Ineke Heemskerk - Een delictvrije toekomst

Een delictvrije toekomst

InekeHeemskerk

Methode voor het begeleiden van delinquente jongeren

u i t g e v e r ij

c

c ou t i n ho

Eendelictvrije toekomst

Methodevoorhetbegeleidenvandelinquente jongeren

InekeHeemskerk

c u i t g e v e r ij

c ou t i n ho

bussum2011

Webondersteuning Bij ditboek isextramateriaal verkrijgbaarvia www.coutinho.nl . ©2011Uitgeverij Coutinhob.v. Alle rechtenvoorbehouden. Behoudens de inof krachtens deAuteurswet van1912 gestelde uitzonderingenmag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enigewijze, hetzij elek- tronisch,mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of openigeanderemanier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemmingvandeuitgever. Voor zover hetmaken van reprografische verveelvoudigingenuit dezeuitgave is toe- gestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wette- lijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130KBHoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemenvan (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kanmen zichwenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, http://www. stichting-pro.nl/). Uitgeverij Coutinho Postbus333 1400AHBussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl Omslag:RonaldBoiten, Amersfoort Noot vandeuitgever Wijhebbenallemoeitegedaanomrechthebbendenvancopyright teachterhalen. Per- sonenof instantiesdieaanspraakmakenopbepaalde rechten,wordt vriendelijkver- zocht contact op tenemenmetdeuitgever. ISBN 9789046902639 NUR 740

Voorwoord

‘zijwordenvanpijnen regelmaat rijpgehavenden groot’ Lucebert Dit boek is eenuitvloeisel vanhetwerkdat tussen september 2009 en juni 2010 vanuit het lectoraat Reclassering en Veiligheidsbeleid (R&V) van het Expertisecentrum Veiligheid van Avans Hogeschool voor en samen met medewerkers van Tussenvoorziening De Sluis in Tilburg is verricht ten behoeve van de doorontwikkeling van de reeds bij De Sluis gehanteerde methode. Als eerstewil ikdaaromdemedewerkers vanDe Sluis bedanken voorhunbereidheidomactiefmee tedenkenoverknelpuntenenpositieve punten in de dagelijkse begeleiding. Even belangrijk was de bereidwillig- heidvanbewonersomzich te laten interviewenoverhun leven, dedelicten diezij hebbengepleegdenhun toekomstwensenen -verwachtingen. ArtievanTuijn, bestuursvoorzittervandeRIBWMidden-Brabant, heeft toe- stemminggegevenomhet resultaat vandedoorontwikkelingvande ‘Sluis- methode’ tegebruikenalsbasisvoordit studieboek. Mijn speciale dank gaat uit naar Bas Vogelvang, lector R&V, diemij groot- moedigheeft latendelen in zijndeskundigheidophet gebied van jeugdcri- minaliteit en jeugdreclassering. Indit boek zijnmet namededelenover de criminogene factoren, dedesistancebenaderingenhet communicatiemodel gerelateerdaaneerderdoorhemgeschreven teksten. De concepttekst is nauwkeurig gelezen en van inhoudelijk commentaar voorzien door John Bassant, vanuit zijn jarenlange ervaring als docent bij de opleiding SPH aandeHogeschool Amsterdam; Frank Philippart, docent bijdeopleidingSocialeStudiesvanAvansHogeschool; enKatjavanderLin- den, vierdejaarsstudent aandezelfde opleiding. Zij hebbenmij gewezenop inconsequenties en al te grote gedachtesprongen, en adviezen gegeven ter verbeteringvande inhoud. AnkeKorbeeenStanWempebedank ikvoordemoeitediezij hebbengeno- men om vanuit eenbuitenstaandersperspectief de tekstmet een roodpot- looddoor tenemenop leesbaarheidenhelderheid. InekeHeemskerk, januari 2011

Inhoud

11 17 18

Inleiding

1 Op zoeknaarbalans 1.1 Balansmodel: risicofactorenenbeschermende factoren 1.1.1 Balansmodel voor jongeren 18 1.1.2 Allochtone jongerenenmaatschappelijkekwetsbaarheid 21 1.2 Criminogene factoren 23 1.2.1 Criminogene factoren: een indeling 24 1.3 De situatienadetentie 31 1.3.1 Sociaal isolement 32 1.3.2 Nazorg–of niet? 33 Verwerkingsopdrachten 34 2 Opwegnaar verandering 37 2.1 Desistance: afzienvancriminaliteit 39 2.1.1 Wathoudtdesistance in? 40 2.1.2 Dedrie fasenvanhetdesistanceproces 42 2.1.3 Hetdesistanceproces: drieontwikkelingstrajecten 45 2.2 Competentiemodel 51 2.2.1 Leertheorieënenhet competentiemodel 51 2.2.2 Vaardighedenenontwikkelingstaken 54 2.2.3 Algemene techniekenvanhet competentiemodel 60 2.3 IndividueleRehabilitatieBenadering 62 2.3.1 Wat is rehabilitatie? 62 2.3.2 Integraleen IndividueleRehabilitatie: tweebenaderingen 63 2.3.3 Het competentiemodel ende IRB 64 2.4 Communicatiemodel 65 2.4.1 Interactiedoelen 66 2.4.2 Interactiemiddelen 68 2.4.3 Communicatievormen 68 2.5 Samenvatting 69 Verwerkingsopdrachten 70

71 73 75 76 89 100 103 104 107 108 108 110 111 111 112 118 124 125 125 125 127

3

Het re-integratietraject 3.1 Aanmeldingen intake 3.2 Faseringbegeleidingstraject 3.2.1 Fase1Kennismaking, oriëntatieengewenning 3.2.2 Fase2Training 3.2.3 Fase3Verzelfstandiging 3.2.4 Fase4Nazorg Verwerkingsopdrachten

4

Depraktijk: begeleidersrollen 4.1 Professionele relatie 4.1.1 Basishouding 4.2 Situationeel leidinggeven 4.2.1 Taakvolwassenheiden situationeel leidinggeven 4.2.2 Taakvolwassenheidengewenstebegeleidingsstijl 4.3 Begeleidersrollen Verwerkingsopdrachten Het communicatiemodel: kracht geven, ordeningbieden en ingrijpen 5.2 Kracht geven 129 5.2.1 Meeleven:Kracht gevenxAansluitenbij de leefwereld 130 5.2.2 Aanmoedigen:Kracht gevenxAangroei appelleren 132 5.2.3 Expressief zijn:Kracht gevenxPersoonspresentatie 134 5.3 Ordeningbieden 136 5.3.1 Kaders stellen:OrdeningbiedenxAansluitenbij 137 de leefwereld 5.3.2 Aanleren:OrdeningbiedenxAangroei appelleren 138 5.3.3 Zichzelf sturen:OrdeningbiedenxPersoonspresentatie 141 5.4 Ingrijpen 142 5.4.1 Corrigeren: IngrijpenxAansluitingzoeken 144 5.4.2 Aanspreken: IngrijpenxAangroei appelleren 146 5.4.3 Zelfcontrole tonen: IngrijpenxPersoonspresentatie 149 Verwerkingsopdrachten 151 4.1.2 Samenwerkingsrelatie 5.1 Interactie: doelenenmiddelen 5.1.1 Doelen 5.1.2 Middelen

5

153 153 155 158

6

MOVE:motiveren tot verandering 6.1 Motivatie 6.2 Fasenvangedragsverandering 6.3 Motiverendegespreksvoering 6.3.1 Algemeneprincipes 159 6.3.2 Basistechniekenvanmotiverendegespreksvoering:ORBS 161 6.3.3 Weerstand 166 6.3.4 Verandertaal 167 6.3.5 Mogelijkevalkuilenvoordebegeleider 171 6.4 Samenvattinggesprekstechnieken 172 Verwerkingsopdrachten 173 Bijlagen 1 Debouwstenenmethode 175 2 Opbouwenversterking sociaal netwerk 177 3 Doelen stellenenuitwerken 183 4 Jongerenmet een lichteverstandelijkebeperking 187 Literatuurlijst 191 Register 197 Overdeauteur 200

Inleiding

  Kevin, net achttien geworden, heeft een halfjaar vastgezetenwegens drugshandel. Zijn straf zit erbinnenkort openhij heeft zichvoorgenomen omniet terug tegaannaarhet drugscircuit. Hij heeft genoegvande span- ningvanhet straatleven, vanhet altijdommoetenkijkenof depolitie jeniet op de hielen zit, of dealers . Hij wil opnieuwbeginnen, maar hoe?Hij heeft geenwoning en geenwerk. Terug naar zijn ouders zit er ook niet in. Die zijngescheidenenzijnvaderneemthethemzeerkwalijkdathij het crimi- nelepadopgegaan is. Zijnmoederheefteennieuwevriendmetwiehijniet goedopkan schieten. Hij wil echt niet terug naar zijn oude leven, maar het is moeilijk, want, aldusKevin: Hoe je het ookwendt of keert, hetwaswelmakkelijk geld ver dienen. Hij weet zeker dat hij nietmeer terug zal vallen inde criminaliteit, al heefthij noggeen ideehoehij dit aangaatpakken. Zijn persoonlijk begeleider in de justitiële inrichting heeft Kevin in het laatstegesprekvertelddat hij zichkan aanmeldenvoor een re-integratie- traject bij een ‘terugkeervoorziening’: begeleidwonen enwerken aan een nieuwe toekomst. Eennieuwe start Ineen terugkeervoorzieningkunnen jongerenzoalsKevinnaeenverblijf in detentie tijdelijkwonenendevaardighedenopdoendienodigzijnommaat- schappelijkeaansluiting tevinden.Vaardighedenophetgebiedvanwerken, omgaanmet geld, het voeren van een eigen huishouden, sociale contacten envrijetijdsbestedingnemenhierbij een centraleplaats in. Een tweede, net zobelangrijk, doel ishet voorkomenvan recidiveenhet versterkenvanhet psychologische losmakingsprocesuithet criminelemilieu.

11

Eendelictvrije toekomst

Daarbijkanerookplaatszijnvoor jongerendieniet indetentiehebbengeze- ten,maarwel eengroot risico lopenomverstrikt te raken indewereldvan de criminaliteit en die om uiteenlopende redenen geen veilige thuisbasis hebben. Voor beide groepen geldt dat er eendreiging is van (nieuw) delin- quent gedrag en een drempel bij het vinden van een gewaardeerde plaats indesamenleving; daarbij kanhetomallerlei redenenopdatmoment geen optiezijnombij deoudersof zelfstandig tewonen. Velen vanhenhebben een achterstandophet gebied vanhunpersoonlijke en sociaalmaatschappelijke ontwikkeling, vergeleken bij leeftijdsgenoten. De schoolprestaties enhet schoolniveau zijn laag (Harder e.a., 2006). Er is veelal geen zicht opwerk, en de sociale contacten zijn beperkt of proble- matisch. Zij vragen expliciet of impliciet om handvatten en sturing bij het heropbouwen van hun leven. Ook hebben zij ondersteuning nodig bij het opbouwenofversterkenvaneensteunendsociaalnetwerkenbijpraktische zakenalsschuldhulpverleningofhetregelenvanverzekeringen.Eenrustige en overzichtelijkewoon- en leefomgeving is daarbij noodzakelijk omweer perspectief engreepophun leven tekrijgen. Een terugkeervoorziening of halfway house , waarvan er een aantal zijn in Nederland, kan juist deze jongeren de benodigde ondersteuning bieden bij de re-integratie. De selectiecriteria kunnen uiteenlopen, maar meestal wordt een leeftijdsgrens van 16 tot 23 jaar gehanteerd en wordt bij aan- melding eenduidelijkuitgesprokenmotivatie tot actievedeelname aanhet traject verwacht. De jongere kan in de tussenvoorziening rekenen op een veiligewoonplek, dagstructuur, eenontwikkelingsplanmet specifieke, toe- komstgerichtedoeleneneenpersoonsgerichtebenaderingwaarindebege- leiding consequent de kaders en grenzen hanteert, maar ook vertrouwen uitstraaltdat veranderingmogelijk isendathet goedkankomen. In dit studieboekwordt eenmethode uitgewerkt voor de begeleiding van jongerendie loswillen komenuit het criminelemilieu en ‘opnieuw’ willen beginnen. Debasisvandezemethode isdedesistancebenadering, een stro- ming binnen de criminologie die zich richt op vraagstukken rondom ‘het bewust,gewildenactiefafzienvancriminaliteitendaarookwerkvanmaken dooreenandere invulling tegevenaan je leven’ (Geenen, 2010). Vragendie hierbij spelen, zijn:waarom, onderwelkevoorwaardenenhoekomenmen- senertoeom testoppenmethetplegenvandelicteneneennieuw, recidive- vrij levenop te bouwen? Binnenhet denkenover desistancewordt gesteld dat het niet alleengaat omuiterlijkegedragsverandering,maarooken juist om een verinnerlijking van demotivatie om een ander, recidivevrij, leven op te bouwen. Een ander levenmet een nieuwe identiteit: alswerknemer, collega, partner; enmet eendaarbij behorend ‘nieuw’ verhaalwaarmeehij

12

Inleiding (NB: voorde leesbaarheidwordt inditboekdemannelijkevormaangehou- den) voor de dag kan komen. Dit veranderingsproces gaat veelal gepaard met periodesvanvooruitgang, twijfels,weerstandennieuwehoopenvergt een intensievebegeleiding. Omhetdesistanceproces totontwikkeling te latenkomen, zijndrie factoren vangrootbelang (Weaver&McNeill, 2007; Vogelvang, 2009): ■■ het opbouwenvan ‘menselijkkapitaal’ –hierbij gaat het omde vaardig- heden die een individu nodig heeft om zich als zelfstandig persoon te kunnen invoegenenhandhaven inde samenleving; ■■ hetopbouwenvan ‘sociaalkapitaal’, indevormvaneensteunendsociaal netwerk inde privésfeer (familie, vrienden, kennissen) en sociaalmaatschappelijkeankers (werk, opleiding, vrijetijdsbesteding); ■■ de versterking vande identiteit enmotivatie om te veranderen, gericht opgroterezelfsturingenhet opbouwenvaneen recidivevrije toekomst. Dedesistancebenadering vormt debasis voor het re-integratietraject inde terugkeervoorziening. Dit traject is verdeeld in een aantal fasen: oriënta- tie, training en verzelfstandiging. De deelnemerwerkt in oplopende graad vanzelfstandigheidaancompetentievergrotingenaanverhelderingvanzijn eigen toekomstwensen. Met de desistancebenadering als ankerpuntwordt – bij het opbouwen van kapitaal en van een nieuwe, delictvrije identiteit – gebruikgemaakt van de ontwikkelingstaken uit het competentiemodel van Slot en Spanjaard (2009) en van elementen van de Individuele Rehabilita- tie Benadering. Voor de interactieswordt een communicatiemodel ingezet waarin groeibevorderende (‘kracht geven’), structurerende (‘ordening bie- den’) en begrenzende (‘ingrijpen’) doelen een plaats hebben (Vogelvang, 2009). Een uitgebreide toelichting op dezemethode is te vinden in hoofd- stuk2. Hoe isditboekontstaan? In het voorjaar van 2009 stelde de Regionale Instelling Beschermende Woonvormen (RIBW) Midden-Brabant aan het lectoraat Reclassering en Veiligheidsbeleid vanAvans Hogeschool de vraag om samenmet het team vanTerugkeervoorzieningDeSluisdedaargehanteerdemethode–eencom- binatie vanhet competentiemodel ende IndividueleRehabilitatie Benade- ring (IRB) –door teontwikkelen. DeSluiswaseen jaardaarvoorgestart als nieuwevoorzieningbinnendeRIBW, bedoeldvoor jongerendieuitdetentie kwamenof het risico liepen indecriminelewereld terecht tekomen.

13

Eendelictvrije toekomst

Gedurendehet daaropvolgende jaar zijnbij dedoorontwikkeling twee spo- rengevolgd: ■■ demethode is vanuit het lectoraat aangevuldmet dedesistancebenade- ring en het communicatiemodel en vervolgens in sessiesmet het team van De Sluis doorgenomen en vergeleken met praktijkervaringen van begeleiders; ■■ indewekelijkse teamvergaderingenhebbenbegeleiders eigen casussen ingebracht, via de ‘bouwstenenmethode’ – eenmanier om interventies teverzamelenen teordenen.Dezecasussenwerden telkensgezamenlijk uitgedieptengekoppeldaanhet communicatiemodel,waarbij elkeweek één type interventie centraal stond. Zo zijndenieuweelementenvande methodevoorzienvaneen ‘praktijktoets’ (watwerktwel,watwerktniet indedagelijksebegeleiding?)en ishetcommunicatiemodel ‘ingeoefend’. Het resultaat is eenopmaatschappelijkeparticipatiegericht veranderings- model voordebegeleidingvandelictgevoelige jongeren.Demethode isniet ‘af’. Voeding vanuit de praktijk kan leiden tot aanvullingen en tot verdere aanscherping, waarbij we als doelen voor ogen houden dat de toekomsti- ge ‘desisters’ zich steedsmeer gesteundwetenbij het hervindenvanmaat- schappelijke aansluiting en dat recidive en overlast voor de samenleving worden teruggedrongen. Dat zijnmooiedoelenomna te streven. Opzet vanditboek Dit boek is bedoeld als studieboek voor beroepsbeoefenaars die (willen) werken in instellingenwaar jeugdige(ex-)delinquentenwordenbegeleidbij devoorbereidingopmaatschappelijke re-integratieenparticipatie. Hoofdstuk1begintmethetbalansmodel,waarin risicofactorenenbescher- mende factoren in de opvoeding bijeengezet zijn. Na een uitweiding over maatschappelijke kwetsbaarheid en specifieke risicogroepen volgt een opsomming van criminogene factoren, diedekans opherhaling vandelict- gedragkunnenverhogen.Tenslotteschetsenwe indithoofdstukdesituatie nadetentieendeverschillendebegeleidingsmogelijkheden. Hoofdstuk2bevatdekernvandemethode.Dehoofdlijnenvandedesistan- cebenadering worden toegelicht, gevolgd door een uiteenzetting over het competentiemodel enhetwerkenmet ontwikkelingstaken. Daarnaworden enkeleaspectenvande IRBnaar vorengehaald; dit vanuit degedachtedat, wanneer de cliënt verder komt in zijn traject, de externe sturing afneemt en zijneigenwensen tenaanzienvande toekomst een steedsbelangrijkere plaats in gaannemen. Juist binnende rehabilitatie is dewens vande cliënt

14

Inleiding immers het vertrekpunt voor ondersteunende activiteiten. Ten slotte gaat de aandacht uit naar het communicatiemodel, dat interventiemogelijkhe- denbiedtbij debegeleidingvandecliënten inveelvoorkomende situaties. Hoofdstuk 3 loopt de verschillende fasen van het traject in de terugkeer- voorzieningdoor: vandeoriëntatiefase tot deplanning vanhet vervolgtra- jectenhetmomentvanafscheid.Elke fasewordt ingekleurdmetvoorstellen voordebegeleiding. Vanaf hoofdstuk 4 is er eenwijziging in de focus van dit boek. In dit en de navolgende hoofdstukken worden, naast de inhoudelijke informatie, con- creteaanknopingspuntengegevenvoorhet handelen indedagelijkseprak- tijk; vanaf dat moment wordt de begeleider dan ook direct aangesproken (met ‘je…’). Hoofdstuk4 zet deelementenvaneenprofessionele relatieneer, gaat inop de kenmerken van situationeel leidinggeven en biedt een uitwerking van de verschillende begeleidersrollen: trainer, coach, pleitbezorger en bond- genoot. Inhoofdstuk5gaatdeaandachtuitnaarhet inhoofdstuk2alkort toegelich- tecommunicatiemodel.Deverschillende interventiemogelijkhedenworden besproken en tot leven gebracht viade zogenoemdebouwstenen,met con- cretevoorbeeldenuitdepraktijk. Hoofdstuk 6 start met een inleiding op het onderwerpmotivatie en op de fasen van gedragsverandering. Vervolgenswordt een aantal techniekenuit demotiverendegespreksvoeringbesproken. Decasussenzijngebaseerdopgesprekkenmet cliënten (uiteraardgeanoni- miseerd) enbegeleiders vanDe Sluis. Letterlijkuitgesprokenwoorden van geïnterviewden zijn cursief weergegeven. In de tekst zijn ook ervaringen verwerkt van SPH-studenten van de Academie voor Sociale Studies Breda vanAvansHogeschooldiewerkzaamzijn inde jeugdzorg.Debouwstenen in hoofdstuk5 zijn verzamelddoor debegeleiders vanDe Sluis enbesproken in casusoverleggengedurendedeontwikkelingsperiodevandemethode in 2009‑2010. Elk hoofdstuk sluit af met verwerkingsopdrachten die individueel of in groepsverbandkunnenwordenuitgevoerd.

15

1

Op zoeknaarbalans

  Abdel (17)heeft in zijn jonge levenafwisselend thuis en ineen instel- ling gewoond. Zijn vader is bij het gezinweggegaan toen Abdel vier jaar wasenheeftmetzijntweedevrouweennieuwgezinopgebouwd.Zijnmoe- derheeft veel aandacht voorAbdel,maarkandeopvoedingniet goedaan. Vader vindt zijn zoon ‘een sukkel en eenmislukkeling’ en eist dat Abdel alleen langskomt alsergeenvisite is. Abdel bewondert enmist zijnvader. Abdel heeft geen afgeronde schoolopleiding. Hij is op zijn vijftiende inde criminaliteit terechtgekomen, als loopjongenvaneendealer.Hij liepalbin- nen een jaar tegen de lamp, heeft kort in detentie gezeten en kon onder zogenoemde schorsende voorwaarden (opschorting resterende straf) terecht ineen terugkeervoorziening. Hij heeft last van somberheid en start binnenkort met een ambulante behandelingbijdeggz.Alshijoverde toekomstnadenkt, ziethijnietsvoor zich: Ik…, ikhebnietechteen idee,nee ik ...,mijnhele leven leef ik inonzeker heid, dus ikweetniet, ikkanerniksoverbedenken, snap je? Ikzit erwel over na tedenken, toekomst, ikweetnietwat ikdaaronderkanverstaan, snap je? De laatste jaren is er is veel aandacht voor jongerenmet probleemgedrag die, in een aantal gevallen, de samenleving flinke overlast bezorgen. Vaak wordt hierbij de overkoepelende term ‘risicojongeren’ gehanteerd. In het dagelijks taalgebruik wordt deze term breed ingevuld: lopend van jonge- renmetpsychosocialeklachten totdegenendiezichmanifesterenviamaat- schappelijk grensoverschrijdend gedrag tot delictplegers. Dit is niet zo vreemd; erkan immers sprake zijnvaneenglijdende schaal of vanoverlap. Uit onderzoek komt bijvoorbeeldnaar vorendat veel gedetineerde jeugdi- gen last hebben van psychische stoornissen (Doreleijers, 1995; Vreugden- hil, 2003). Ook zijn er aanwijzingendat eendeel vande kinderendie voor hun twaalfde levensjaaralnormovertredendgedrag latenzien, eencrimine- lecarrièreopbouwenendesamenleving laterveel schadeberokkenen (Van Domburghe.a., 2004).

17

1   ■  Op zoeknaarbalans

In dit hoofdstuk gaanwe eerst in op de vraagwelke risico’s jongemensen lopen in hun ontwikkeling enwelkemogelijke beschermende factoren het evenwicht tussendraaglast endraagkracht kunnenherstellen.Wedoendit aan de hand van het balansmodel. Vervolgens gevenwe een overzicht van criminogene factoren: kenmerkenofomstandighedendiekunnenbijdragen aanhet (opnieuw)plegenvandelicten. Balansmodel: risicofactorenenbeschermende factoren Inalgemenezingaathetbij risicojongerenom jongerendiehet risico lopen inhun lichamelijke, psychische, socialeof cognitieveontwikkelingnaarvol- wassenheid te worden belemmerd. Volgens Kreuger, die onderzoek heeft gedaan naar risicojeugd (2008), kun je spreken van een risicofactor als er een grotere statistische kans bestaat op de ontwikkeling van stoornissen danwanneer deze factor niet aanwezig is. Naast risicofactoren staan vaak beschermende factoren: dezekunnendenegatieveeffectenvan risicofacto- ren verminderenofwegnemen. En juist dewisselwerking tussen risicofac- toren enbeschermende factorenbepaalt hoedebalans tussende individu- eledraaglast endedraagkrachtuitpakt. 1.1.1  Balansmodel voor jongeren Risicofactoren en beschermende factoren komen samen in het ‘balansmo- del’ (Bakker e.a., 1998; VanDijke, 2000), dat veelvuldigwordt gebruikt in de opvoedingsondersteuning. Hiermee kan nauwgezet in kaart worden gebracht opwelke punten de kracht van de jeugdige zelf of zijn omgeving ingezet kanwordenenwaaralertheidof extra steunnodig is. Inhet balansmodelwordt onderscheid gemaakt tussen factorenopmicro-, meso- enmacroniveau. Op microniveau gaat het om individuele kenmer- ken: eigenschappen van het kind en van de ouders. Risicofactoren bij het kind zijn bijvoorbeeld een fysieke, psychische of verstandelijke beperking, een negatief zelfbeeld of hyperactiviteit. Ook ingrijpende gebeurtenissen, zoals een ziekenhuisopname, kunnen een rol spelen. Daarnaast kunnen er beschermende factoren zijn, zoals een hoge intelligentie, een positief zelf- beeld, gevoel voor humor en (aanlegvoor) sociale competentie. Een risico- factorbij deouder(s) kanbijvoorbeeldpsychischeproblematiek zijn. Daar- entegenkanvolgens Junger-Tase.a. (2003)eengoedeverstandhoudingmet eenoudervanhetzelfdegeslacht eenbeschermende factorzijnvoordeont- wikkelingvanhet kind.

1.1

18

1.1  ■  Balansmodel: risicofactorenenbeschermende factoren 

draaglast risicofactoren–

draagkracht beschermende factoren+

individuele kenmerken

beperking

intelligentie

negatief zelfbeeld

positief zelfbeeld

persoon

psychopathologie

egoveerkracht

ingrijpende levensgebeurtenissen

sociale competentie

sociale kenmerken

gebrekkige socialebindingen

ondersteunende relaties

socialeenpedagogische incompetentieouders

socialeenpedagogische competentieouders

gezin

onveiligopvoedingsklimaat

veiligopvoedings-/hechtingsklimaat

isolement/pesten

sociale steunenvriendennetwerk

peergroup

deviantevriendengroep en ‘peer’ pressure

socialegroepscultuur

onveiligklimaat

veiligklimaat

negatieveopvoedings-/ onderwijsstijl

positieveopvoedings-/ onderwijsstijl

school/opvang

negatieveattitudes leraren/opvoeders

sociale steun leraren/opvoeders

gebrekkigebindingaanschool/opvang

socialebindingaan school/opvang

onveiligebuurt

veiligebuurt

buurt

socialedesinteratie

sociale cohesie

gebrekkige sociale controle

socialebindingen/sociale controle

maatschappelijke kenmerken

ontoegankelijkeen/of ontoereikende voorzieningen/

toegankelijkeen toereikende voorzieningen

gebrekkige infrastructuur werkloosheid/geldgebrek

samenleving

werkgelegenheid/inkomen

intolerantie/discriminatie

tolerantie/multiculturaliteit

Figuur1.1  Balansmodel, gebaseerdopBakker e.a. (1998) enVanDijke (2000)

19

1   ■  Op zoeknaarbalans

Op mesoniveau gaat het om socialekenmerken: socialegezins-, school- en buurtfactoren. Denk hierbij aande kracht vanhet netwerk, sociale bindin- gen en de kwaliteit van de buurt, maar ook aan de invloed van school en vrienden/leeftijdsgenoten. Inhetgezinkanerdoor incompetentieofandere problematiek bij de ouders sprake zijn van spanning, disharmonie en con- flict. Een veilig opvoedingsklimaat kanhet kinddaarentegen juist bescher- mingbieden. Leeftijdsgenoten en vrienden kunnen in de adolescentiefase een grote rol spelen.De jongeremaaktzich losvanhetouderlijkmilieuen isopzoeknaar een eigen identiteit. Het gedrag, de opvattingen enhet uiterlijk staan sterk onder invloedvande ‘peer group’ of van trends inde jeugdcultuur. Volgens Loeber e.a. (2001) zijn leeftijdsgenoten niet de directe oorzaak van devi- ant gedrag; er iswel sprake van eenmediërend effect. Loeber legt de oor- sprong vanhet latere gedrag veel vroeger inde ontwikkeling enmet name in de interactie tussen het kind, de ouders en het socialemilieu (bijvoor- beeld armoede, sociale achterstand). Hierdoor vertonen sommige kinde- renalmoeilijken storendgedragbij het naar school gaan. Leeftijdsgenoten envolwassenen reageren afwijzendopdit gedrag endezekinderenkomen vaak terecht indeviante groepjes die sociale steun enbijval bij elkaar zoe- ken. Ditpatroonkomtmeervoorbij jongensdanbijmeisjes. Op school kunnen ervaringen van falen of gepest worden een risicofactor opleveren. Goede prestaties op school kunnen daarentegen beschermend werken. Bij schooluitval, relatief vaker voorkomend onder allochtone leer- lingenenonder jongens, ismeestal sprakevanmeerdereproblemen.Ookde buurtkanvan invloedzijnopdeontwikkelingvan jeugdigen.Of en inwelke matehethiergaatomrisicofactorenofbeschermende factoren isookafhan- kelijk van dewisselwerkingmet de gezinnen, scholen en vrijetijdssettings waarinzij opgroeien. Op macroniveau gaat het ommaatschappelijkekenmerken, ontoegankelij- ke of ontoereikende voorzieningen, sociaaleconomischepositie (werkloos- heid, geldgebrek, enz.) en intolerantie. Ookhierkunnenbeschermende fac- toren, zoals een baan, voldoende financiën en een tolerante omgeving, de draagkracht vanhet systeemondersteunen. Kreuger stelt dat ongunstigemaatschappelijkeomstandighedendekansop problemenwel flinkkunnenverhogen,maarniet zondermeerkunnenver- klaren. Wel is er daardoor vaak sprake van problemen op het gebied van financiën, opleiding, scholing, huisvesting en gebrek aan sociale steun, wat extra druk legt op het gezin. Gunstige maatschappelijke omstandigheden vormendaarentegeneen steunende factor indeopvoeding.

20

1.1  ■  Balansmodel: risicofactorenenbeschermende factoren  Nu zal één enkele risicofactor niet zoveel invloedhebbenophet gezinssysteem, de opvoeding en de ontwikkeling van kinderen. Bij een opeenstape- ling van risicofactoren, waar onvoldoende beschermende factoren tegen- overstaan, ontstaatechterdisbalans.Ditkan inelkmilieuvoorkomen,maar uit onderzoek is gebleken dat er een verband is tussen een zwakkemaat- schappelijke positie en risicocumulatie. Bij een toename van problemen en stressfactoren en dus van de draaglast neemt de draagkracht van het systeem af omde problemenhet hoofd te bieden. Bij te veel risicofactoren en teweinigbeschermende factorenkanerstagnatieontstaan indeontwik- kelingvanhet kind. 1.1.2 Allochtone jongerenenmaatschappelijkekwetsbaarheid Wehebben totnu toegesprokenoverrisicojongeren inhetalgemeen.Omdat allochtone jongerenbinnendezegroeprelatiefsterkvertegenwoordigdzijn, is het zinvol om bij hen extra stil te staan. In een al wat oudere, maar nog vaakaangehaalde studievanSchuyt (1995)wordt de specifiekepositievan maatschappelijk kwetsbare allochtone jongeren onder de loep genomen. Maatschappelijke kwetsbaarheid wordt omschreven als ‘een zichzelf ver- sterkend proces vanmislukking en achterstelling. Maatschappelijk kwets- baren hebben onvoldoende hulpbronnen (in henzelf en in hun omgeving) ommoeilijkheden het hoofd te bieden. Zij profiterenminder van de hulp- verlenende en faciliterende instellingen en komen juistmeer in aanraking met de controlerende en sanctionerende instellingen’ (Van Regenmortel, 2002, pag. 126). Problemen op één gebied kunnen hierdoor uitgroeien tot problemenopmeerderegebieden,metalsgevolgeenverdereachterstelling eneenverminderingvanhetprobleemoplossendvermogen.Daarbijkrijgen maatschappelijkkwetsbaremensenveelal ookeennegatieve identiteit toe- bedeeld:zeweten ietsniet,kunnen ietsniet,willen ietsniet.Er isdanweinig om trotsop tezijn. Maatschappelijke kwetsbaarheid wordt volgens Schuyt gekenmerkt door drieaspecten: 1 structureel aspect – de slechte startpositie van de kinderen door de maatschappelijkkwetsbarepositievanhunouders; 2 cultureel aspect – door de kloof tussen instellingen en hulpvragers zijn vraagenaanbodniet opelkaarafgestemd; 3 cumulatief aspect – problemen op één gebied hebben een versterken- dewerking op andere gebieden. Bijvoorbeeld: problemen thuiswerken dooropschool enopdevrijetijdsbesteding. Elkaarversterkendeproces- senvergrotendeachterstellingenverminderenhet probleemoplossend vermogen.

21

1   ■  Op zoeknaarbalans

Schuyt noemt een aantal factoren die demaatschappelijke kwetsbaarheid van allochtone jongeren versterken, waaronder het feit dat de ouders vaak zelfproblemenhebbenennietvoldoendesteunkunnenbieden indeopvoe- ding. Hij noemt dit ‘reproductie van de kwetsbaarheid’. Door het verschil in culturele oriëntatie, waarden, normen, gewoonten enwijze van commu- niceren kunnen er ook problemen ontstaan tussen allochtone ouders en Nederlandse instanties. Ditmaakt vroegtijdige signaleringof hulpverlening moeilijk. Een ander punt is het identiteits- en loyaliteitsconflict waarin allochto- ne jongeren terecht kunnen komen. Het normen-en-waardenpatroon van de ouders kan conflicterenmet dat van de omgeving, waardoor de kinde- ren problemen ervaren bij het vinden van de eigen identiteit (conflicten met ouders of juist grote loyaliteit). Dit wordt wel ‘culturele dissonantie’ genoemd:migrantenmoeten laveren tussen twee sterkvanelkaarverschil- lende culturen, die van het land van herkomst van de ouders en het land waarin zenu zelf opgroeien. De vraag is dan: waar hoor ikbij?Waarwil ik bij horen en opwelkemanier? Hoffman (2002) voegt hier als verzwaren- de factorennogervaringenmet vooroordelen, discriminatieen racismeaan toe. Deze ervaringen leiden, naast belemmeringen bij de toegang tot insti- tuties en de arbeidsmarkt, tot een negatiever zelfbeeld en een somberder toekomstperspectief bij de jongerenzelf. Schuyt ziet ook verschillen indewijzewaarop inde opvoeding vormgege- venwordt aan (het tempo van) demorele ontwikkeling. Bijvoorbeeld: de westerse samenleving legt de nadruk op individuele verantwoordelijkheid en gewetensvorming, terwijl bij immigrantengezinnen tijdens de opvoe- ding langer aandacht is voor gehoorzaamheid, beloning en straf en ook de groepsbelangen een grotere rol spelen. Die vaak onbewust beleefde ver- schillen indemoreleontwikkelingkunneneengroterol spelen incontacten op school, indebuurt en inde ruimereomgeving (winkels, politie, hulpver- leners). Deze opvattingwordt echter door onder andereHoffman gerelati- veerd: zowel binnen autochtone als allochtone groepen kunnen de onder- linge verschillen groot zijn. Hoffman stelt dat allochtone jongeren door bovengenoemde factoren problemen op meerdere gebieden tegelijkertijd kunnenervaren, zoals leer- engedragsproblemen, spijbelen, spanningen in hetgezinenconflictenoverzakgeld, kledingofuitgaan.Dit levertveel span- ning op en om hieraan te ontkomen zoeken zij een uitlaatklep in vormen vanwaarderingdiezij inhundagelijks levenmissen.Dankunnenzebijvoor- beeldgaanopkijken tegenoudere jongensmetveel geldvanuithet crimine- lecircuit,metalsrisicodathunperspectiefzichverplaatstnaaromgevingen die sneller ‘succes’ lijken op te leveren. Nu is het niet zo dat risicofactoren

22

1.2  ■  Criminogene factoren zonder meer crimineel gedrag voorspellen, maar een opeenstapeling van risicofactorenkanwel dekansopdelinquentievergroten. 1.2 Criminogene factoren Criminogene factorenzijnkenmerkenofomstandighedendiebijdragenaan het plegen van delicten. Het gaat hierbij om risicofactoren die de kans op herhaling van delictgedrag waarschijnlijk maken. Een voorbeeld: iemand die inzijn jeugdmishandeld is, heefteengroterekansdangemiddelddathij laterzijneigenkinderenookzalmishandelen.Maardathóéftniet zo tezijn. Degroterekansvraagtwel extraaandacht indebegeleiding.Het feitdathet ookanderskan, biedtdaarbij aanknopingspuntenenkansen. Door de inzet van gerichte gedragsinterventies zou de recidive kunnen worden teruggedrongen. Om nu de juiste gedragsinterventies te kunnen inzetten in eenbegeleidingstraject, is het noodzakelijkom eennauwkeurig inzicht tekrijgen indeaardenomvangvandeaanwezigecriminogene facto- ren (VanderKnaape.a., 2007).Ditvraagtdusomeenzorgvuldigescreening endiagnostiek, omvervolgensdeaard, inhouden intensiteit vandebehan- delingc.q. begeleiding tekunnenvaststellen. Er kan onderscheidworden gemaakt tussen algemene en specifieke facto- ren, tussenstatischeendynamische factorenen tussenstabieleenacute fac- toren. ■■ Algemene criminogene factoren gelden voor alle jongeren, bijvoorbeeld de invloedvande leeftijdsfase. ■■ Voor bepaalde soortendelicten zijn specifieke criminogene factoren aan tewijzen, bijvoorbeeldbij plegers van zedendelictenof bij jongerendie verslaafdzijnof dieeenpersoonlijkheidsstoornishebben. Vervolgens is er onderscheid temaken tussen statische endynamische cri- minogene factoren. ■■ Statische criminogene factoren zijn niet-veranderbaar, of slechts één kant op, bijvoorbeeldgeslacht, leeftijd (jekuntwel ouderworden,maar niet jonger)of gezinsgeschiedenis,maarookeenziekteof beperking. ■■ Dynamische criminogene factorenkunnenwélveranderen, bijvoorbeeld: slechtehuisvesting, financiëleproblemenof gebrekkigeprobleemoplos- sendevaardigheden. Tenderde iserhet onderscheid tussen stabieleenacute factoren. ■■ Stabiele factorenkunnenvoorde langereduur invloeduitoefenenophet recidivegedrag.

23

Made with FlippingBook Digital Proposal Maker