Alessandra Corda, Karel Philipsen en Rick de Graaff (red.) - Handboek VVTO

1  Vvto in Nederland, een historisch overzicht

C het feit dat meer dan 90% van de jongeren in het voortgezet onderwijs En gels kiest als eindexamenvak geeft aan dat onderwijs in het Engels aansluit bij een praktisch algemene behoefte (Kamerstukken II, 1979/1980, 14428, nr. 12, p. 27).

1.2 De Wet op het basisonderwijs: Engels verplicht!

Als in 1981 deWet op het basisonderwijs wordt aanvaard, krijgt Engels een formele status. Vanaf augustus 1986 is het een verplicht vak. Nederland is hiermee een van de pioniers in Europa. Alle nieuwbakken basisscholen hebben inmiddels hun eerste officiële ‘schoolwerkplan’ geschreven, waarin Engels voor de groepen 7 en 8 is opgenomen, gekoppeld aan een lestijd van een halfuur tot drie kwartier per week (Herder & De Bot, 2005). In 1990 doet Edelenbos (1990) een eerste onderzoek naar de effecten van Engels op de basisschool (Eibo), en de conclusies zijn hoopvol: kinderen vinden het vak leuk en zijn dus gemotiveerd, en de prestaties op de deelgebieden luisteren en lezen lijken voldoende. Scholen hebben veel vrijheid om het vak Engels in te richten. Die vrij heid leidt in veruit de meeste gevallen niet tot een goed programma. In tegendeel, dikwijls is het een sluitstuk met een lage prioriteit, ook omdat Eibo niet wordt getoetst via een landelijke eindtoets. En dat met de kern doelen die vermelden dat Engels, waar mogelijk, in samenhang met andere vakken dient te worden gegeven (Kerndoelen Primair Onderwijs, 2006). Een eerste aanzet tot vakkenintegratie: Content and Language Integrated Learning (CLIL; zie ook hoofdstuk 6). Een gemiste kans! In de periode rond de invoering van de wet, tussen 1984 en 1987, kunnen alle leerkrachten nascholing volgen. Deze nascholing is echter niet verplicht gesteld, en de kennis wordt aan het eind van de cursus niet getoetst. Het cursustraject bestaat uit twintig uren instructie, met daarnaast zelfstudie en televisielessen. Aan het eind van het traject ontvangen leerkrachten een certificaat van deelname. Het vormt bepaald geen degelijke basis voor hoog waardig Engelstalig onderwijs, aangezien de groepsleerkrachten wél de les sen moeten verzorgen. Daar komt nog bij dat Engels op de pabo weliswaar een verplicht vak is geworden, maar geen sterke positie heeft. Uit diverse rapporten (zoals dat van Corda et al., 2012) blijkt dat het vak weinig lesuren krijgt toebedeeld, die in de loop der jaren zelfs nog afnemen. Op sommige pabo’s worden de studenten niet eens meer in Engels onderricht. Ze krijgen zelfstudiemateriaal, dat ze – op vrijwillige basis – kunnen doornemen. Hoewel leerkrachten positief tegenover Engels staan, vinden ze dat ze niet adequaat zijn toegerust om het verantwoord te geven en ervaren ze dat er te weinig tijd voor is ingeroosterd. Verder is het omgaan met niveau verschillen van leerlingen een knelpunt.

26

Made with FlippingBook - Online magazine maker