Broddelen - Yvonne van Zaalen en Coen Winkelman

Broddelen Yvonne van Zaalen Coen Winkelman Een (on)begrepen stoornis

Broddelen

Broddelen Een (on)begrepen stoornis

Yvonne van Zaalen en Coen Winkelman

bussum 2014

Website Bij dit boek hoort een website met extra materiaal. Deze is te vinden via www.coutinho.nl/broddelen2

© 2009 Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzon deringen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotoko pieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schrif telijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.repro recht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurs wet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl). Eerste druk 2009 Tweede, herziene druk 2014 Uitgeverij Coutinho Postbus 333

1400 AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl

Zetwerk: i-krek (Yolande Verhoef), Amsterdam Omslag: Studio Pietje Precies | bno, Hilversum Noot van de uitgever

Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever. ISBN 978 90 469 0413 8 NUR 896

Voorwoord bij de eerste druk

Broddelen was tot eind vorige eeuw voor velen in de wereld van de taal- en spraakpathologie een bekende, maar ook een vage term. We wisten wel zo ongeveer wat er bedoeld werd als we zeiden dat een patiënt brod delt, maar aan een eenduidige, wetenschappelijk verantwoorde beschrij ving leek het syndroom steeds te ontsnappen. Voor veel logopedisten en medici is broddelen die ‘andere’ vloeiend heidsstoornis: onduidelijk, niet-vloeiend en niet goed verstaanbaar spre ken zonder neurologische context, en zonder de welbekende en opval lende stotterhaperingen. De onduidelijkheid over het verschil tussen broddelen en stotteren wordt ook in de hand gewerkt doordat deze twee stoornissen in de spraakvloeiendheid samen kunnen voorkomen. Dit boek maakt duidelijk dat broddelen en stotteren wel degelijk als ver schillende stoornissen gezien moeten worden, ondanks de – soms ogen schijnlijke, soms reële – overlap in symptomen. Aan de achtergrond van de verschillen en aan de consequenties voor de therapeutische aanpak is dit handboek gewijd. Het is geschreven door twee expert-auteurs die vanuit hun jarenlange klinische ervaring met deze patiënten weten waarover zij het hebben. Maar dit boek gaat verder, want broddelen is ook het onderzoekgebied van een van de auteurs die – in het kader van haar proefschrift – een per soonlijke, originele en betekenisvolle wetenschappelijke bijdrage heeft geleverd aan de diagnostiek van deze afwijking en met name aan de dif ferentiaaldiagnostiek met stotteren. Meer nog: met haar beeldvormend onderzoek zijn aspecten van het pathogenetisch mechanisme ontsluierd. Mede door de toepassing van objectieve, structurele analyses van niet vloeiende momenten en uitspraakfouten, brengen de auteurs de speci fieke symptomatologie van broddelen in focus en kunnen zij deze onder scheiden van de symptomatologie van stotteren. Voor de spraakpathologische theoreticus is dat interessant, omdat hierdoor de verschillende stoornissen in verband gebracht kunnen wor den met onderscheiden neurocognitieve processen die ten grondslag lig gen aan planning en uitvoer van gesproken taaluitingen. Voor de practicus is deze aanpak uiterst nuttig omdat het een helder en nauwkeurig kader biedt voor niet alleen de onderkennende, verkla rende maar ook de handelingsgerichte diagnostiek. In dat opzicht geeft dit boek de clinicus gedetailleerde, goed gemotiveerde en aan de praktijk getoetste handreikingen, geïllustreerd met videofragmenten en andere materialen die via de website bij dit boek te bekijken zijn. Dit boek profiteert van drie talenten van de auteurs: het vernuft van de wetenschapper, de bezonnenheid van de clinicus en (last but not least)

de helderheid van de didacticus. Het geheel is bovendien gedreven door een diepe liefde voor het vak en een intense betrokkenheid bij de logo pedische zorg. Kortom, de auteurs hebben een zeer actueel, helder en veelomvattend boek over broddelen het licht doen zien, een boek dat on misbaar is voor alle logopedisten en spraak- en taalpathologen die de diagnostiek en behandeling van broddelen beter willen leren kennen.

Utrecht, 30 april 2009 prof. dr. Ph. Dejonckere Universitair Medisch Centrum Utrecht prof. dr. F.N.K. Wijnen Universiteit Utrecht

Voorwoord bij de tweede druk

Deze geactualiseerde tweede druk versterkt de in het voorwoord bij de eerste druk genoemde kwalificaties. Deze tweede druk is uitgebreid met veel recent wetenschappelijk onderzoek. Bij de totstandkoming van dit boek hebben wij dankbaar gebruikge maakt van de feedback van onze collega’s Mies Bezemer, John van Bor sel, Scott Yaruss, Isabella Reichel, Philip Dejonckere, Mark Pertijs en Frank Wijnen. Voor de totstandkoming van bijlage 16 zijn wij dank ver schuldigd aan Lesley Bosschaart, Anne van Eupen en Femke de Smit van de Werkgroep Kwaliteit van de NVST. Natuurlijk danken wij ook Michel van de Graaf van Uitgeverij Coutinho voor het in ons gestelde vertrou wen. Wij hebben dankbaar gebruikgemaakt van de professionaliteit van de staf van de uitgeverij. April 2014 Yvonne van Zaalen, ’s-Hertogenbosch Coen Winkelman, Baarn

Inhoud

Inleiding

11

1 Theoretische achtergronden

15

1.1 1.2

Differentiaaldiagnostiek: broddelen en stotteren Definities, begrippen en modellen 1.2.2 Taalautomatisering en tempo 1.2.3 Taalstoornis of taalprobleem? 1.2.4 Model van taalproductie (Levelt) 1.2.5 Factoren die het tempo van de taalproductie beïnvloeden 1.2.1 Symptomen 29 1.3.4 Natuurlijke ontwikkeling van de spraaksnelheid 30 1.3.5 Prognose 32 Broddelen in de ICD-10 en de ICF (International Classification of Functioning) Vloeiendheid in lager spreektempo: het model van Levelt (1987) Broddelen in het viercomponentenmodel van Stournaras 37 32 34 15 16 17 18 19 19 20 25 26 29 Karakteristieken van broddelen Prevalentie en incidentie 1.3.2 Etiologie (oorzaken) 1.3.3 Signalen van broddelen 1.3.1

1.3

1.4

1.5

1.6

2 Symptomen en de impact van de stoornis

39

2.1 2.2

Inleiding

39 40 40 42 44 44 45 47 49

Karakteristieken en symptomen 2.2.1 Hoger of onregelmatig spreektempo

2.2.2 Woordstructuur 2.2.3 Spreekpauzes 2.2.4 Niet-vloeiendheden

2.2.5 Stoornissen in communicatie 2.2.6 Prosodische patronen 2.2.7 Ritme en muzikaliteit 2.2.8 Handschrift en schrijven 50 2.2.9 Zelfwaarneming, spraakcontrole en monitoring 51 2.2.10 Aandacht en concentratie 52

2.2.11 Auditieve vaardigheden

52 53 53 54 54 54 55 55 56 56 56 57 57 57 58 59 59 63 63 64 65 66 66 67 68 70 73 77 77 78 57

2.2.12 Cognitieve en emotionele karakteristieken 2.2.13 Woordvindingsmoeilijkheden Factoren die het spreektempo beïnvloeden

2.3

2.3.1 Linguïstische factoren

2.3.2 Fonetische en fonologische aspecten

2.3.3 Cognitieve aspecten 2.3.4 Zelfbeeld van de spreker

2.3.5 Psychiatrische, neurologische en endocriene aandoeningen

2.3.6 Motivatie en emotie

2.3.7 Leeftijd

3 Diagnostiek

3.1 3.2

Inleiding

Checklist Broddelkenmerken (CBK) en anamnese 3.2.1 Checklist Broddelkenmerken

3.2.2 Anamnese

3.3

Onderdelen van het diagnostisch onderzoek

3.3.1 Spontane spraak 3.3.2 Hardop lezen 3.3.3 Navertellen 3.3.4 Schrijven

3.3.5 Spraakmotorische controle op lettergreep- en woordniveau 3.3.6 Spraakanalyse PRAAT 3.3.7 Gemiddeld articulatietempo (GAT) 3.3.8 Cognitieve factor: Profiel Broddelernst

3.4

Differentiaaldiagnostiek

3.4.1

Stotteren

3.4.2 Leermoeilijkheden

3.4.3 Tachylalie

3.4.4 Spraakontwikkelingsdyspraxie 3.4.5 Taalontwikkelingsstoornissen 3.4.6 Neurogeen broddelen en dysarthrie 79 3.4.7 Broddelen of stotteren bij downsyndroom 80 3.4.8 Fragiele-X-syndroom 81 3.4.9 Gilles-de-la-tourettesyndroom 82 3.4.10 Autismespectrumstoornis (ASS) 83 3.4.11 Neurofibromatose-1 84 3.4.12 Attention deficit hyperactivity disorder (ADHD) 84

4 Impact van therapie

85

4.1 4.2

Inleiding

85 85 86 87 88 88 89 90 91 92 93 94 97 98 98 98 99 99 97

Algemene aspecten van de therapie 4.2.1 Impact van de therapie 4.2.2 Neiging tot vermijdingsgedrag

4.3

Monitoring

4.3.1 De drie monitoringniveaus van Levelt 4.3.2 Problemen met de monitoring Verbeterpunten binnen het viercomponentenmodel van Stournaras 4.4.1 De cognitieve component 4.4.2 Emotionele component 4.4.3 Verbaalmotorische component 4.4.4 Sociale (communicatieve) component

4.4

5 Diagnostische therapie en behandelplan

5.1 5.2

Inleiding

Werkwijze om te komen tot een behandelplan 5.2.1 Wat gebeurt er in de diagnostische fase? 5.2.2 Intensiteit van de behandeling 5.2.3 Het assessment 5.2.4 De diagnostische sessies Aandachtspunten bij huiswerkopdrachten 5.3.1 Belang voor het symptoombewustzijn

5.3

100 101 102 103 108 108 109 113 113 116 116

5.3.2 Zelfobservatieschema’s 5.3.3 SMART-criteria Diagnostische oefeningen

5.4

5.4.1

Diagnostische oefening 1 - Je naam zeggen

5.4.2 Diagnostische oefening 2 - Eerste articulatie-oefeningen

5.4.3 Diagnostische oefening 3 - Lezen 5.4.4 Diagnostische oefening 4 - Terugrekenen

5.4.5 Overzicht

5.5

Evaluatie van het assessment

6 Therapeutische oefeningen

117

6.1 6.2

Inleiding

117 117 119 120

Opbouw van het behandelplan

6.2.1 Identificatieoefeningen voor alle vormen van broddelen

6.2.2 Fonologisch broddelen

6.2.3 Syntactisch broddelen 6.2.4 Broddel-stotteren

121 122 122 122 125 130 130 136 139 152 155

6.3

Trainingsaspecten

6.3.1 Aandachtspunten bij het trainen van de identificatie 6.3.2 Opbouwen van de taalcomplexiteit

6.4. Uitgewerkte therapieoefeningen

6.4.1

Oefengang Syllable timed speech

6.4.2 Oefengang Audiovisuele feedbacktraining 6.4.3 Subdoelen voor identificatie en bijbehorende oefeningen Taalformulering en gedachtenconcentratie Behoud van verworven vaardigheden

6.5 6.6

Bijlagen

Bijlage 1 Checklist Broddelkenmerken (CBK) Bijlage 2 Onderzoeksformulier spontane spraak, lezen en navertellen Bijlage 3 Bepaling articulatiesnelheid (in lettergrepen per seconde) Bijlage 4 Het navertellen van een gememoriseerde taak Bijlage 5 Screening pittige articulatie (SPA, test voor spraak motorische beoordeling op woordniveau) Bijlage 6 Diagnostiekprotocol vloeiendheidsstoornissen Bijlage 7 Oraalmotorische assessmentschaal (OMAS, test Bijlage 8 Profiel Broddelernst (PBE) Bijlage 9 Vragenlijst spreeksituaties (Brutten, 1979) Bijlage 10 Opdrachten bij de videocasussen

158

161

166 168 172 176 181 184 188 189 191 198 199

voor spraakmotorische controle op syllabeniveau) 178

Bijlage 11 Zelfbeoordeling

Bijlage 12 Informatie voor ouders en leerkrachten

Bijlage 13 Broddelverklaring Bijlage 14 Gespreksstarters

Bijlage 15 Chronologisch overzicht definities van broddelen 201 Bijlage 16 Behandeldoelen voor broddelen en broddel-stotteren 205

Literatuur

209

Aanbevolen literatuur

233

Register

241

Over de auteurs

248

Inleiding

Lange tijd werd broddelen gezien als de ‘wees’ in de spraak- en taalpatho logie. Nadat eerst de Duitser Kussmaul (1877) en later de Oostenrijker Weiss (1964) de aandacht op dit bijzondere fenomeen vestigden werd de stoornis wel meer herkend, maar vooral in Europa en daarbuiten veel minder. Broddelen paste niet in enig ander tot dan toe gedefinieerd stoornisge bied en bleef tot eind vorige eeuw een onbegrepen stoornis. Een van de redenen is ook dat in de loop der jaren diverse lastig in te delen sympto men zijn toegeschreven aan broddelen, waardoor de kern van de brod delstoornis niet duidelijker is geworden. Pas nadat er in de jaren ’90 ver schillende Amerikaanse publicaties over broddelen zijn geschreven, is de stoornis wel in meer gebieden in de wereld bekend geworden, maar was nog steeds niet echt duidelijk wat de stoornis precies inhield. Dat is wat wij met dit boek beogen: duidelijk maken wat de stoornis inhoudt en hoe ze behandeld kan worden. Zuiver broddelen komt weinig voor; slechte verstaanbaarheid door lichte broddelverschijnselen (oftewel een broddelachtig spreekpatroon) des te meer. Dit boek gaat over alle vormen van broddelen tussen deze twee uitersten. De theoretische onderbouwing, diagnostische instrumenten, therapieopbouw en de vele therapeutische suggesties zijn gebaseerd op recent wetenschappelijk onderzoek en langdurige klinische ervaring (practice based evidence). Door de jaren heen is er in de logopedieopleidingen op gewezen dat stot teren en broddelen tegelijkertijd kunnen voorkomen bij één persoon. Hoewel broddelen van oudsher dus in één adem wordt genoemd met stotteren, zal dit boek aangeven dat broddelen – mogelijk veel meer dan tot dusver werd verondersteld – geassocieerd kan worden met de spraak van personen met leermoeilijkheden en AD(H)D of andere vormen van comorbiditeit. Terwijl stotteren de laatste decennia gezien wordt als een stoornis van de timing van de motorische activiteit, blijkt name lijk bij broddelen niet de aansturing van de spieren verstoord, maar de planning van de spraak- en taalactiviteiten binnen een te hoog commu nicatietempo. Broddelen, een (on)begrepen stoornis is bedoeld als handboek bij de dif ferentiaaldiagnostiek en behandeling van broddelen. In het gehele boek

11

Broddelen

zijn casusvoorbeelden gebruikt om de boodschap te verhelderen en te verlevendigen. Daarmee geeft dit boek de logopedist houvast in de behandeling van cliënten die te kampen hebben met deze fascinerende stoornis. Daar naast zal het voor broddelende cliënten zelf en iedereen die (beroepsma tig) met hen te maken heeft, een helder inzicht geven in het fenomeen. Leeswijzer In hoofdstuk 1 worden de theoretische achtergronden van broddelen belicht en worden de kernkarakteristieken van broddelen nauwkeurig beschreven. Nieuwe inzichten ten aanzien van de prevalentie en de ont wikkeling van broddelen, ook in samenhang met andere stoornissen, worden gevolgd door beschrijvings- en verklaringsmodellen van onder anderen Weiss en Levelt. Hoofdstuk 2 bevat een inhoudelijke bespreking van de diagnostische cri teria bij broddelen en beschrijft de symptomatische en theoretische ach tergrond van bijkomende symptomen. In hoofdstuk 3 is er ruim aandacht voor de differentiaaldiagnostiek van broddelen. Er is beschreven hoe mogelijk broddelen kan worden opge spoord met behulp van het screeningsinstrument Checklist Broddel kenmerken (zie bijlage 1) en een uitgebreide anamnese. We leggen het belang uit van de onderzoeksinstrumenten voor de beoordeling van de spraak in verschillende communicatieve situaties, evenals van een gede gen assessment (de proefbehandeling, diagnostische therapie). De brod delsymptomen en differentiaaldiagnostische criteria voor broddelen en diverse andere vloeiendheidsstoornissen (zoals stotteren, leermoeilijk heden en autismespectrumstoornissen) worden uitgebreid toegelicht en praktisch toepasbaar gemaakt. De onderzoeksformulieren en de norme ringen die besproken worden zijn achter in het boek opgenomen als bij lagen en bovendien te vinden op de website bij dit boek (www.coutinho. nl/broddelen2). De hoofdstukken 4, 5 en 6 zijn gewijd aan de therapie bij broddelen. Een broddelende spreker heeft een slecht symptoombewustzijn. Inzicht en herkennen van broddelsymptomen is een eerste stap van therapie. Therapie voor broddelen houdt aanzienlijk meer in dan ‘wat oefeningetjes doen’. Het behelst het systematische veranderen van com municatie- en spreekgedrag. De modificatie en transfer van het nieuwe spreekgedrag behoeft bij de behandeling van broddelen dan ook specifie ke aandacht. We beschrijven hoe verandering van spreekgedrag tot stand kan worden gebracht door onder meer vertraging van het spreektem po en het adequaat ordenen en formuleren van gedachten. Ook wordt ruimschoots aandacht besteed aan de toepassing van de verworven

12

Inleiding

vaardigheden binnen huiswerkopdrachten, de overdracht naar dagelijk se communicatie en de specifieke moeilijkheden die de spreker daarbij ondervindt. Website bij dit boek In deze tweede herziene druk wordt met een icoontje verwezen naar de website bij dit boek (www.coutinho.nl/broddelen2) waar het volgende te vinden is: • Onder therapie: een document met materiaal voor therapieoefeningen en evaluatie van therapie-effect • Onder formulieren: de formulieren onder meer voor diagnostisch on derzoek die ook als bijlagen achter in het boek zijn opgenomen • Onder PRAAT: een handleiding voor het werken met de PRAAT-soft ware • Videocasus: videovoorbeelden van diagnostisch onderzoek • Een contactformulier Voorts zijn op deze website verwijzingen naar literatuur, relevante web sites, lopend onderzoek en nieuws opgenomen.

13

Theoretische achtergronden

© Arend van Dam

1.1 Differentiaaldiagnostiek: broddelen en stotteren

Niemand spreekt honderd procent vloeiend. Zelfs de meest welbespraak te spreker maakt zo nu en dan spreekfouten, en waarschijnlijk maken de meesten van ons deze fouten vaker dan we eigenlijk zouden willen. Er zijn allerlei soorten spreekfouten. We kunnen bijvoorbeeld woorden of klanken toevoegen om onszelf tijd te geven om na te denken, zoals ‘uh’ of ‘nou’. Ook kunnen we een zin herstellen als we tijdens het spreken merken dat een geformuleerde zin niet het gewenste effect heeft. Veel voorkomende spreekfouten zijn ook dat woorden herhaald worden, of dat de spreker struikelt over woorden. Als reactie op dit soort fouten zeg gen mensen dan wel eens zoiets als ‘Oeps, wat zit ik weer te stotteren’. Dit is echter geen stotteren, maar broddelachtig spreken. Pas als iemand veel van deze versprekingen maakt die op diverse momenten en in meerdere spreeksituaties optreden, spreken we van broddelen.

15

hoofdstuk 1

Theoretische achtergronden

Veel auteurs (Scripture, 1912; Freund, 1952; Mensink-Ypma, 1990; Preus, 1992; Blood et al., 2000; Ward, 2006) hebben er al op gewezen dat de wetenschappelijke differentiaaldiagnostiek tussen broddelen en stotte ren gezien de vergelijkbare karakteristieken vaak moeilijk is. Ook het feit dat je een logopedist wel eens hoort zeggen ‘Stotteren? Het is volgens mij meer broddelen’ geeft al aan dat hier veel onduidelijkheid over heerst. Bij zuiver stotteren is er sprake van veel onvrijwillige interrupties in de vloeiendheid van de spraak en stotterende sprekers hebben vaak een ge voel van controleverlies (Shapiro, 1998; Quesal, 2004; Ward, 2006; Gui tar, 2006; St. Louis et al., 2007). De interrupties hebben meestal de vorm van: • herhalingen van klanken, syllaben of eenlettergrepige woorden; • verlengingen van klanken; • blokkades van de ademstroom of de stemgeving in spraak. Broddelen kan gezien worden als een verborgen stoornis (Winkelman, 1993). Omdat broddelen en stotteren tegelijkertijd bij één persoon kun nen voorkomen, was het tot in het begin van de 20 e eeuw ook in weten schappelijke studies moeilijk om broddelen en stotteren te differentiëren. Wel hadden St. Louis et al. (1985, 1996) op basis van klinische kennis de verschillende vloeiendheidsstoornissen van niet-vloeiende sprekers van elkaar onderscheiden. Zij constateerden bij broddelende sprekers een hoge frequentie normale niet-vloeiendheden (revisies, interjecties, frase- en syllabeherhalingen) en een lage frequentie van typische stotter-niet vloeiendheden. Hoewel het dus onderscheiden stoornissen zijn, kan bij sommige per sonen het broddelen zich wel ontwikkelen tot stotteren, mogelijk doordat de persoon een spreekangst ontwikkelt als gevolg van negatieve reacties uit de omgeving (‘Wat zeg je?’, ‘Ik begrijp je niet!’, ‘Wat praat je weer war rig’ of ‘Ik versta je niet’) of een sociale fobie en onzekerheid doordat de spreeksymptomen niet specifiek worden benoemd (Winkelman, 1990). Uit de reacties begrijpt de broddelende spreker dan wel dat hij iets ‘fout’ doet, maar wat dat dan is, blijft vaak onbenoemd. Om een betere differentiaaldiagnose te kunnen stellen, is er ten be hoeve van het broddeldiagnostisch onderzoek naast verschillende tes ten op het gebied van de communicatie (hardop lezen, spontane spraak, een verhaal navertellen, vragenlijsten en cognitietests) ook een test voor spraakmotorische vaardigheden ontwikkeld (St. Louis et al., 2003; Sick, 2004; Ward, 2006; St.Louis et al., 2007).

verborgen stoornis

sociale fobie

1.2 Definities, begrippen en modellen

In de laatste decennia van de vorige eeuw is het onderzoek naar brod delen gericht geweest op zowel de hoorbare symptomen als de onderlig

16

Definities, begrippen en modellen

1.2

gende neurolinguïstische processen (Weiss, 1968; St.Louis, 1992; Myers & Bradley, 1992; Daly, 1996; Daly & Burnett, 1999). Weiss (1964) beschreef broddelen als een stoornis in de vloeiendheid van de communicatie. Vaak zien we als bijkomend verschijnsel een stoor nis in taalplanning op linguïstisch of pragmatisch niveau. Deze versto ringen resulteren weliswaar in een verminderde natuurlijkheid, maar worden niet altijd gezien als primair kenmerk van broddelen (Scripture, 1912; Voelker, 1935; Weiss, 1964; Damsté, 1984; Mensink-Ypma, 1990; St. Louis, 1992; St. Louis et al., 2003; Ward, 2006; Curlee & Conture, 2007; Van Zaalen, 2009). De meeste mensen hebben wel een idee wat stotteren is, maar zijn nau welijks bekend met kenmerken van de vloeiendheidsstoornis broddelen. Toch kent iedereen wel personen die een heel verhaal kunnen vertellen waarbij je als luisteraar moeite hebt om het geheel te begrijpen. Andere sprekers spreken zo snel dat het verstaan – en daardoor het begrijpen – echt onder druk staat. Als de verminderde verstaanbaarheid of vloeiend heid een relatie heeft met het spreektempo van de cliënt kan er sprake zijn van broddelen. Maar wat is broddelen nu precies? In de laatste anderhalve eeuw is het fenomeen broddelen veelvuldig gedefinieerd. Veel van deze definities zijn eigenlijk beschrijvingen van het fenomeen. Bijlage 15 achterin dit boek bevat een chronologisch overzicht van verschillende definities van broddelen, dat ook laat zien hoe de kennis over broddelen in de loop der jaren heeft geleid tot een voortschrijdend inzicht in dit fenomeen. Hier volstaan we met de volgende definitie.

Broddelen Een stoornis in de vloeiendheid van het spreken waarbij de spreker niet in staat is zijn tempo aan te passen aan de lin guïstische (grammaticale encodering) of motorische (fono logische encodering) eisen van het moment (Van Zaalen, 2009).

1.2.1 Symptomen St. Louis et al. (2011) stellen dat bij broddelen segmenten van de con versatie (in de moedertaal van de spreker) in het algemeen ervaren wor den als te snel, onregelmatig of beide. De segmenten van haastig spreken gaan, aldus St. Louis, bij broddelen samen met een van de volgende drie symptomen: 1 een hoog en/of onregelmatig articulatietempo (Weiss, 1964; Damsté, 1984; Daly, 1986; St. Louis, 1992; St.Louis et al., 1996; St. Louis et al., 2003; Dinger et al., 2008);

17

Made with FlippingBook Ebook Creator