking van dit sportieve gedeelte maken we ter afsluiting een leuke groepsfoto en genieten we van een heerlijke Beach BBQ. Rond 22:00 uur arriveren we weer op school. We verzamelen om 7:30 uur op school. Zorg dat je op tijd bent. Samen maken we er een mooie dag van…” Een evenement organiseren is een echte topprestatie! Zeker als meerdere klassen hieraan deelnemen. Behalve dat het leuk en leerzaam is, speelt de veiligheid ook een belangrijke rol. Een geslaagd evenement is een topprestatie die een team gezamenlijk levert. Na vaak vele vergaderingen en veel geregel, is het moment daar. Eerst is met elkaar afgesproken wat de bedoeling is. Wat gaan we doen? Hoe gaan we dat plannen? Wie doet wat? Wat zijn de kosten? Daarna worden draaiboeken gemaakt, instructies gegeven en opdrachten uitgevoerd. Deze beroepsprestatie gaat over jouw rol als onderwijsassistent daarin. Voorbeeld (v)mbo:

16

Zorg & Welzijn serie 2014

2

Plannen

Overleg met je begeleider over je POP en de voorwaarden voor het uitvoeren van de opdrachten in de beroepsprestatie. Bekijk de resultaten en de voortgangsbeoordelingslijst. Maak vervolgens je PAP. Leg een inleverdatum voor de resultaten vast.

Stap 1 en 2 van de Wegwijzer zijn aangetoond.

De moeilijkheidsgraad

De mate van complexiteit van de beroepssituatie

De mate van zelfsturing

De mate van verantwoordelijkheid voor

{ { gesloten context

{ { geleid

3 3 uitvoeren van het eigen takenpakket

3 3 open context

3 3 begeleid

3 3 jouw samenwerking met collega’s

{ { complexe context

{ { zelfstandig*

{ { de hele zorg- en begeleidingscyclus

{ { aansturen van collega’s op hetzelfde of lager niveau

* zelfstandig is niet van toepassing omdat de beroepsprestatie ontwikkelgericht is

Het gewenste resultaat van deze beroepsprestatie

Door jouw ondersteuning bij de organisatie van het evenement heb je bijgedragen aan een goed verloop van de activiteiten.

17

Fase 2

Onderwijsassistent 4

3

Uitvoeren

De competenties uit deze beroepsprestatie worden beoordeeld met behulp van de voortgangsbeoordelingslijst. De beoordelingsvormen zijn: gedragsbeoordeling en/of specifieke bewijsstukken. Maak hierover afspraken met je begeleider(s).

Opdrachten

A. Het maken van een draaiboek van een evenement met activiteiten Samen met je praktijkbegeleider of het team maak je afspraken over de planning en de organisatie van een evenement met activiteiten waarbij jij assisteert. Neem zelf initiatief en kom met ideeën waar jouw bijdrage uit kan bestaan. Bekijk bestaande draaiboeken. Kies er één uit. Beschrijf het evenement en de activiteit die jij gaat uitvoeren. Wat zijn je taken en op welke manier voer je deze uit. Wie doet wat, waar en wanneer.

Een draaiboek van een evenement WP 2.2: N

B. Meehelpen bij het organiseren van een evenement Je organiseert met collega’s in teamverband een evenement. Zorg ervoor dat één activiteit binnen het evenement voor jouw rekening komt.

Gedragsbeoordeling WP 2.2: Q

C. Begeleiden bij de uitvoering van de activiteit tijdens het evenement Je begeleidt een groepje leerlingen bij jouw activiteit uit opdracht B. Belangrijke punten die je in de begeleiding van een groepje toepast zijn o.a.: • een open communicatie • het bevorderen van een veilige, respectvolle en positieve sfeer • ondersteuning bieden bij de uitvoering van een onderdeel of activiteit

• het inspelen op individuele begeleidingsbehoeften • het bemiddelen bij meningsverschillen of conflicten • een proactieve houding

Gedragsbeoordeling WP 2.4: B, C, D

Na de uitvoering van het evenement maak je een verslag over het evenement met jouw bijdrage aan de voorbereiding, hoe je de taken hebt uitgevoerd en hoe de begeleiding van jouw activiteit is gegaan.

Verslag over het evenement WP 2.4: A, F, T, U

Bewijsstukken

Lever de volgende bewijsstukken aan: • Volledig ingevulde voortgangsbeoordelingslijst • Een draaiboek van het evenement • Verslag over het evenement

18

Zorg & Welzijn serie 2014

4/5 Controleren/Evalueren

Deze stappen zijn onderdeel van de voortgangsbeoordelingslijst.

Voortgangsbeoordelingslijst

Beroepsprestatie 2.2 Assisteren bij een activiteit en een evenement (2014-oa-4-bp 2.2) Opleiding Onderwijsassistent 4

Naam student:

Cohort:

G : Goed V : Voldoende O : Onvoldoende

Beoordelingscriteria

Werkproces 2.2 Assisteert bij het organiseren van activiteiten

Bewijsstuk Draaiboek van een evenement Competenties De student:

G V O

N Onderzoeken

onderzoekt en verzamelt de mogelijkheden voor het organiseren van een evenement

  

stemt de activiteiten af op de doelgroep

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Werkproces 2.2 Assisteert bij het organiseren van activiteiten

Gedragsbeoordeling Competenties

De student:

G V O

Q Plannen en organiseren

plant en regelt systematisch de activiteiten voor het evenement

  

deelt de tijd efficiënt en effectief in

  

houdt rekening met mogelijkheden en omstandigheden waarbinnen de activiteiten worden georganiseerd

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

19

Fase 2

Onderwijsassistent 4

Werkproces 2.4 Houdt toezicht en begeleidt buiten het primaire proces

Gedragsbeoordeling

Competenties

De student:

G V O

B Aansturen

toont overwicht op de leerlingen

  

C Begeleiden

spreekt de leerlingen op een positieve manier aan op hun gedrag

  

laat voorbeeldgedrag zien

  

D Aandacht en begrip tonen

luistert naar de leerlingen

  

toont belangstelling voor hun ideeën en standpunten

  

bespreekt problemen en vragen met de leerlingen

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Werkproces 2.4 Houdt toezicht en begeleidt buiten het primaire proces

Bewijsstuk Verslag over het evenement

Competenties

De student:

G V O

A Beslissen en activiteiten initiëren neemt op eigen initiatief pedagogische beslissingen, binnen de verantwoordelijkheid van haar functie

  

treedt waar nodig handelend op bij incidenten tussen leerlingen richt haar handelen op een goed verloop van de activiteit/het evenement hanteert consequent de voor de school geldende waarden en normen bij het toezicht houden

  

  

F Ethisch en integer handelen

  

respecteert vertrouwelijkheid van de leerlingen

  

behandelt de leerlingen rechtvaardig

  

neemt de leerling serieus

  

T Instructies en procedures opvolgen houdt in ongestructureerde situaties toezicht op de veiligheid van de leerlingen

  

U Omgaan met verandering en aanpassen

handelt consequent en zelfverzekerd tijdens onduidelijke situaties houdt rekening met de verschillen tussen de leerlingen (achtergrond en cultuur) behandelt leerlingen met respect voor hun eigenheid

  

  

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

20

Zorg & Welzijn serie 2014

Afspraken met betrekking tot acties die de student gaat ondernemen om zichzelf verder te ontwikkelen (POP/PAP)

Beoordeling beroepsprestatie 2.2 Assisteren bij een activiteit en een evenement (s.v.p. aankruisen wat van toepassing is)  G oed aangetoond

 V oldoende aangetoond  O nvoldoende aangetoond

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling:  BPV

 Opleiding

Datum:

Handtekening:

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling:  BPV

 Opleiding

Datum:

Handtekening:

21

Fase 2

Onderwijsassistent 4

Beroepsprestatie 2.3 Individuele didactische begeleiding (2014-oa-bp 2.3)

Werkprocessen met de competenties van deze beroepsprestatie Competenties die bij het werkproces horen 1.2 Bereidt de uitvoering van programmaonderdelen voor L Materialen en middelen inzetten Titel van het werkproces

Nummer van het werkproces

T Instructies en procedures opvolgen

1.3 Assisteert bij de uitvoering van programmaonderdelen

A Beslissen en activiteiten initiëren

B Aansturen

K Vakdeskundigheid toepassen

L Materialen en middelen inzetten

T Instructies en procedures opvolgen

22

Zorg & Welzijn serie 2014

2.1 Voert werkzaamheden uit t.b.v. het primaire proces

L Materialen en middelen inzetten

S Kwaliteit leveren

1

Oriënteren

Typering van deze beroepsprestatie Bij reguliere basisscholen ligt de groepsgrootte vaak boven de 25 leerlingen. Binnen het speciaal onderwijs zijn de groepen kleiner en is het onderwijs beter afgestemd op de individuele leerling. De verschillen tussen leerlingen zijn toegenomen. Je kunt hierbij denken aan niveauverschillen, maar ook qua gedrag zijn de verschillen vaak groot. Desondanks blijft het belangrijk dat de leerinhoud en de leerling centraal staan in het onderwijs. Hoe combineer je dit op een verantwoorde manier? Allemaal dezelfde les en toch rekening houden met de onderlinge verschillen tussen leerlingen. De overheid noemt dat: Passend onderwijs . Het passend onderwijs wordt momenteel ingevoerd zodat zoveel mogelijk leerlingen samen naar school gaan binnen het reguliere onderwijs. De leerkracht signaleert welke behoeften iedere leerling heeft en wat dit betekent voor de didactische begeleiding. Hierbij is jouw inbreng als onderwijsassistent van groot belang. Hoe geef je dit samen met de leerkracht vorm in de lessen en wat is daarin jouw specifieke rol? Meester Bart heeft drie taarten meegenomen voor groep 6 van de basisschool ‘Op Weg’. Samen met de klas bekijkt hij hoe hij deze taarten over iedereen kan verdelen. Hij toont een taart op het SMART-board. Na geoefend te hebben met diverse taarten en verschillende aantallen kinderen, worden de echte taarten eerlijk verdeeld onder de leerlingen. Juf Kübra, de onderwijsassistent, heeft van tevoren bordjes, servetjes en vorkjes klaargezet en ze helpt mee met uitdelen. Na het taart eten zet meester Bart de leerlingen aan het werk met rekensommen en loopt ondertussen langs de tafeltjes om te kijken of het allemaal lukt. Juf Kübra loopt ook rond, ze helpt de leerlingen met vragen en observeert tussendoor hoe de kinderen aan het werk zijn. Ze ziet dat Burak, Aisha, Wendy en Bas de opdracht erg moeilijk vinden. Ze hebben nog geen som gemaakt. Juf Kübra vraagt ze alle vier bij haar te komen zitten aan de tafel achter in de klas. Daar heeft ze uit karton een aantal ronde vormen geknipt. Met behulp van de papieren taarten legt ze nogmaals de sommen aan de kinderen uit en maken ze samen de eerste vier sommen. Ze zegt: ”Probeer nu eens zelf de volgende vijf sommen te maken terwijl ik andere kinderen ga helpen.. Over tien minuten kom ik terug en dan kijken we ze samen na.” In de pauze spreken Bart en Kübra de les na. “Zo’n goede voorbereiding is wel handig,” zegt Kübra, “ik wist precies wat we gingen doen en hoe we dat zouden doen. Zo verliep de les erg vlot en snapten de meeste leerlingen de lesstof.” “Juist,” zegt Bart, “en fijn dat jij snel door had wie er moeite hadden met de sommen en hen meteen goed kon helpen. In de volgende les kan je Burak, Aisha, Wendy en Bas meteen na de instructie weer bij elkaar zetten en de opdracht bespreken. Ik verwacht dat ze nog wel wat extra begeleiding kunnen gebruiken.” Voorbeeld PO / SO:

23

Fase 2

Onderwijsassistent 4

Voorbeeld (v)mbo:

Vera loopt stage bij Rosita op het Commanderij College. Rosita is lerares Nederlands en Vera heeft met haar afgesproken dat zij Rosita zal ondersteunen bij de lessen Nederlands. Vera: “Op het lesschema heb ik gezien dat we volgende week een les hebben over werkwoordspelling. Wij hebben dit pas nog op school gehad en ik heb voor mijn toetsen goed gescoord. Ik wil je graag helpen bij deze les.” “Prima, lijkt me een goed plan,” zegt Rosita. Samen spreken ze de les door en Vera maakt hier een didactische analyse van. “Ik gebruik altijd het didactische analysemodel van Van Gelder, dat hebben we op school gehad.” Wat goed van haar om uit zichzelf de theorie erbij te betrekken, denkt Rosita. Rosita heeft zojuist de leerlingen van 1B instructie gegeven over de werkwoordspelling en de leerlingen gaan aan de slag met hun werk. Vera loopt, zoals afgesproken, de eerste vijf minuten door de klas om de leerlingen op weg te helpen en vragen te beantwoorden. Ze merkt dat Djenny erg veel moeite heeft met de opdracht. Vera loopt naar Rosita en fluistert: “Djenny heeft het volgens mij nog niet helemaal begrepen, ze lijkt maar wat in de vullen want ongeveer de helft van haar antwoorden is fout. Ik neem haar even apart.” Vera loopt naar Djenny en gaat bij haar zitten. “Ik wil graag een aantal zinnen samen met je maken,” zegt Vera. Djenny kijkt even op en glimlacht. “Fijn,” zegt ze, ”ik snap er helemaal niets van.” Samen doorlopen ze de zinnen en Vera heeft snel door waar de fout zit. Ze pakt een stroomschema en ze gaan zin voor zin volgens het stroomschema te werk. Aan het eind van de les zegt Djenny: “Fijn juf, ik snap het nu al veel beter, je moet gewoon de juiste stappen zetten!”

24

Zorg & Welzijn serie 2014

2

Plannen

Overleg met je begeleider over je POP en de voorwaarden voor het uitvoeren van de opdrachten in de beroepsprestatie. Bekijk de resultaten en de voortgangsbeoordelingslijst. Maak vervolgens je PAP. Leg een inleverdatum voor de resultaten vast.

Stap 1 en 2 van de Wegwijzer zijn aangetoond.

De moeilijkheidsgraad

De mate van complexiteit van de beroepssituatie

De mate van zelfsturing

De mate van verantwoordelijkheid voor

{ { gesloten context

{ { geleid

3 3 uitvoeren van het eigen takenpakket

{ { open context

3 3 begeleid

3 3 jouw samenwerking met collega’s

3 3 complexe context

{ { zelfstandig*

{ { de hele zorg- en begeleidingscyclus

{ { aansturen van collega’s op hetzelfde of lager niveau

* zelfstandig is niet van toepassing omdat de beroepsprestatie ontwikkelgericht is

Het gewenste resultaat van deze beroepsprestatie De bedoeling van deze beroepsprestatie is dat je leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben goed voorbereid gaat begeleiden, zodat zij vakken zoals Nederlands, Engels, rekenen/wiskunde of wereldoriëntatie beter gaan begrijpen.

25

Fase 2

Onderwijsassistent 4

3

Uitvoeren

De competenties uit deze beroepsprestatie worden beoordeeld met behulp van de voortgangsbeoordelingslijst. De beoordelingsvormen zijn: gedragsbeoordeling en/of specifieke bewijsstukken. Maak hierover afspraken met je begeleider(s).

Opdrachten

A. Didactische analyse Je bespreekt met de leerkracht bij welke lessen je leerlingen individueel gaat ondersteunen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan: Nederlands, Engels, rekenen/wiskunde en wereldoriëntatie. Je stelt vast wat de beginsituatie is en wat je wilt bereiken (het doel) binnen de beschikbare tijd. Je bedenkt ook welke materialen en middelen je nodig hebt en welke didactische werkvorm je gaat gebruiken. Bereid je lessen schriftelijk goed voor volgens het didactische analysemodel. Zorg dat je duidelijke afspraken maakt met de leerkracht over de taken: wie geeft de klassikale instructie; welke leerlingen krijgen individuele begeleiding; welke lesmaterialen worden ingezet?

Bespreek je schriftelijke uitwerking met de leerkracht en verwerk de feedback.

Lesvoorbereidingen volgens didactische analysemodel WP 1.2: L, T

B. Uitvoeren en evalueren van de lessen volgens de didactische analyse Je assisteert bij de lessen die je in opdracht A. hebt voorbereid. De nadruk ligt hierbij op de didactische begeleiding van individuele leerlingen. Na elke les evalueer je de voorbereiding en de uitvoering met de leerkracht. Wat ging er goed, wat ging er minder goed en wat zou je anders doen en waarom?

Gedragsbeoordeling WP 1.3: A, B, K, L, T Bewijs van uitvoering en evaluatie van de lessen WP 2.1: L, S

Bewijsstukken

Lever de volgende bewijsstukken aan: • Volledig ingevulde voortgangsbeoordelingslijst • Lesvoorbereidingen volgens didactische analysemodel • Bewijs van de uitvoering en evaluatie van de lessen

26

Zorg & Welzijn serie 2014

4/5 Controleren/Evalueren

Deze stappen zijn onderdeel van de voortgangsbeoordelingslijst.

Voortgangsbeoordelingslijst

Beroepsprestatie 2.3 Individuele didactische begeleiding (2014-oa-4-bp 2.3) Opleiding Onderwijsassistent 4

Naam student:

Cohort:

G : Goed V : Voldoende O : Onvoldoende

Beoordelingscriteria

Werkproces 1.2 Bereidt de uitvoering van programma onderdelen voor

Bewijsstuk Lesvoorbereidingen volgens didactische analysemodel Competenties De student:

G V O

L Materialen en middelen inzetten kiest de juiste materialen en middelen die nodig zijn

  

gaat kostenbewust en efficiënt te werk

  

T Instructies en procedures opvolgen voert de voorbereidingen uit volgens de instructies van de leraar

  

bereidt zich voor op de lesondersteuning op basis van gemaakte afspraken en geldende procedures

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Werkproces 1.3 Assisteert bij de uitvoering van programmaonderdelen

Gedragsbeoordeling Competenties

De student:

G V O

A Beslissen en activiteiten initiëren neemt tijdens het geven van de ondersteuning binnen de gestelde kaders, op tijd de nodige eenvoudige didactische beslissingen

  

B Aansturen

geeft de leerlingen heldere en duidelijke instructies en hanteert daarbij het juiste tempo en een logische volgorde controleert of de leerlingen de uitleg begrepen hebben

  

  

27

Fase 2

Onderwijsassistent 4

K Vakdeskundigheid toepassen

overziet een groepje leerlingen

  

heeft oog voor de individuele leerlingen

  

associeert vlot tijdens het geven van uitleg en instructie stimuleert de leerlingen tot efficiënt en kostenbewust gebruik van materialen en middelen

  

  

T Instructies en procedures opvolgen hanteert de veiligheidsregels en ziet er op toe dat ook de leerlingen de veiligheidsregels toepassen

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

Werkproces 2.1 Voert werkzaamheden uit t.b.v. het primaire proces

Bewijsstuk Bewijs van uitvoering en evaluatie van de lessen Competenties De student:

G V O

L Materialen en middelen inzetten

controleert de materialen en middelen die zij gebruikt/gaat gebruiken zorgt ervoor dat de gebruikte materialen en middelen goed verzorgd zijn

  

  

S Kwaliteit leveren

pakt de voorbereidende en afrondende werkzaamheden ordelijk en efficiënt aan

  

Feedback aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria

28

Zorg & Welzijn serie 2014

Afspraken met betrekking tot acties die de student gaat ondernemen om zichzelf verder te ontwikkelen (POP/PAP)

Beoordeling beroepsprestatie 2.3 Individuele didactische begeleiding (s.v.p. aankruisen wat van toepassing is)  G oed aangetoond

 V oldoende aangetoond  O nvoldoende aangetoond

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling:  BPV

 Opleiding

Datum:

Handtekening:

Naam begeleider: (s.v.p. voluit schrijven in blokletters)

Functie:

Instelling:  BPV

 Opleiding

Datum:

Handtekening:

29

Fase 2

Onderwijsassistent 4

Beroepsprestatie 2.4 Begeleiden van kleine groepen (2014-oa-4-bp 2.4)

Werkprocessen met de competenties van deze beroepsprestatie

Nummer van het werkproces

Titel van het werkproces

Competenties die bij het werkproces horen F Ethisch en integer handelen

1.1 Observeert de werkwijze van leerlingen/deelnemers en rapporteert de bevindingen

J Formuleren en rapporteren

K Vakdeskundigheid toepassen

T Instructies en procedures opvolgen

30

Zorg & Welzijn serie 2014

1.4 Begeleidt de leerlingen/deelnemers bij de uitvoering van programmaonderdelen

C Begeleiden

D Aandacht en begrip tonen

F Ethisch en integer handelen

K Vakdeskundigheid toepassen

U Omgaan met verandering en aanpassen V Met druk en tegenslag omgaan

2.5 Voert in het PO en SO pedagogisch-verzorgende taken uit

C Begeleiden

D Aandacht en begrip tonen

F Ethisch en integer handelen

K Vakdeskundigheid toepassen

T Instructies en procedures opvolgen

1

Oriënteren

Typering van deze beroepsprestatie In elk type onderwijs kom je leerlingen met leerachterstanden en leerproblemen tegen die met een beetje extra aandacht het normale lesprogramma kunnen volgen. In dit geval gaat het om relatief kleine leerachterstanden bijvoorbeeld bij taal of rekenen die, met extra uitleg en oefening door de onderwijsassistent, opgelost of voorkomen kunnen worden. Als onderwijsassistent signaleer je samen met de leerkracht welke kinderen goed mee kunnen komen en welke kinderen juist meer uitdaging of extra begeleiding nodig hebben. Het gedrag van de leerlingen, hun werkhouding, werktempo en resultaten bij leerwerk en toetsen geven je informatie die je nodig hebt voor verdere ondersteuning. Door het gedrag en resultaten te analyseren en met de leerling in gesprek te gaan, kun je samen met de leerkracht vaststellen wat deze leerling nodig heeft en van jou vraagt. Op basis hiervan kun je de juiste begeleiding inzetten en vormgeven. De uitvoering van deze extra begeleiding gebeurt vaak door de onderwijsassistent en in groepsvorm. Het gaat dan om kinderen die met dat beetje extra aandacht en instructie toch goed kunnen aanhaken bij de leerstof.

Voorbeeld PO/SO:

Juf Maaike geeft uitleg over de verhoudingstabel. De hele klas doet mee met de instructie. Jeroen wipt op en neer op zijn stoel, kijkt eens om, staat op en loopt naar de kast achter in de klas, doet hem open en weer dicht, draait zich om en loopt weer naar zijn plaats. Juf Maaike kijkt hem met een schuin oog aan, maar zegt niets. Als de instructie klaar is, krijgen alle kinderen een werkblad om zelf te oefenen. “Je maakt de voorkant zelf en als je klaar bent, mag je samen met je buurman kijken of jullie dezelfde antwoorden hebben.”

31

Fase 2

Onderwijsassistent 4

Jeroen wipt op zijn stoel en kijkt naar zijn blad. Dan kijkt hij de hele klas door. Hij kucht eens, maar er komt uit de klas geen reactie. Dan roept hij: “WOW, ik wist niet dat dit zo makkelijk was” en krabbelt wat op zijn blad. Andere kinderen kijken naar Jeroen. Sommige kinderen zuchten en fluisteren tegen elkaar. Maaike en Janneke overleggen even met elkaar. Ze bekijken de resultaten van Jeroen bij rekenen met de methodege- bonden toetsen. Daarnaast bespreken ze het gedrag van Jeroen. “Als jij nu een klein groepje met daarin Jeroen begeleidt, dan zal hij door de extra aandacht wel rustiger worden,“ zegt Maaike tegen Janneke. Janneke roept een paar namen en gaat met het groepje aan de instructietafel zitten. Janneke gaat bij Jeroen zitten. Samen maken ze de sommen en het valt Janneke op dat Jeroen door de aandacht rustiger wordt. Hij wiebelt niet meer op zijn stoel en is geconcentreerd aan het werk. Naderhand bespreekt ze haar observaties met Maaike. Jelle is als onderwijsassistent begonnen bij het ROC. Een belangrijk deel van zijn werk is toezicht houden en begeleiden van leerlingen in het OLC (Open Leer Centrum). Elke dag begeleidt Jelle minimaal twee groepjes die in het OLC zelfstandig aan het werk zijn met Nederlands. Hij heeft dit afgesproken met Ed, de collega die hem inwerkt. Ed doceert Nederlands aan klas MVOO41A. Deze leerlingen gaan in het onderwijs werken en moeten dus correct Nederlands kunnen schrijven. Vooral werkwoordspelling geeft problemen in deze klas. Bij de nulmeting kwamen 6 leerlingen ver onder het gewenste startniveau uit. Samen met Ed en de leerlingen bekijkt Jelle de behaalde resultaten en de gemaakte fouten. Zo brengen ze de hiaten in werkwoordspelling in kaart. Daarna spreken Ed en Jelle af dat Jelle dit groepje van zes leerlingen gaat begeleiden bij werkwoord- spelling. Ze gaan beginnen bij het begin: de persoonsvorm en het onderwerp in de tegenwoordige tijd. Na zes weken extra hulp bespreken Ed en Jelle de resultaten. De leerlingen hebben de werkwoordspelling nu beter onder de knie en deze wordt uitgebreid met de verleden tijd. Na weer een paar keer extra hulp krijgen de leerlingen een voortgangstoets voor werkwoordsspelling. Alle zes de leerlingen scoren nu aanzienlijk beter op de toets. Ze scoren net een voldoende. “Wat goed van de leerlingen dat ze het nu wel kunnen en geen hulp meer nodig hebben,” zegt Jelle tegen Ed. “Natuurlijk is dat knap van die leerlingen, maar zonder jou hadden ze dit nooit geleerd! Zo zie je maar dat je door goed te signaleren en adequaat hulp te bieden veel kunt bereiken!” zegt Ed. Voorbeeld v(mbo):

32

Zorg & Welzijn serie 2014

2

Plannen

Overleg met je begeleider over je POP en de voorwaarden voor het uitvoeren van de opdrachten in de beroepsprestatie. Bekijk de resultaten en de voortgangsbeoordelingslijst. Maak vervolgens je PAP. Leg een inleverdatum voor de resultaten vast.

Stap 1 en 2 van de Wegwijzer zijn aangetoond.

De moeilijkheidsgraad

De mate van complexiteit van de beroepssituatie

De mate van zelfsturing

De mate van verantwoordelijkheid voor

{ { gesloten context

{ { geleid

3 3 uitvoeren van het eigen takenpakket

{ { open context

3 3 begeleid

3 3 jouw samenwerking met collega’s

3 3 complexe context

{ { zelfstandig*

{ { de hele zorg- en begeleidingscyclus

{ { aansturen van collega’s op hetzelfde of lager niveau

* zelfstandig is niet van toepassing omdat de beroepsprestatie ontwikkelgericht is

Het gewenste resultaat van deze beroepsprestatie

Je biedt zorg aan op sociaal-pedagogisch vlak. Door jouw ondersteuning tijdens programmaonderdelen zoals taal of rekenen kunnen leerlingen met een kleine leerachterstand daarna weer meedoen met het reguliere lesprogramma.

33

Fase 2

Onderwijsassistent 4

3

Uitvoeren

De competenties uit deze beroepsprestatie worden beoordeeld met behulp van de voortgangsbeoordelingslijst. De beoordelingsvormen zijn: gedragsbeoordeling en/of specifieke bewijsstukken. Maak hierover afspraken met je begeleider(s).

Opdrachten

A. Voorbereiden en uitvoeren van een observatie en rapportage Kies in overleg met de leerkracht een aantal leerlingen uit dat jou opvalt in de klas door hun gedrag, werkhouding en leerresultaten. Observeer deze leerlingen en maak hier een rapportage van. Bespreek je rapportage met de leerkracht en spreek vervolgens af welke van deze leerlingen je verder gaat begeleiden. Aandachtspunten: • Neem toetsen af bij de betreffende leerlingen en kijk werk van de leerlingen na. • Bestudeer de gegevens uit het werk en de toetsen • Bestudeer opvallende gedragingen B. Begeleiden van een groepje leerlingen op gedrag of leerresultaten Op basis van je bevindingen uit je observatie en de resultaten uit het werk en toetsen overleg je met de leerkracht welke individuele resultaten je wilt bereiken met de leerlingen en hoe je dit gaat doen. Werk dit uit in een plan van aanpak en bespreek dit met de leerlingen. Je begeleidt het groepje leerlingen een paar keer. Na het uitvoeren van je plan, schrijf je een rapportage voorzien van feedback van je leerkracht en je leerlingen. Rapportage van de observatie WP 1.1: F, J, K, T C. Begeleiden van een leerling om de zelfredzaamheid te stimuleren Samen met de leerkracht (eventueel internbegeleider of de zorgcoördinator) kies je een leerling met een beperking die je op het verzorgende vlak gaat begeleiden. Het kan om een beperking gaan op het gebied van de motoriek, de zintuigen of de spraak. Ten aanzien van de verzorging kun je denken aan hygiëne, veiligheid en persoonlijke verzorging. Het accent van je begeleiding ligt op het stimuleren van de zelfredzaamheid. Je bestudeert de theorie over de aard van de beperkingen de negatieve gevolgen die de beperking kan hebben op het gedrag en de ontwikkeling van het kind. Na overleg met de leerkracht voer je de begeleiding uit. Tot slot evalueer je met je begeleider je bevindingen. Gedragsbeoordeling WP 1.4: C, K, U, V Rapportage met feedback van de begeleiding WP 1.4: D, F

Gedragsbeoordeling WP 2.5: C, D, F, K, T

Bewijsstukken

Lever de volgende bewijsstukken aan: • Volledig ingevulde voortgangsbeoordelingslijst • Rapportage van de observatie • Rapportage met feedback van de begeleiding

34

Zorg & Welzijn serie 2014

Made with