CZW20120142

CZW20120142

Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg Niveau 4

Proeve 1

Proeve 1 (2012-pm-4-jz-pr1)

Opleiding: Niveau

Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg 4

Artikelnummer CZW20120142

Colofon Deze uitgave is gerealiseerd onder verantwoordelijkheid van Stichting Consortium Beroepsonderwijs - Zorg & Welzijn & Assisterenden Gezondheidszorg

Directie en managementteam L. Fine B. Huijberts A. Pijnenburg

I. Rabelink M. Wouters

Ontwikkelteamleider A. Liem-Rosekrans

Ontwikkelaars van deze fase B. Akkermans P. Mertens-Debats A. Mulder

Redactie A. Brink M. Brok

Ontwerp H. Witjes (Studio Blanche)

DTP Stichting Consortium Beroepsonderwijs/studio Blanche Juni 2013

Foto’s Stichting Consortium Beroepsonderwijs

Ondanks alle inspanningen is het mogelijk dat Stichting Consortium Beroepsonderwijs niet alle copyrights van de in de uitgave opgenomen illustraties heeft geregeld. Degene die meent alsnog rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht contact op te nemen met Stichting Consortium Beroepsonderwijs.

© 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe- stand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, namelijk elektronisch, mechanisch, door fotokopie, opnamen of enige andere manier, zonder toestemming van Stichting Consortium Beroepsonderwijs.

Inhoud

Proeve 1 . ........................................................................4

Werkprocessen met de bijbehorende competenties .................5

Typering . ........................................................................5

De opdracht .....................................................................9

Het resultaat. ................................................................. 12

Beoordelingslijst............................................................. 13

Daar waar zij staat, wordt ook hij bedoeld en omgekeerd.

Proeve 1

Werkprocessen met de competenties van deze proeve

Nummer en titel van het werkproces

Competenties bij het werkproces

1.1

N

Inventariseert de situatie en wensen van het kind/de jongere

Onderzoeken

R

Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

1.2

E

Stelt een activiteitenprogramma op

Samenwerken en overleggen

Q

Plannen en organiseren

1.3

E

Maakt een plan van aanpak

Samenwerken en overleggen

J

Formuleren en rapporteren

2.1

B

Biedt het kind/de jongere opvang

Aansturen

C

Begeleiden

D

Aandacht en begrip tonen

E

Samenwerken en overleggen

K

Vakdeskundigheid toepassen

U

Omgaan met verandering en aanpassen

2.2

C

Biedt het kind/de jongere persoonlijke verzorging

Begeleiden

F

Ethisch en integer handelen

R

Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

T

Instructies en procedures opvolgen

2.3

C

Draagt zorg voor de ruimte en huishoudelijke werkzaamheden

Begeleiden

L

Materialen en middelen inzetten

T

Instructies en procedures opvolgen

Typering De pedagogisch medewerker in de jeugdzorg is dagelijks bezig met taken op het gebied van persoonlijke verzorging en ADL. Het accent ligt op begeleiden, ondersteunen en adviseren. Hierdoor krijgt het kind/de jongere meer inzicht in zijn persoonlijke verzorging en leert hij keuzes maken. Je zorgt ervoor, samen met de kinderen/jongeren, dat de leefomgeving schoon en veilig is. Het is belangrijk dat de ruimte gezellig is en dat de kinderen /jongeren zich thuis voelen. Je vraagt je hierbij af of de leefruimte een passende, sfeervolle, uitdagende en veilige ruimte is voor kinderen/jongeren om zich te kunnen ontwikkelen. Als het nodig is, pas je de leefruimte aan. Je houdt hierbij rekening met de veiligheidsregels en voorschriften die in de instelling gelden.

5

PROEVE 1

Niet alleen de ruimte geeft een gevoel van veiligheid, maar ook het groepsklimaat. Een optimaal groeps- en leefklimaat stimuleert de sociaal-emotionele ontwikkeling: door met andere kinderen/jongeren om te gaan, leren ze waarden en normen. Ook door voorbeeldgedrag en feedback van jou als leiding, draag je waarden en normen over. Door ongewenst gedrag en problemen kan de interactie tussen de kinderen/jongeren verstoord worden. Je leert hen hoe ze daarmee om kunnen gaan. Je handhaaft de orde en treedt zo nodig regulerend op. In de jeugdzorg krijg je met name te maken met begeleiding/behandeling van kinderen/jongeren met een problematische ontwikkeling en opvoeding; de situaties zijn complex en wisselend met risico’s voor gezondheid en veiligheid. Als er problemen zijn in de ontwikkeling en opvoeding, ga je methodisch te werk om tot een planmatige aanpak te komen. Het is van groot belang dat je goed observeert en dat je overlegt met deskundigen en collega’s om de oorzaak van de problemen te achterhalen. Op basis van de verkregen informatie maak je een plan van aanpak voor de omgang met het kind/de jongere en met de groep. Met behulp van dit plan kun je afspraken maken met het kind/de jongere en zijn ouders/vervangende ouders, zodat voor iedereen duidelijk is wat het doel is van je interventies. Als het mogelijk is, leg je het plan van aanpak voor aan het kind/de jongere en zijn ouders/vervangende ouders om instemming te krijgen. Je hebt te maken met een grote diversiteit aan werkzaamheden. De dagelijkse gang van zaken wordt vaak doorkruist door onverwachte gebeurtenissen. Dit vraagt steeds weer om andere -adequate- oplossingen. Als pedagogisch medewerker zul je dagelijks bezig zijn met het bedenken en uitvoeren van activiteiten. Je kiest heel bewust bezigheden op het gebied van muziek, spel en beeldend vormen die aansluiten bij de ontwikkeling, interesses en het dagritme van de kinderen/jongeren. Voor de uitvoering van activiteiten maak je een dagplanning en een week- of jaarplanning. Het activiteitenprogramma moet aansluiten bij het (pedagogisch) beleidsplan van de organisatie en de mogelijkheden die de organisatie en de groep van het kind/de jongere heeft. Het vraagt dus een goede voorbereiding. Tijdens de uitvoering begeleid en stimuleer je de kinderen/jongeren van je groep. Het uitvoeren van activiteiten biedt bovendien een goede mogelijkheid om zicht te krijgen op de voortgang in de ontwikkeling van het individuele kind/de jongere. Een observerende, signalerende houding van jou hierbij is dus belangrijk. Bij sommige activiteiten kunnen ook ouders betrokken worden. Belangrijk hierbij is dat je ouders actief benadert en enthousiast maakt om mee te helpen met het uitvoeren van de activiteit. Zo nodig geef je ouders advies hoe ze thuis, samen met hun kind, activiteiten kunnen uitvoeren. In de jeugdzorg moet je goed zicht hebben op de groepsprocessen en vooral bewust en alert handelen. Het is jouw taak om te voorkomen dat tijdens de activiteit de situatie escaleert.

6

PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG

Joris werkt in het orthopedagogisch behandelcentrum ‘Het Anker’. In de groep waar hij werkt, wonen zes jongens en twee meisjes van tien tot zestien jaar. Hij heeft een vergadering belegd met alle jongeren om samen een schema op te stellen wie welke taken op huishoudelijk gebied voor de komende maand gaat doen. Hij heeft ook laten zien welke schoonmaakmiddelen er gebruikt moeten worden. Hij ziet erop toe dat de juiste hoeveelheid wordt gebruikt want meestal hebben de kinderen de neiging om veel te veel te gebruiken. Joris heeft uitgelegd dat dit niet goed is voor het milieu. In overleg met zijn teamgenoten heeft hij bepaald welke werkzaamheden de jongeren wel en niet mogen doen in verband met de veiligheidseisen. Samen hebben ze de kamer schoongemaakt en een hoek van de kamer ingericht met herfstspullen die ze verzameld hebben in het bos. Joris zorgt altijd dat hij tijd heeft om met de jongeren thee te drinken als ze van school komen. Dan kunnen ze hun verhaal kwijt en kan hij hen helpen bij het huiswerk. Elke dag is er wel iemand die naar een sportclub of andere activiteit gaat. Voor de anderen is er een activiteit in de groep. Samen met de jongeren heeft hij een programma gemaakt voor de komende drie maanden. Ze hebben rekening gehouden met het budget dat hiervoor beschikbaar is. Gisteren heeft Joris met twee meisjes taart gebakken voor de verjaardag van hun moeder. Mandy is sinds een maand in ‘Het Anker’ komen wonen. Ze is vijftien jaar en heeft een alcoholprobleem. Ze kan heel agressief reageren als ze geen alcohol mag drinken en ze wil dan weglopen. Zij moet leren om weer structuur in haar dag te brengen. Zij wordt voor haar alcoholprobleem begeleid door een gedragsdeskundige. Joris ziet al aan de manier van thuiskomen of Mandy het moeilijk heeft. Hij gaat dan even mee naar haar kamer, zodat Mandy haar hart kan luchten en de kans op agressie wordt verkleind. Samen hebben zij gekeken welke verdere ondersteuning Mandy nodig heeft in het dagelijks leven om te voorkomen dat ze alcohol gebruikt. Joris heeft, in overleg met het team, een gesprek gepland met de ouders van Mandy om afspraken te maken hoe ze thuis begeleid kan worden.

Het is donderdagavond en volgens afspraak is er een groepsgesprek over de invulling van een sinterklaasmiddag waarbij ouders en broers en zusjes welkom zijn. Iedereen komt met ideeën, maar als het onderwerp ‘bezoek’ aan de orde komt, schopt een van de jongens zijn stoel omver en zegt: “Die klote Sinterklaas kan de pot op.” Joris praat met hem op zijn kamer en dan blijkt dat hij bang is dat er voor hem niemand komt. Ze besluiten om samen naar een oplossing te zoeken en gaan terug naar de groep. Na de vergadering begeleidt Joris de jongeren naar bed en wijst hen erop dat ze tanden moeten poetsen. Hij ziet erop toe dat degenen die niet ’s avonds douchen, wel even hun gezicht en handen wassen.

7

PROEVE 1

Oriënteren en Plannen Overleg met je begeleider over je POP en de voorwaarden voor het uitvoeren van de opdracht in de proeve. Bekijk de resultaten en de beoordelingslijst. Wanneer bepaalde bewijsstukken niet haalbaar zijn, zoek dan naar vervangende bewijsstukken. Soms is het nodig dat je een aanvullend bewijsstuk inlevert. Bespreek je keuze voor de bewijsstukken met je begeleider. Maak vervolgens je PAP. Leg een inleverdatum voor de resultaten vast.

GO / NO GO

Stap 1 en 2 van de Wegwijzer zijn aangetoond.

De moeilijkheidsgraad van de opdracht staat in de tabel hieronder aangegeven.

De mate van complexiteit van de beroepssituatie

De mate van zelfsturing

De mate van verantwoordelijkheid voor

gesloten context

geleid

uitvoering van eigen takenpakket jouw samenwerking met collega’s de hele zorg- en begeleidingscyclus aansturing van collega’s op hetzelfde of lager niveau

open context

begeleid

complexe context

zelfstandig

8

PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG

De opdracht

A. De totale opdracht Je voert de totale opdracht uit in de beroepspraktijk. Je competenties op het gebied van huishoudelijke werkzaamheden, persoonlijke zorg en het opstellen van een activiteitenprogramma en een plan van aanpak worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van deze proeve. Maak hierover afspraken met je beoordelaars.

Je werkt daarnaast aan onderstaande specifieke opdrachten.

B. Een inspirerende groepsruimte inrichten Je past de ruimte aan of richt de ruimte in aan de hand van een bepaald thema dat uitdaagt om actief bezig te zijn. Dit kan zowel binnen als buiten zijn. Beschrijf hoe je er voor zorgt dat de aanpassing van de ruimte voldoet aan de veiligheidseisen en -voorschriften. Geef een verantwoording op welke wijze de door jou voorgestelde aanpassing van de ruimte de ontwikkelingsmogelijkheden voor kinderen/jongeren stimuleert. Voordat je de ruimte inricht, maak je de groepsruimte schoon met de juiste schoonmaakmiddelen en je let er daarbij op dat je milieubewust werkt. Je betrekt de kinderen/ jongeren bij het schoonmaken. C. Aanleren van ADL-vaardigheden aan een kind/jongere Maak, uitgaande van de behoeften en mogelijkheden van een van de kinderen van je groep, een voorstel hoe je dit kind/deze jongere gaat verzorgen en schrijf een plan hoe je dit kind/ deze jongere stapsgewijs ADL-vaardigheden gaat aanleren. Voer dit plan uit en ga daarbij discreet om met lichaamscontact. Laat zien dat je ongelukken voorkomt en de veiligheid steeds waarborgt. Vraag feedback aan je begeleiders.

9

PROEVE 1

D. Persoonsbeschrijving van twee kinderen/jongeren samenstellen Kies in overleg met je begeleider twee kinderen/jongeren uit je groep met ontwikkelings- en/of opvoedingsproblemen voor wie je een plan van aanpak gaat maken. Dit doe je op methodische wijze. • Kies als het mogelijk is twee kinderen/jongeren van verschillend geslacht en verschillende leeftijd. • Ga na waarom het kind/de jongere in de opvang is geplaatst. • Verzamel informatie over de oorzaak van de problemen in ontwikkeling en gedrag. • Achterhaal de zorg- en begeleidingsbehoeften van beide kinderen/jongeren en de wensen en verwachtingen van het kind/de jongere en zijn ouders. Gebruik daarvoor verschillende bronnen. • Stel voor beide kinderen/jongeren een observatieplan op en bespreek de plannen met je begeleider. • Voer beide observaties uit. • Stel vervolgens een persoonsbeschrijving samen van de door jou gekozen kinderen/ jongeren. • Onderzoek welke mogelijkheden de organisatie heeft om in te spelen op de behoeften van het kind/de jongere. E. Plan van aanpak opstellen Verwerk de verzamelde informatie in een plan van aanpak voor de dagelijkse verzorging en begeleiding van beide kinderen/jongeren. • Neem in je plan ook aanvullende ondersteuning van andere deskundigen op. • Houd bij het schrijven van het plan van aanpak rekening met het pedagogisch beleid van de organisatie. • Bespreek jouw plan van aanpak met je begeleider, collega’s, de gedragsdeskundige van jouw organisatie en zo mogelijk ouders/vervangende opvoeders. • Informeer de ouders/vervangende opvoeders over de sociaal-emotionele ontwikkeling van hun kind en geef hun inzicht in de gang van zaken in de voorziening. Deel hierbij je kennis over de opvoeding met de ouders/vervangende opvoeders. Houd rekening met de achtergrond van het kind/de jongere en zijn ouders/vervangende opvoeders. F. Reageren op signalen Begeleid een van de kinderen/jongeren in je groep door te reageren op signalen die erop wijzen dat hij het moeilijk heeft en door naar hem te luisteren. Wijs het kind/de jongere door middel van feedback er duidelijk op welke grenzen er zijn en dat deze niet overschreden mogen worden. Biedt hem/haar gedragsalternatieven. Vraag feedback van een collega en een ouder/vervangende opvoeder. Beschrijf een situatie waarin je agressie hebt herkend en een inschatting hebt gemaakt van de risico’s hiervan.

10

PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG

G. Voorbereiden, opstellen, uitvoeren en evalueren van een activiteitenprogramma Inventariseer de behoeften en wensen van de kinderen/jongeren van je groep en de mogelijkheden voor activiteiten binnen de organisatie. Dit doe je o.a. aan de hand van observaties, gesprekken met de kinderen/jongeren en collega’s. De gegevens verwerk je in een weekprogramma. Je zorgt ervoor dat er een goede afwisseling is van de verschillende ontwikkelingsgebieden: motorisch/sensorisch, sociaal/emotioneel, cognitief en taal. Het ontwerp van het programma stem je af met collega’s en je past de geplande activiteiten indien nodig aan. Een week lang begeleid je twee kinderen/jongeren bij de uitvoering van het weekprogramma en je informeert ouders/vervangende opvoeders over het verloop van de activiteiten. Je vraagt feedback aan collega’s, ouders en zo mogelijk ook aan de kinderen/jongeren zelf. Evalueer tussentijds en aan het einde van de week de begeleiding van beide kinderen/jongeren met je begeleider en indien mogelijk met de ouders/vervangende opvoeders. Stel aan de hand van de feedback de begeleiding eventueel bij. Schrijf een proces- en productevaluatie. Beschrijf in de procesevaluatie hoe je: • de kinderen/jongeren hebt begeleid en met welk resultaat • de kinderen/jongeren hebt gemotiveerd om hun best te doen, uitdagingen aan te gaan, doelen te bereiken. Beschrijf in de productevaluatie hoe je: • hebt gewerkt volgens de pedagogische visie van de instelling • hebt gewerkt aan de gestelde doelen en de methode(s) die je daarbij hebt gehanteerd. H. Uitvoeren van een groepsactiviteit uit het jaarprogramma Bereid een groepsactiviteit uit het jaarprogramma voor volgens een methodisch stappenplan. Begeleid en stimuleer de kinderen/jongeren bij de uitvoering van de activiteit. Let vooral op kinderen die niet zo gemotiveerd zijn en schep een sfeer waarin agressie zoveel mogelijk voorkomen wordt. Betrek zo mogelijk ook ouders/vervangende opvoeders bij de voorbereiding en uitvoering. Maak een feedbackformulier en laat dit invullen door de kinderen/jongeren, de ouders/vervangende opvoeders en je collega’s.

I. Veiligheid bieden Beschrijf hoe je bij ziekte of ongeval de procedures en richtlijnen die daarvoor zijn vastgesteld, hebt gevolgd.

Als je kiest voor een vervangende of aanvullende opdracht, let er dan op dat deze voldoet aan de beoordelingslijst van deze proeve.

11

PROEVE 1

Het resultaat A.

De afgetekende beoordelingslijst van deze proeve.

Specifieke bewijsstukken B.

Een foto van de ruimte en een beschrijving welke keuzes je gemaakt hebt om de ruimte zo aan te passen dat deze ontwikkelingsmogelijkheden biedt. Motiveer ook waarom je deze keuzes hebt gemaakt. WP 2.3: C. Betrek hierbij de veiligheidseisen en -voorschriften. WP 2.3: L, T. Een collage van de protocollen en schoonmaakmiddelen die je hebt gebruikt. WP 2.3: L, T. Feedback van het kind/de jongere hoe hij betrokken is bij het uitvoeren van de huishoudelijke werkzaamheden. WP 2.3: C. C. Het voorstel voor het begeleiden/ondersteunen van een kind/jongere, het aanleerprogramma en het verslag van de feedback van je collega’s. WP 2.2: C, F, R, T. D. De observatieverslagen en persoonsbeschrijving van twee kinderen/jongeren. WP 1.1: N, R. E. Het plan van aanpak van twee kinderen/jongeren. De agenda en het verslag van het gesprek met de ouders/vervangende ouders. Feedback van je collega met betrekking tot het plan van aanpak en het gesprek. WP 1.3: E, J en WP 2.1: E, U. F. Feedback van een collega en zo mogelijk een kind/jongere over jouw begeleiding bij het onderkennen en reguleren van de agressie van het kind/de jongere. WP 2.1: B, C, D, K. G. Een weekprogramma voor je groep met onderbouwing van de keuzes die je hebt gemaakt. WP 1.2: E, Q. Het evaluatieverslag. WP 2.1: B, C, E, U. H. De ingevulde feedbackformulieren met betrekking tot de groepsactiviteit van twee collega’s, de ouders/vervangende opvoeders en de kinderen/jongeren en een reflectieverslag van jezelf. WP 2.1: B, C, D, K. I. Beschrijving van de procedure bij ziekte of een ongeval. WP 2.2: T.

Vervangende of aanvullende bewijsstukken – – – –

Neem de bewijsstukken op in je portfolio.

12

PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG

Beoordelingslijst

Proeve 1 (2012-pm-4-jz-pr1)

Naam student:

Datum:

Opleiding: Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg

Cohort:

Fase:

voldoende goed

Prestatie-indicatoren

onvoldoende

Competenties

Kwalificerend

- componenten

Werkproces 1.1 Inventariseert de situatie en wensen van het kind/de jongere

P Dit betekent dat: • je verschillende bronnen gebruikt om informatie te

N Onderzoeken

verzamelen met betrekking tot afwijkingen in ontwikkeling en gedrag

– informatie achterhalen

zodat: • jou duidelijk is wat de oorzaken zijn en je hierop kunt inspelen. P Dit betekent dat: • je actief de wensen en verwachtingen van het kind/de

R Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

jongere en zijn ouders/vervangende opvoeders inventariseert

zodat: • jou duidelijk is hoe de organisatie, binnen de mogelijkheden van de dienstverlening, kan inspelen op de situatie en wensen van het kind/de jongere.

– behoeften en

verwachtingen achterhalen

Werkproces 1.2 Stelt een activiteitenprogramma op

P Dit betekent dat: • je de mening en ideeën van kinderen/jongeren vraagt • je kinderen/jongeren stimuleert om input te leveren voor het activiteitenprogramma zodat: • het programma tegemoet komt aan de wensen en behoeften van de kinderen/jongeren.

E Samenwerken en overleggen

– anderen raadplegen en betrekken

13

PROEVE 1

Prestatie-indicatoren

voldoende goed

Competenties

Kwalificerend

onvoldoende

- componenten

P Dit betekent dat: • je zorgt dat activiteiten goed op elkaar afgestemd zijn • je de activiteiten ruim van tevoren plant en regelt • je rekening houdt met de mogelijkheden zodat: • het activiteitenprogramma uitvoerbaar is en aansluit bij de wensen en behoeften van de kinderen/jongeren. P Dit betekent dat: • je de inhoud van het plan van aanpak en de consequenties bespreekt met het kind/de jongere en ouders/vervangende opvoeders zodat: • zij weten wat ze kunnen verwachten als het plan van aanpak wordt uitgevoerd.

Q Plannen en organiseren

–– activiteiten plannen

Werkproces 1.3 Maakt een plan van aanpak

E Samenwerken en overleggen

–– afstemmen

P Dit betekent dat: • je een nauwkeurig en volledig plan van aanpak opstelt

J Formuleren en rapporteren

zodat: • je het kind/de jongere en de ouders/vervangende ouders precies laat weten welke aanpak gehanteerd wordt en welke ontwikkeling wordt nagestreefd.

–– nauwkeurig en volledig rapporteren

Werkproces 2.1 Biedt het kind/de jongere opvang

P Dit betekent dat: • je overwicht toont bij het handhaven van afspraken en regels zodat: • het voor het kind/de jongere en de groep duidelijk is welke grenzen er zijn en dat deze niet overschreden mogen worden. P Dit betekent dat: • je het kind/de jongere heldere, eerlijke en constructieve feedback geeft • je het kind/de jongere stimuleert om alternatieven uit te proberen

B Aansturen

–– uitoefenen van gezag

C Begeleiden

–– coachen

zodat: • het functioneren van het kind/de jongere wordt versterkt.

p Dit betekent dat: • je betrokkenheid toont bij het kind/de jongere en de ouders/ vervangende opvoeders • je actief luistert naar het kind/de jongere • je herkent wanneer het kind/de jongere het moeilijk heeft

D Aandacht en begrip tonen

–– interesse tonen –– luisteren –– anderen steunen

zodat: • je de nodige ondersteuning kunt bieden.

14

PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG

onvoldoende

Prestatie-indicatoren

voldoende goed

Competenties

Kwalificerend

- componenten

T Dit betekent dat: • je de ouders/vervangende opvoeders informeert over de gang van zaken in de opvang • je de ouders/vervangende opvoeders informeert over de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind/de jongere • je kennis, ervaring en inzichten over de opvoeding van het kind/de jongere met de ouders/vervangende opvoeders deelt zodat: • de ouders/vervangende opvoeders op de hoogte zijn van de gang van zaken in de opvang en van de ontwikkeling van hun kind • de ouders/vervangende opvoeders bij opvoedingsvraagstukken profijt hebben van kennis en ervaring van de pedagogisch medewerker. zodat: • je tijdig actie onderneemt om te voorkomen dat de situatie escaleert • je zo nodig fysieke kracht toont, zodat je adequaat op agressie reageert. T Dit betekent dat: • je respect toont voor de verschillende achtergronden van kinderen/jongeren (en ouders/vervangende opvoeders) • je in staat bent om vragen of problemen vanuit diverse gezichtpunten te bekijken zodat: • je aantoont dat je de eigenheid van het kind/de jongere (en ouders/vervangende opvoeders) respecteert. P Dit betekent dat: • je het kind/de jongere adviseert over de persoonlijke verzorging zodat: • je zorgt dat het kind/de jongere inzicht krijgt in de persoonlijke verzorging • je zorgt dat het kind/de jongere eigen keuzes hierin maakt • je zorgt dat het kind/de jongere dit (zoveel mogelijk) zelfstandig uitvoert. p Dit betekent dat: • je discreet omgaat met lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging • je de vertrouwelijkheid respecteert T Dit betekent dat: • je agressie herkent bij het kind/de jongere • je een inschatting kunt maken van risico’s

E Samenwerken en overleggen

–– proactief informeren

K Vakdeskundigheid toepassen

–– vakspecifieke mentale vermogens aanwenden –– vakspecifieke fysieke kwaliteiten tonen

U Omgaan met

verandering en aanpassen

–– met diversiteit (tussen mensen) omgaan

Werkproces 2.2 Biedt het kind/de jongere persoonlijke verzorging

C Begeleiden

–– adviseren

F Ethisch en integer handelen

–– integer handelen

zodat: • je zorgt dat het kind/de jongere zich op zijn gemak voelt.

15

PROEVE 1

Prestatie-indicatoren

voldoende goed

Competenties

Kwalificerend

onvoldoende

- componenten

R Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

p Dit betekent dat: • je het kind/de jongere een op de persoon toegesneden (advies over de) verzorging geeft

zodat: • je aan de behoefte van het kind/de jongere voldoet.

–– aansluiten bij behoeften en verwachtingen

T Instructies en

R Dit betekent dat: • je je bij ziekte en ongevallen houdt aan de procedures en richtlijnen

procedures opvolgen

zodat: • je de veiligheid van het kind/de jongere steeds waarborgt.

–– werken conform

voorgeschreven procedures

Werkproces 2.3 Draagt zorg voor de ruimte en huishoudelijke werkzaamheden

P Dit betekent dat: • je een uitdagende en geschikte ruimte/omgeving schept met kansen en mogelijkheden voor ontwikkeling van kinderen/ jongeren • je de ruimte/omgeving toetst aan richtlijnen • je het kind/de jongere motiveert bij het uitvoeren van taken in het huishouden zodat: • je de kinderen/jongeren op een veilige manier stimuleert in hun ontwikkeling waardoor zij hun bijdrage hebben geleverd aan de uitvoering van huishoudelijke taken. • je op de hoogte bent van de werking van schoonmaakmiddelen en materialen en daar verantwoord gebruik van maakt zodat: • je verspilling en onnodige belasting van het milieu voorkomt en de hygiëne bevordert. R Dit betekent dat: • je werkt volgens veiligheidsregels en voorschriften • je erop toeziet dat ook anderen zich aan deze regels houden • je materialen op een veilige manier gebruikt p Dit betekent dat:

C Begeleiden

–– anderen ontwikkelen

L Materialen en

middelen inzetten

–– materialen en middelen doeltreffend gebruiken

T Instructies en

procedures opvolgen

–– werken conform

zodat: • je de veiligheid van de kinderen/jongeren waarborgt.

veiligheidsvoorschriften

16

PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG

onvoldoende

voldoende goed

Bewijsstukken Kwalificerend

A.

De afgetekende beoordelingslijst van deze proeve.

Specifieke bewijsstukken:

Werkprocessen Competenties

2.3

C

B. Een foto van de ruimte en een beschrijving welke keuzes je gemaakt hebt om de ruimte zo aan te passen dat deze ontwikkelingsmogelijkheden biedt. Motiveer ook waarom je deze keuzes hebt gemaakt.

2.3

L - T

Betrek hierbij de veiligheidseisen en -voorschriften.

2.3

L - T

Een collage van de protocollen en schoonmaakmiddelen die je hebt gebruikt. Feedback van het kind/de jongere hoe hij betrokken is bij het uitvoeren van de huishoudelijke werkzaamheden. C. Het voorstel voor het verzorgen van een kind/de jongere, het aanleerprogramma en het verslag van de feedback van je collega’s. D. De observatieverslagen en persoonsbeschrijving van twee kinderen/jongeren. E. Het plan van aanpak van twee kinderen/jongeren. De agenda en het verslag van het gesprek met de ouders/vervangende ouders. Feedback van je collega met betrekking tot het plan van aanpak en het gesprek. F. Feedback van een collega, een ouder en het kind/ jongere over jouw begeleiding bij het onderkennen en reguleren van de agressie van het kind/de jongere. G. Een weekprogramma voor je groep met onderbouwing van de keuzes die je hebt gemaakt.

2.3

C

2.2

C - F - R - T

1.1

N - R

1.3 2.1

E - J E - U

2.1

B - C - D - K

1.2

E - Q

2.1

B - C - E - U

Het evaluatieverslag.

2.1

B - C - D - K

H. De ingevulde feedbackformulieren met betrekking tot de groepsactiviteit van twee collega’s, de ouders/ vervangende opvoeders en de kinderen/jongeren en een reflectieverslag van jezelf.

2.2

T

I. Beschrijving van de procedure bij ziekte of een ongeval.

Aanvullende of vervangende bewijsstukken:

Werkprocessen Competenties

Cesuur In deze proeve zijn de competenties binnen de werkprocessen op het vereiste beheersingsniveau aangetoond.  ja  nee

17

PROEVE 1

Onderbouwing van de beoordeling met voorbeelden die in verband staan met de prestatie-indicatoren

Indien de student competenties binnen een werkproces onvoldoende heeft aangetoond, geef dan op het niveau van de prestatie-indicator aan wat de oorzaak daarvan is.

De beoordelaars van de proeve 1 (2012-pm-4-jz-pr1) zijn:

Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)

Naam beoordelaar

Functie beoordelaar

Handtekening

Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)

Naam beoordelaar

Functie beoordelaar

Handtekening

Naam student

Handtekening

18

PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG

19

PROEVE 1

Verpleegkundige Kompas

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Zorghulp Niveau 1

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Helpende Zorg & Welzijn Niveau 2

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Verzorgende Niveau 3

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Verpleegkundige Niveau 4

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Medewerker maatschappelijke zorg Niveau 3

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Persoonlijke begeleider gehandicaptenzorg Niveau 4

Persoonlijke begeleider specifieke doelgroepen Niveau 4

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Pedagogisch medewerker kinderopvang Niveau 3

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Overzicht beroepsprestaties Zorg en Welzijn - 2012 Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1 Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Kompas Competentiewijzer 1.1 Ondersteunen bij persoonlijke verzorging en ADL 1.2 Onderhoud van spel- en spelmateriaal en ruimte (voor GPM-4-KO) 1.2 Onderhoud van de ruimte (voor PM-4-JZ) 1.3 O dersteunen bij ontwikkelingsgerichte activiteiten 1.4 Signaleren en in kaart brengen van de hulpvraag 1.5 Ondersteunen en begeleiden bij persoonlijke verzorging en ADL Fase 2 2.1 Het versterken van je vakdeskundigheid 2.2 Coördinerende taken uitvoeren (voor GPM-4-KO) 2.2 Verbeteren van de leefsituatie van het kind/de jongere (voor PM-4-JZ) 2.3 Zorgen voor een veilige, hygiënische en uitdagende leefomgeving 2.4 Methodisch begeleiden bij ontwikkeling en opvoeding 2.5 Begeleiden bij ontwikkelingsgerichte activiteiten Proeve Verantwoordingsverslag en Assessmentgesprek Fase 3 3.1 Begeleiden bij een specifie e zorg- en/of begeleidingsvraag 3.2 Regie voeren (voor GPM-4-KO) 3.2 Begeleiden bij het optimaliseren van de leefistuatie (voor PM-4-JZ) 3.3 Zorgen voor kwaliteit 3.4 Professionaliseren 3.5 De leiding nemen (voor GPM-4-KO) Proeve Verantwoordingsverslag en Assessmentgesprek Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Proeve Competentiewijzer Fase 2 Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3 Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Proeve Competentiewijzer Fase 2 Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3 Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Proeve Competentiewijzer Fase 2 Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3 Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer

Gespecialiseerd pedagogisch medewerker KO - Niveau 4

Pedagogisch medewerker JZ - Niveau 4

Verpleegkundige Kompas

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Onderwijsassistent Niveau 4

Verpleegkundige Kompas

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Sociaal cultureel werker Niveau 4

Verpleegkundige Kompas

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener Niveau 4

Een uitgave van:

Artikelnummer: CZW20120142

Made with