CZW20120028

CZW20120028

Medewerker maatschappelijke zorg

Kompas

| Niveau 3

Kompas (2012-mmz-kp)

Opleiding: Niveau Fase

Medewerker maatschappelijke zorg 3 1, 2 en 3

Artikelnummer CZW20120028

Colofon Deze uitgave is gerealiseerd onder verantwoordelijkheid van Stichting Consortium Beroepsonderwijs - Zorg & Welzijn & Assisterenden Gezondheidszorg

Directie enmanagementteam L. Fine B. Huijberts A. Pijnenburg

I. Rabelink M. Wouters

Ontwikkelteamleider J. Oost

Ontwikkelaars van deze fase J. Aarden A. Bakker E. Schoone

Redactie A. Brink M. Brok

Ontwerp H. Witjes (Studio Blanche)

DTP Stichting Consortium Beroepsonderwijs/studio Blanche Juni 2013

Foto’s Stichting Consortium Beroepsonderwijs

Ondanks alle inspanningen is het mogelijk dat Stichting Consortium Beroepsonderwijs niet alle copyrights van de in de uitgave opgenomen illustraties heeft geregeld. Degene diemeent alsnog rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht contact op te nemenmet Stichting Consortium Beroepsonderwijs.

© 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe- stand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, namelijk elektronisch, mechanisch, door fotokopie, opnamen of enige anderemanier, zonder toestemming van Stichting Consortium Beroepsonderwijs.

Inhoud

Inleiding.............................................................................................................. 4

1 Methodemix ................................................................................................. 7 1.1 Waarom demethodemix?......................................................................... 7 1.2 Wat is demethodemix?........................................................................... 8 a Beroepsprestaties of Proeve ................................................................. 9 b Verantwoordingsverslag ...................................................................... 9 c Assessmentgesprek ...........................................................................11 1.3 Beoordelen..........................................................................................12 a Prestatie-indicatoren ........................................................................13 b Bewijsstukken ..................................................................................13 c Cesuur ...........................................................................................14 1.4 Borgen van resultaten...........................................................................16 1.5 Portfolio..............................................................................................17 2 Ontwikkelingsgerichte en kwalificerende beoordeling .....................................19 2.1 Kwalificerende score..............................................................................19 2.2 Ontwikkelingsgerichte score...................................................................21 3 Demoeilijkheidsgraad ..................................................................................22 3.1 Complexiteit........................................................................................23 3.2 Zelfsturing...........................................................................................23 3.3 Verantwoordelijkheid.............................................................................24 4 Taal- en rekenvaardigheden ...........................................................................25 4.1 Taal- en rekeneisen...............................................................................25 4.2 Het werkenmet taalprestaties................................................................26 4.3 De opzet van taalprestaties....................................................................27 4.4 De beoordeling van taalprestaties............................................................27 5 Loopbaan- en Burgerschapsontwikkeling ........................................................28 5.1 Eisen voor loopbaan en burgerschap........................................................28 5.2 Het werkenmet LB-prestaties.................................................................28 5.3 De opzet van LB-prestaties.....................................................................29 5.4 De beoordeling van LB-prestaties............................................................29 6 Leren-leervaardigheden ................................................................................30 6.1 Leren reflecteren, evalueren en verantwoorden volgens de STARRT-methode.....31 6.2 Het maken van een POP/PAP..................................................................35 6.3 De Wegwijzer.......................................................................................37 6.4 Aan de slagmet leerprestaties................................................................39 a Leerprestatie: ‘Hoe leer ik?’ ................................................................39 b Leerprestatie: ‘Samenwerkend leren’ .....................................................44 7 Fase-indeling van de opleiding ......................................................................51 7.1 De opbouw..........................................................................................51 7.2 Inhoudelijke toelichting op de fase-indeling.............................................54

Bronvermelding....................................................................................................55

Inleiding

In het verzorgingshuis waar Maarten stage loopt, is het gebruikelijk om iedere maandmet alle bewoners en personeelsleden te brunchen. Maarten heeft dit nu 2 keer meegemaakt. Numag hij de volgende brunch organiseren. Er is wel een draaiboek aanwezigmaar dit moet aangepast worden omdat er een nieuwe afdeling is geopend. Hierdoor zijn er dit keer meer personeelsleden en bewoners aanwezig. Maartenmaakt eerst een lijst met alles wat hij moet doen en hij bespreekt dit met zijn opleider. Als hij groen licht krijgt, gaat hij aan de slag. Hij heeft eenmaand de tijd, maar komt er snel achter dat er heel veel gedaanmoet worden: hij moet iedereen informeren, de tafelzettingmoet anders nu er meer mensen aanwezig zullen zijn, hij moet overleggenmet de keuken en nog veel meer…. Uiteindelijk is daar de grote dag. Maarten is behoorlijk zenuwachtig. Op wat incidentjes na verloopt alles goed. Hij kan laten zien dat hij kan improviseren en de brunch verloopt prima. Maarten kijkt tevreden terug als hij alles in zijn logboek beschrijft. Renske werkt op een woongroep voor mensenmet een verstandelijke beperking. Binnen de groep heeft iedere bewoner zijn eigen corveetaak. Toen Renske net op de groep werkte, hoefde ze bewoners niet te wijzen op hun taak. Numerkt ze dat zij steeds vaker de bewoners moet aansturen. Ze vraagt zich af hoe dit komt. Gaan de bewoners achteruit? Of is er wellicht een andere reden? Ze besluit de rapportage na te kijken, haar collega’s te vragen naar hun ervaringen en de groep te analyseren opmogelijke oorzaken. “Vandaag kwam er een nieuwe bewoner op de afdeling. Ik mocht samenmet mijn begeleider het intakegesprek doen. Ik heb veel vragen gesteld aan de nieuwe bewoner en soms ook aan haar echtgenoot. Met de informatie die ik kreeg, kon ik in het dossier opschrijven waarommevrouw hier is gekomen, wat zij wel en niet zelf kan en welke wensen zij heeft ten aanzien van de begeleiding. Ik kreeg een compliment vanmijn begeleider over demanier waarop ik het gesprek voerde en hoe ik alles heb opgeschreven, morgen ga ik de informatie verwerken in het begeleidingsplan.”

4

MEDEWERKERMAATSCHAPPELIJKE ZORG - FASE 1, 2 EN 3

Als medewerker maatschappelijke zorg werk je in de sociaal-agogische sector. Dit kan zijn in de gehandicaptenzorg, de ouderenzorg, maatschappelijke opvang, welzijnsinstellingen, ziekenhuizen, sociale werkvoorzieningen, justitiële inrichtingen, geestelijke gezondheidszorg of asielzoekerscentra. Je geeft ondersteuning en zorg op het gebied van persoonlijke verzorging, scholing, werk, dagbesteding of vrije tijd. Je functie kan, afhankelijk van de branche waar je werkt, verschillende titels hebben: begeleider, groepsleider, supportmedewerker, ondersteuner of groepsbegeleider.

Tijdens je opleidingmaak je kennis met een of meerdere van de volgende doelgroepen: ouderen, jongeren, mensenmet een verstandelijke beperking, mensenmet een lichamelijke beperking, mensenmet gedragsproblemen. Je verwerft kennis en oefent vaardigheden die je nodig hebt om de cliënt de juiste ondersteuning te geven. Je stelt op basis van feedback je beroepshouding bij. Kennis, vaardigheden en houding vormen samen de competenties die in je opleiding en later in je werk vereist zijn om de cliënt te begeleiden. Je opleiding is opgebouwd uit drie fasenmet daarbinnen beroepsprestaties/proeve, het verantwoordingsverslag en het assessmentgesprek. De proeve is de optelsom van alle kwalificerende beroepsprestaties binnen een of twee fase(n). In het Kompas en de competentiewijzer vind je ondersteunende informatie.

In hoofdstuk 7 lees jemeer over de fase-indeling van je opleiding.

Ook bouw je verder aan de ontwikkeling van je taal- en rekenvaardigheden, loopbaan en burgerschap (LB). Voor taal en LB zijn prestaties ontwikkeld. Afhankelijk van de keuze van je school kun je deze inzetten binnen de beroepsprestaties/proeve en andere leeractiviteiten binnen je opleiding.

De Wegwijzer helpt je bij het methodisch uitvoeren van de verschillende prestaties/ proeve.

5

KOMPAS

1 Demethodemix

In dit hoofdstuk lees je wat demethodemix is en hoe daarin de beoordeling van jouw ontwikkeling tot uitdrukking komt. Hierin staat wat er van jou verwacht wordt en ook wat je kunt verwachten op de weg naar je diploma. 1.1 Waarom demethodemix? In je beroep heb je temakenmet kerntaken en werkprocessen die in het wettelijk vastgesteld kwalificatiedossier staan. Om deze kerntaken en werkprocessen als beginnend beroepsbeoefenaar goed uit te kunnen voeren, ontwikkel je competenties. Het begrip ‘competentie’ verwijst naar een integratie van kennis/inzicht, vaardigheden en houding die tot uitdrukking komt in de beroepspraktijk. Er wordt wel eens gezegd: ‘een competentie is een combinatie van hoofd, handen en hart’. Het is die ‘mix’ die competentemensen onderscheidt van niet-competentemensen.

Competentie

Kennis

Houding

Vaardigheden

Kort gezegd: competenties stellen jou in staat om op een juiste wijze de kerntaken en werkprocessen die bij je beroep horen, uit te voeren. Een competentie is een bewuste bekwaamheid die je ontwikkelt. Als je alle competenties binnen de kerntaken en werkprocessen van jouw opleiding bewust bekwaam hebt ontwikkeld, dan ben je gekwalificeerd voor een beginnend beroepsbeoefenaar.

Het kwalificatiedossier

kerntaken

competenties

componenten

X X X

werkprocessen

prestatie-indicatoren

7

KOMPAS

1.2 Wat is demethodemix 1 Je opleiding is er op gericht om kennis, vaardigheden en houding geïntegreerd aan te leren. De beoordeling van ontwikkelde competenties sluit hierop aan. Eén toetsvorm is niet voldoende om competenties vast te stellen. Hiervoor zijn verschillende toetsvormen nodig. Bijvoorbeeld door het tonen van een vaardigheid in de praktijk, door het uitvoeren van de beroepsprestatie in combinatiemet het schrijven van een verantwoordingsverslag. In het verantwoordingsverslag onderbouw je jouw handelenmet gerichte kennis over die vaardigheid en de juiste beroepshouding. Deze combinatie van toetsvormen is de ‘Methodemix’. De toetsvormen binnen demethodemix zijn gekozen op basis van de inhoud van de kerntaken, werkprocessen en competenties uit het kwalificatiedossier van je opleiding tot medewerker maatschappelijke zorg.

Methodemix

P o r t f o l i o

Beroepsprestaties met specifieke bewijsstukken Verantwoordingsverslag Assessmentgesprek

Proeve met specifieke bewijsstukken Verantwoordingsverslag Assessmentgesprek

Registratie van niveau van competentiebeheersing (in de competentiescoretabel)

Hiernaast lees je wat er met deze onderdelen van demethodemix bedoeld wordt en waar ze voor gebruikt worden.

1 Je school kan er voor kiezen om naast deze methodemix ook andere toetsen af te nemen. Bijvoorbeeld kennistoetsen, vaardigheidstoetsen in skills en simulaties of beoordelingen van je houding. In het examenplan van je school staan alle examens en andere toetsen vermeld die je voor je opleidingmoet doen.

8

MEDEWERKERMAATSCHAPPELIJKE ZORG - Fase 1, 2 EN 3

a. Beroepsprestaties of proeve In iedere beroepsprestatie of proeve zijn een of meerdere werkprocessenmet bijbehorende competenties opgenomen die je bij voorkeur in de beroepspraktijk aantoont. Als blijkt dat een beroepsprestatie of een onderdeel van de proeve niet haalbaar is, organiseert je opleiding een vergelijkbare opdracht, bijvoorbeeld een simulatietoets. Een hulpmiddel bij het uitvoeren van beroepsprestaties of de proeve is de Wegwijzer (zie hoofdstuk 6.3). Voorbeeld van een specifieke opdracht: Je voert gesprekkenmet twee cliënten enmet twee personen uit hun sociale systeem, het team en/of andere disciplines. Verzamel in deze gesprekken gerichte informatie over de behoefte aan ondersteuning. Dit doe je door je van tevoren te oriënteren op de mogelijkheden voor gespreksvoering en relevante gespreksonderwerpen. Maak over iedere cliënt een beknopte schriftelijke rapportage. De beroepsprestatie of proeve bestaat uit de uitvoering van de totale opdracht als geheel, en uit specifieke opdrachten. Een specifieke opdracht is een verdieping van een bepaald gedeelte binnen een beroepsprestatie of proeve. De uitvoering van een specifieke opdracht kun je soms ook buiten de beroepspraktijk doen. Bijvoorbeeld thuis of op terugkomdagen op school. Stel dat je in de praktijk gegevens hebt verzameld voor een schriftelijke rapportage of voor het opstellen van een activiteitenplan, dan kun je elders de rapportage uitwerken of een activiteitenplan volgens de theorie opstellen. Iedere opdracht uit de beroepsprestatie of proeve staat in verbandmet het resultaat (de bewijsstukken) en de beoordelingslijst. Op dezemanier lees je altijd wat de bedoeling is, welk resultaat dat oplevert en waar je op beoordeeld wordt. De beoordelingscriteria vind je in de kolom ‘Prestatie-indicatoren’. b. Verantwoordingsverslag Het verantwoordingsverslag is ook een onderdeel van demethodemix. In het verantwoordingsverslag zijn een of meerdere werkprocessen en competenties opgenomen waarvan je aantoont dat je inzicht hebt gekregen in de kwaliteit van je handelen en de achtergrond van je keuzes die je hierbij hebt gemaakt. Een hulpmiddel bij het schrijven van je verantwoordingsverslag is de STARRT-methode (zie hoofdstuk 6.1).

9

KOMPAS

Fragment uit een beoordelingslijst van het verantwoordingsverslag 1

onvoldoende

voldoende goed

Prestatie-indicatoren

Competenties

Kwalificerend

- componenten

Werkproces 1.1 Inventariseert hulpvragen van de cliënt

P Dit betekent dat:

N Onderzoeken

• je verschillende bronnen kent • je vanuit deze bronnen informatie kunt verzamelen

–– informatie achterhalen

zodat: • je een volledig beeld krijgt van de cliënt, zowel t.a.v. zijn wensen als situatie.

Ieder verantwoordingsverslag staat in verbandmet de bijbehorende beoordelingslijst. Op dezemanier lees je altijd wat de bedoeling is, waarover je het verslagmoet schrijven en waar je op beoordeeld wordt.

10

MEDEWERKERMAATSCHAPPELIJKE ZORG - Fase 1, 2 EN 3

c. Assessmentgesprek Nadat jemeerdere kwalificerende beroepsprestaties of proeve(n) hebt uitgevoerd en het verantwoordingsverslag hebt geschreven, volgt het assessmentgesprek. In het assessmentgesprek zijn een of meerdere werkprocessen en competenties met beoordelingscriteria opgenomen waarover je wordt bevraagd door beoordelaar(s) of assessor(en). Aan de hand van jouw inbreng toon je aan dat je inzicht hebt gekregen in je handelen en de achtergrond van je keuzes die je hierbij hebt gemaakt. Een hulpmiddel bij het voeren van het assessmentgesprek is de STARRT-methode (zie hoofdstuk 6.1). Vragen die je jezelf in de voorbereiding op dit gesprek kunt stellen zijn: • Hoe kijk ik tegenmijn eigen handelen (willen en zijn) in praktijksituaties aan? • Vanuit welke visie, waarden enmotieven heb ik gehandeld? • Wat zijnmijn sterke enminder sterke kwaliteiten? • Wat heeft mij wel en wat niet gestimuleerd om het beste vanmijzelf in praktijksituaties te laten zien? • Stemt mijn handelen overeenmet het beeld dat ik vanmezelf heb enmijn rol binnen het beroep? • Hoe waardeer ik mijn handelen in praktijksituaties?

Fragment uit een beoordelingslijst van het assessmentgesprek 1

onvoldoende

voldoende goed

Prestatie-indicatoren

Competenties

Kwalificerend

- componenten

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij persoonlijke verzorging

P Dit betekent dat: • je begrip toont voor demening van de cliënt t.a.v. zijn voorkomen • je begrip toont voor de gevoelens van de cliënt t.a.v. zijn hygiëne zodat: • je een vertrouwensbandmet de cliënt kunt opbouwen om persoonlijke intieme vraagstukken betreffende de cliënt bespreekbaar kunt maken.

D Aandacht en begrip tonen

–– inleven in andermans gevoelens –– begrip hebben voor de standpunten en houding van anderen

11

KOMPAS

1.3 Beoordelen Een beroepsprestatie, verantwoordingsverslag en assessmentgesprek kunnen ontwikkelingsgericht ( O ) of kwalificerend ( K ) worden beoordeeld 2 . Wat dit precies betekent, lees je in hoofdstuk 2 en 3. Een proeve is altijd kwalificerend.

Zoals bij de uitleg van de beroepsprestatie/proeve, het verantwoordingsverslag en het assessmentgesprek al is aangegeven, is voor ieder onderdeel van demethodemix een beoordelingslijst uitgewerkt. In de beoordelingslijst lees je welk werkproces en welke competenties met componenten en beoordelingscriteria bij elkaar horen. De beoordelingscriteria vind je in de kolom ‘Prestatie-indicatoren’. Daarnaast staan in de beoordelingslijst een overzicht met bewijsstukken, de cesuur en ruimte voor onderbouwing van de beoordeling. Deze opzet en het gebruiken van de beoordelingslijst worden je hieronder verder uitgelegd.

Een competentie wordt beoordeeld binnen eenwerkproces aan de hand van prestatie-indicatoren.

2 Je school kan er voor kiezen om deze delen van de methodemix óf ontwikkelingsgericht óf kwalificerend aan te bieden. In het examenplan van je school staat dit vermeld.

12

MEDEWERKERMAATSCHAPPELIJKE ZORG - FASE 1, 2 EN 3

a. Prestatie-indicatoren Hieronder zie je een voorbeeld uit de beoordelingslijst van een beroepsprestatie. Let in de beoordelingslijst in de kolom van de prestatie-indicatoren op de tekst: ‘Dit betekent dat:…’. Hier lees je welk gedrag jemoet aantonen. Daarna volgt ‘zodat:…’. De tekst die hier vermeld staat, gaat uit van het gewenste effect of het gewenste gevolg van je gedrag. Prestatie-indicatoren worden beoordeeldmet onvoldoende, voldoende of goed en dit wordt in de kolommen naast de prestatie-indicatoren ingevuld.

onvoldoende

voldoende goed

Prestatie-indicatoren

Competenties

Ontwikkelingsgericht

- componenten

Werkproces 1.1 Inventariseert hulpvragen van de cliënt

p Dit betekent dat: • je belangstelling toont voor en betrokkenheid bij de cliënt • je actief luistert • je doorvraagt op de verkregen informatie

D Aandacht en begrip tonen

–– interesse tonen –– luisteren

zodat: • je cliënten de benodigde informatie geeft • de cliënten zich door jou begrepen voelen.

p Dit betekent dat: • je verschillende bronnen gebruikt om informatie te verzamelen

N Onderzoeken

–– informatie achterhalen

zodat: • je een volledig beeld hebt van de situatie en wensen van de cliënt.

b. Bewijsstukken In de beoordelingslijst van de beroepsprestatie zie je ook bewijsstukken staan. Bewijsstukken zijn tastbare resultaten uit beroepsprestaties of een proeve. Bij ieder resultaat en specifiek bewijsstuk zie je direct aan welk werkproces en welke competentie dit bewijsstuk gekoppeld is. Een van de resultaten is altijd een ingevulde beoordelingslijst van de totale beroepsprestatie of proeve. Dit is in de beroepsprestatie en de proeve aangegevenmet A . De letters B ., C . etc. zijn de specifieke bewijsstukken waarmee je de specifieke opdrachten binnen een beroepsprestatie of proeve aantoont. Met het werken aan een specifiek bewijsstuk word je uitgedaagd tot verdieping.

13

KOMPAS

Voorbeeld van een specifiek bewijsstuk: Je voert gesprekkenmet twee cliënten enmet twee personen uit hun sociale systeem, het team en/of andere disciplines. Verzamel in deze gesprekken gerichte informatie over de behoefte aan ondersteuning. Dit doe je door je van tevoren te oriënteren op de mogelijkheden voor gespreksvoering en relevante gespreksonderwerpen. Maak over iedere cliënt een beknopte schriftelijke rapportage. Bij deze opdracht hoort bijvoorbeeld het specifiek bewijsstuk: Rapportage van de gesprekkenmet twee cliënten en hun cliëntsysteemwaarin je de juiste gegevens hebt verzameld over de cliënt(en) en hun behoefte aan ondersteuning. Hierin verschilt de beoordelingslijst van de beroepsprestatie of proevemet die van het verantwoordingsverslag en assessmentgesprek. Dit komt omdat je verantwoordingsverslag of je assessmentgesprek al hét resultaat en bewijsstuk is waarmee je de gevraagde competenties binnen het werkproces aantoont. Samengevat: de beoordelingslijst van een beroepsprestatie of proeve heeft betrekking op de totale uitvoering in de praktijk. Dit is altijd aangegevenmet de hoofdletter A . Specifieke bewijsstukken ( B ., C . etc.) hebben betrekking op een bepaald onderdeel binnen de beroepsprestatie of proeve. Cesuur Het begrip cesuur betekent de grens tussen een voldoende en een onvoldoende. In het geval van je beoordeling worden de begrippen onvoldoende - voldoende - goed gebruikt. c.

In de beoordelingslijsten zie je onderaan in het kopje cesuur staan.

Cesuur In deze beroepsprestatie zijn de competenties binnen de werkprocessen op het vereiste beheersingsniveau aangetoond.  ja  nee

Dit houdt in dat je, voor prestatie-indicatoren in de betreffende beoordelingslijst, minimaal voldoende hebt gescoord.

De beoordelaars beargumenteren hun beoordeling. Dit gebeurt onder het kopje ‘Onderbouwing van de beoordeling’. Zie daarvoor een fragment uit een beoordelingslijst die hierna afgebeeld staat.

14

MEDEWERKERMAATSCHAPPELIJKE ZORG - Fase 1, 2 EN 3

Fragment uit een beoordelingslijst ‘Onderbouwing van de beoordeling’

Onderbouwing van de beoordeling met voorbeelden die in verband staanmet de prestatie-indicatoren

Indien de student competenties binnen een werkproces onvoldoende heeft aangetoond, geef dan op het niveau van de prestatie-indicator aan wat de oorzaak daarvan is.

Het kan natuurlijk gebeuren dat het je NIET lukt om de vereiste prestatie-indicatoren uit demethodemix aan te tonen. In dat geval kun jemet je beoordelaar(s) of assessor(en) afspreken hoe je dit alsnog aantoont in: • een volgende beroepssituatie of simulatiesetting Je neemt de totale opdracht of specifieke opdracht(en) mee naar een volgende beroepssituatie of simulatiesetting. • een aanvullende opdracht Stel dat je een gedeelte uit de beroepsprestatie of het verantwoordingsverslag onvoldoende hebt aangetoond. Door een aanvullende opdracht krijg je de kans om het vereiste gedrag alsnog aan te tonen.

De verschillendemogelijkheden hangen af van demate waarin je iets niet hebt aangetoond en van de examenregels binnen je school.

15

KOMPAS

1.4 Borgen van de resultaten Bij het competentiegericht leren is de zelfsturing van jou als student een belangrijk aspect van je leerproces. Om de ontwikkeling van je leerproces te volgen, zijn er verschillende instrumenten. Eén daarvan is demonitor. Hierin staan per fase alle onderdelenmet bewijsstukken, gekoppeld aan de kerntaken, werkprocessen en competenties. Je kunt demonitor gebruiken als een individueel student-volginstrument. Jij en je begeleiders registreren in demonitor in welkemate je leerproces vordert of stagneert. Je kunt demonitor bij je opleiding opvragen. Van demonitor zijn er papieren en digitale versies beschikbaar. In de digitale versie is het mogelijk om cellen aan te klikkenmet toelichtende informatie.

NaamStudent: Opleiding:

MMZMedewerkermaatschappelijke zorg

Monitor Fase 1

Begeleider:

KD2011

Periode+datum:

Opmerkingen

Beroepsprestaties

Resultaten

Overzicht competenties

Portfolio

Beoordelaars

ontwikkelscore r-p-t normscoreR-P-T

BPV / binnenschools

Ontwikkelingsgericht/kwalificerend

BP 1.1 Informatie verzamelen werkprocessen 1.1 Inventariseert hulpvragen van de cliënt

O

Specifieke bewijsstukken

A. Afgetekende beoordelingslijst van deze beroepsprestatie

D. Aandacht en begrip tonen

p

B. Observatieverslag van twee clienten, uitgevoerd volgens verschillendemethodieken en technieken C. Rapportage van gesprekkenmet twee cliënten en hun cliëntsysteem, waarin je de juiste gegevens hebt verzameld over de cliënt en hun ondersteuning D. Een samenvatting en de feedback van je begeleider in de praktijk

N. Onderzoeken

r

Het borgen van resultaten wil zeggen: vastleggen van je resultaten. Het hulpmiddel om je resultaten te borgen is de kwalificerende competentiescoretabel . Het hele opleidingstraject is in de competentiescoretabel vastgelegd in ijkpunten die gekoppeld zijn aan de kwalificerende onderdelen in demethodemix. Deze tabel vult zich geleidelijk op basis van de resultaten van je competentieontwikkeling. Positieve resultaten in relatie tot toenemende competentieontwikkeling over de totale opleiding zullen uiteindelijk leiden tot de kwalificatie voor het beroep, het ‘diploma’. Dit betekent dat je in alle fasen de vastgestelde competenties binnen werkprocessen met de kwalificerende scores R , P of T hebt aangetoond. Hierover lees jemeer in de hoofdstukken 2 en 3.

16

MEDEWERKERMAATSCHAPPELIJKE ZORG - Fase 1, 2 EN 3

Je kunt de competentiescoretabel bij je opleiding opvragen. Er is een competentiescoretabel op papier en digitaal. De digitale versie geeft jemeer informatie met behulp van een rood linkje in sommige cellen. De extra links geldenmet name voor opleidingenmet certificeerbare eenheden.

Kwalificerend 2011CompetentiescoretabelMedewerkerMaatschappelijkeZorg (2011-mmz-cst) Naamstudent: Datum:

F1

Fase 2

Fase 3

Opstellen van een plan van aanpak

KT1

PR VV

PR VV

BP BP BP BP 1.4 2.1 2.2 2.3

AG

BP BP BP 3.1 3.2 3.3

AG

WP Beschrijvingwerkproces

competentie

1.1 Inventariseert hulpvragen van de cliënt

D N

Aandacht en begrip tonen

P P

P R

P

Onderzoeken

R R R

R R

werkrpoces 1.1 cruciaal

F1

Fase 2

Fase 3

Bieden van ondersteunende, activerende begeleiding en zorg

KT2

PR VV

PR VV

BP BP BP BP 1.4 2.1 2.2 2.3

AG

BP BP BP 3.1 3.2 3.3

AG

WP Beschrijvingwerkproces

competentie

2.1 Ondersteunt de cliënt bij persoonlijke verzorging

C D F K

Begeleiden

P P R R

P P

Aandacht en begrip tonen Ethisch en integer handelen Vakdeskundigheid toepassen

P

R R

R

1.5 Portfolio Een portfolio is een verzamelmapmet bewijsstukken. Met deze bewijsstukken toon je aan wat je geleerd hebt en wat je beheerst. Een portfolio kan een handmatige of een digitalemap zijn. De vormgeving van je portfolio is afhankelijk van jouw school.

Een portfolio dat je gebruikt om te laten zien wat je geleerd hebt, heet een ontwikkelingsgericht portfolio .

Een portfolio dat je gebruikt om te laten zien wat je beheerst, heet een kwalificerend portfolio . Met een kwalificerend portfolio toon je aan dat je de vereiste werkprocessen en competenties in de beroepspraktijk bewust en bekwaam kunt uitvoeren.

17

KOMPAS

2 Ontwikkelingsgerichte en kwalificerende beoordeling

In de beoordelingslijsten staan prestatie-indicatoren . Prestaties zijn gedragingen. We zeggen wel eens: ‘Het is een hele prestatie om dat werk op tijd af te krijgen, of om zo lekker te koken voor een groep, of om het kind, zorgvrager of cliënt zo goed te ondersteunen’. Indicatoren zijn aanwijzingen. Een aanwijzing is richtinggevend: de kant die je het beste op kunt gaan. Prestatie-indicatoren in de beoordelingslijsten zijn aanwijzingen in de richting van het vereiste gedrag. Door de prestatie-indicatoren weet jij als student van tevoren hoe je in werkprocessen dient te handelen; welke kant je opmoet gaan om het gewenste resultaat in de praktijk te bereiken; welk competent gedrag er in beroepssituaties van je geëist wordt. Voor de beoordelaar of assessor is een beoordelingslijst met prestatie-indicatoren onmisbaar om je goed te kunnen beoordelen. Als je bij de beoordeling te horen krijgt dat je in de richting komt van het vereiste gedrag, dan toon je ontwikkeling aan. In dat geval is er een ontwikkelingsgerichte score. Voldoe je helemaal aan het vereiste gedrag, dan is er sprake van een kwalificerende score. Dan heb je het vereiste eindgedrag bereikt. De begrippen ontwikkelingsgerichte score en kwalificerende score staan hieronder nog wat preciezer uitgelegd.

Een beroepsprestatie is ontwikkelingsgericht of kwalificerend. Een proeve is altijd kwalificerend.

In de beoordelingslijsten kun je zien of een beroepsprestatie kwalificerend of ontwikkelingsgericht is door de letters R of r , P of p en T of t .

2.1 Kwalificerende score Een kwalificerende score houdt in dat je bij de beoordeling aan de vereiste beheersingsniveau van de prestatie-indicatoren voldoet. Zoals gezegd zijn deze prestatie-indicatoren afgeleid van het kwalificatiedossier van je opleiding.

Een kwalificerende score is in de beoordelingslijsten aangegevenmet R , P of T . Deze letters staan voor:

Reproductief ( R ) gedrag – Productief ( P ) gedrag – Transfer ( T ) gedrag

19

KOMPAS

Fragment uit een beoordelingslijst

onvoldoende

voldoende goed

Prestatie-indicatoren

Competenties

Kwalificerend

- componenten

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij persoonlijke verzorging

P Dit betekent dat: • je de cliënt stimuleert om te werken aan zijn doelen op het gebied van persoonlijke zorg • je ervoor zorgt dat de omstandigheden zo zijn dat de cliënt zich waar mogelijk kan ontwikkelen zodat: • je de doelen ten aanzien van de persoonlijke verzorging uit het plan van aanpak bereikt.

C Begeleiden

–– motiveren –– anderen ontwikkelen

Reproductief gedrag (R) Reproductief wil zeggen ‘nabootsing’: voordoen en nadoen. Hierbij heb je vaak instructie nodig of een rolmodel. Bijvoorbeeld de werkbegeleider die een handeling voordoet. Je voert een taak uit nadat hij je is voorgedaan, volgens voorschriften, regels en standaardprocedures. Ook een instructie op papier hoort bij reproductief handelen. Bijvoorbeeld regels, procedures en protocollen toepassen. Je verwerft praktische kennis en vaardigheden en past deze toe zoals ze voorgeschreven zijn. Productief gedrag (P) Bij productief gedrag los je problemen in de beroepspraktijk creatief op. Je bedenkt oplossingen voor nieuwe problemen. Je vraagt advies aan je begeleider of jouw oplossingen ook de juiste oplossingen zijn. Dit betekent dat jeminder uitleg en structuur nodig hebt dan bij reproductief gedrag om zelfstandig activiteiten te ondernemen. Je laat zien dat je inzicht hebt in de situatie en kennis en vaardigheden uit jezelf kunt toepassen. Je bent actief. Transfer gedrag (T) Bij transfer gedrag voer je in uiteenlopende beroepssituaties je taken zelfstandig uit. Je bent in staat ommet kennis van zaken de juiste vaardighedenmet de juiste houding toe te passen. Je ziet verbanden en kunt deze uitleggen. Je bent proactief. Je oplossingen zijn juist, origineel en deskundig binnen de grenzen van je beroep.

20

MEDEWERKERMAATSCHAPPELIJKE ZORG - Fase 1, 2 EN 3

2.2 Ontwikkelingsgerichte score Een ontwikkelscore wil zeggen dat je bij de beoordeling laat zien dat je in ontwikkeling bent. Je hoeft nog niet aan de vereiste prestatie-indicatoren te voldoen. Je komt al wel in die richting. Ontwikkelscores zijn in de beoordelingslijst aangeduidmet r-p-t . Stel, je wilt een kwalificerende beroepsprestatie aantonen. In de beoordelingslijst zie je R , P of T staan. De beoordelaar geeft echter een ontwikkelingsgerichte beoordeling, een r , p of t . Conclusie: je hebt de beroepsprestatie of dat deel binnen een beroepsprestatie of proeve NIET op het vereiste beheersingsniveau aangetoond. De beoordelaar onderbouwt de beoordeling. Hij vertelt je dat je ten dele het vereiste competente gedrag aantoont, maar bijvoorbeeld nog (te) veel begeleiding nodig hebt of dat je nog te weinig inzicht hebt in de praktijksituatie. Je zit bijvoorbeeld nog op p terwijl een P vereist is. Je hebt dus meer tijd nodig om je verder te ontwikkelen tot de gestelde kwalificerende score R , P of T .

Bij R r , P p en T t spelen nog drie factoren een belangrijke rol: • de complexiteit van de context/de beroepssituatie • demate van zelfsturing • demate van verantwoordelijkheid

Hierover gaat het volgende hoofdstuk.

21

KOMPAS

3 Demoeilijkheidsgraad

In de opdracht van de beroepsprestatie en proeve vind je het schema ´Moeilijkheidsgraad´.

Waarom staat dat daar? Het maakt namelijk bij het uitvoeren van een beroepsprestatie heel veel uit hoemoeilijk of makkelijk de praktijksituatie is. Ook of je veel of weinig begeleiding ontvangt. Als je begeleider je precies voordoet hoe je dient te handelen, is het voor jouminder moeilijk. Je hoeft in dit geval zelf geen oplossingen voor problemen te bedenken. Je voert je taak dan uit op het beheersingsniveau van een R r . Schema: MOEILIJKHEIDSGRAAD In het onderstaande schema zie je dat er rondjes gearceerd zijn. Namelijk: een open context, begeleid, uitvoering van eigen takenpakket en jouw samenwerkingmet collega’s. Binnen deze drie factoren voer je de opdracht in de beroepsprestatie of proeve uit. Dit schema geeft tevens de vereiste ontwikkeling aan binnen een opleidingsfase. In het begin van je opleiding is de praktijksituatieminder moeilijk en hoef je nog niet zo zelfstandig te handelen als in de latere fasen van je opleiding. Naarmate je vordert met je opleiding neemt dus de complexiteit van de praktijk toe, ben je zelfstandiger en neemt je verantwoordelijkheid voor taken toe. Dit laatste hangt af van het niveau en de inhoud van je opleiding.

Demate van complexiteit van de beroepssituatie

Demate van zelfsturing

Demate van verantwoordelijkheid voor

gesloten context

geleid

uitvoering van eigen takenpakket jouw samenwerkingmet collega’s de hele zorg- en begeleidingscyclus aansturing van collega’s op hetzelfde of lager niveau

open context

begeleid

complexe context

zelfstandig

22

MEDEWERKERMAATSCHAPPELIJKE ZORG - FASE 1, 2 EN 3

3.1 Complexiteit Een gesloten context is een redelijk voorspelbare beroepssituatie. Je voert routinematige beroepshandelingen uit. Je volgt regels, procedures en protocollen op. Je begeleider geeft instructies en je kunt altijd op hem/haar terugvallen. Een open context is minder voorspelbaar. Er is sprake vanmeervoudige problematiek in de zorg- en dienstverlening. Naast het toepassen van regels, procedures en protocollen voer je niet-routinematige beroepshandelingen uit. Je bedenkt deels zelf oplossingen voor problemen. Je begeleider is op afstand aanwezig. In een complexe context is er sprake van onvoorspelbare enmeervoudige problematiek in de zorg- en dienstverlening. Je bent in staat om zelf oplossingen en strategieën voor problemen te bedenken binnen de grenzen van het beroep. Je benut kennis en vaardigheden die je in andere situaties hebt opgedaan.

3.2 Zelfsturing

Bij het competentiegericht leren is de zelfsturing van jou als student een belangrijk aspect van je ontwikkeling en leerproces. De sturing in de beroepsprestaties is in het begin hoog en neemt af in de latere fasen van je opleiding, respectievelijk latere beroepsprestaties of proeven.

Dit zie je in het schema ‘Moeilijkheidsgraad’. In het begin is er veel aandacht voor het aansturen van je leerproces (HOE) met gestructureerde opdrachten in een relatief laagcomplexe context (WAT). Geleidelijk neemt de sturing in de begeleiding af en wordt de context complexer. Jij en de beoordelaar kunnenmet behulp van het schema ‘Moeilijkheidsgraad’ bij iedere opdracht zien of je de beroepsprestatie geleid, begeleid dan wel zelfstandigmoet uitvoeren. Geleid Wanneer je een beroepsprestatie geleid uitvoert, word je individueel aangestuurd door je begeleider. Veelal werk je samen. De begeleider geeft gerichte instructie, waarna je de handeling uitvoert en nabespreekt.

23

KOMPAS

Begeleid Met begeleid wordt een coachendemanier van begeleiden bedoeld. De begeleider stuurt je op afstand aan. Praktisch gezien zal er een voorbespreking zijn, waarna je de beroepsprestatie nagenoeg zelfstandig uitvoert. Je vraagt raad en advies en je kunt zo nodig tijdens en na de uitvoering terugvallen op de begeleider. Zelfstandig Bij zelfstandig handelen wordt van je verwacht dat je de beroepsprestatie of proeve zonder begeleiding uitvoert. Naderhand rapporteer je over je handelen. Je legt uit jezelf verantwoording af. De proeve is altijd kwalificerend en voer je zelfstandig uit. 3.3 Verantwoordelijkheid Verantwoordelijkheid voor het eigen takenpakket is van toepassing op iedere student in een zorg- of welzijnsopleiding, ongeacht het opleidingsniveau. In het schema ‘Moeilijkheidsgraad’ is dit rondje daarom altijd gearceerd. Ook het rondje jouw samenwerkingmet collega’s zal tamelijk snel in de opleiding gearceerd zijn. Je voert de beroepshandelingenmet zorg en toewijding uit en legt daarover verantwoording af aan je collega’s. Het afleggen van die verantwoording gebeurt geleid, begeleid of zelfstandig (zie boven). Aansturing en verantwoordelijkheid voor de hele zorg- en begeleidingscyclus is gearceerd bij een opleiding op niveau 3 en 4 en in een latere fase van de opleiding. Om verantwoordelijkheid voor de hele cyclus te kunnen dragen, zal de praktijk daarop geselecteerd worden. Bijvoorbeeld het begeleiden van een stagiaire of het inwerken van een nieuwemedewerker doet zich niet in iedere praktijk voor. De opdrachten in de beroepsprestaties/proeve zijn in het begin aanvang klein van opzet. Naarmate je vordert met je opleiding zijn de beroepsprestaties/proeven omvangrijker en complexer.

24

MEDEWERKERMAATSCHAPPELIJKE ZORG - Fase 1, 2 EN 3

4 Taal- en rekenvaardigheden

Je hebt gekozen voor een talig beroep. Tijdens je opleiding luister je veel naar instructies, lees je vakliteratuur, schrijf je rapportages, voer je gesprekken en geef je presentaties. Je hebt binnen je opleiding dus veel mogelijkheden om aan taal te werken en op het vereiste taalniveau te komen. Jouw beroepsontwikkeling gaat samenmet je taalontwikkeling. Ook kun je in je beroep niet zonder rekenvaardigheden. Demate waarin verschilt per opleiding. Eenmedewerker maatschappelijk zorg heeft rekenvaardigheden nodig bij bijvoorbeeld het beheren van het budget van de groep en van individuele cliënten, bij het samen boodschappen doenmet cliënten. Het belang van taal- en rekenvaardigheden voor je vakbekwaamheid is dus groot. rekenvaardigheid van jongeren. Om die reden heeft de overheid een wet aangenomen die MBO scholen verplicht om studenten een actief lesprogramma aan te bieden en hen op taal- en rekengebied te examineren. Deze wet heet de doorlopende leerlijn Taal en Rekenen, ook wel referentieniveaus genoemd. In deze wet staan de vereiste niveaus voor Nederlands en rekenen vanaf de basisschool, (V)MBO, HBO tot universiteit. Voor het MBO gelden voor taal de niveaus 2F en 3F. De niveaus voor rekenen variëren per rekenvaardigheid en per opleiding van 1F tot 3F. In het kwalificatiedossier van je opleiding tot medewerker maatschappelijke zorg zijn eveneens de eisen voor taal en rekenen vastgelegd. Dit staat hieronder vermeld. 4.1 De taal- en rekeneisen De laatste jaren is er maatschappelijk veel kritiek gekomen op de taal- en

MBO-1

MBO-2

MBO-3

MBO-4

Nederlands

2F

2F

2F

3F

Getallen: 2F Verhoudingen: 2F Meten enmeetkunde: 1F Verbanden: 1F

Rekenen

25

KOMPAS

Voorbeeld tabel niveau 3

Examenonderdelen gebaseerd op F niveau

Examenvorm

Resultaat

Eindcijfer

Nederlandse taal

Centraal examen (CE): lezen en luisteren Instellingsexamen (IE): gesprekken, spreken en schrijven Centraal examen (CE): verhoudingen, meten, meetkunde en verbanden

Cijfer CE (getal 1,0 t/m 10,0) Cijfer IE (getal 1,0 t/m 10,0)

Eindcijfer 3 F-niveau Nederlands (gemiddelde van CE en IE afgerond op een heel getal) Eindcijfer 3 F-niveau Nederlands (gemiddelde van CE en IE afgerond op een heel getal)

Rekenen

Cijfer IE (getal 1,0 t/m 10,0)

4.2 Het werkenmet taalprestaties 3 Je opleiding heeft een eigen lesprogramma en toetsing voor taal en rekenen. Studenten die werkenmet de taalprestaties van het Consortium, kunnen deze ontwikkelingsgericht en kwalificerend inzetten. Hoewel lezen en luisteren centraal worden geëxamineerd, blijft er altijd nog het vakspecifieke gedeelte over. Vandaar dat er ook voor lezen en luisteren taalprestaties beschikbaar zijn. Alle taalprestaties zijn gebaseerd op de F-niveaus. Het uitgangspunt in de taalprestaties is de integrale aanpak. Je scoort als student immers het beste wanneer Nederlands onderdeel is van alle leeractiviteiten en beroepsproducten. Op de opleiding en in de BPV lever je in feite dagelijks taalprestaties door te luisteren, te lezen, gesprekken te voeren, te schrijven en te spreken. Daarom kun je de taalprestaties goed combinerenmet de talige opdrachten in de beroepsprestaties/ proeve en LB-prestaties. De opleiding bepaalt hoeveel en welke taalprestaties per taalvaardigheid je inlevert om het vereiste taalniveau van de opleiding aan te tonen. Je overlegt met je begeleider over de keuze voor opdrachten en welke taalprestaties je ontwikkelingsgericht uitvoert en welke kwalificerend.

3 Dit geldt ook voor MVT.

26

MEDEWERKERMAATSCHAPPELIJKE ZORG - Fase 1, 2 EN 3

4.3 De opzet van taalprestaties De taalprestaties zijn zo opgezet dat je deze op ieder gewenst moment binnen je opleiding kunt inzetten. Iedere taalprestatie beslaat 1 A4met op de voorkant de typering, de opdracht en het resultaat. Je herkent de structuur omdat deze hetzelfde is als de beroepsprestaties/proeve en LB-prestaties. Op de achterzijde staat de beoordelingslijst. Dit is een fragment van de lijsten Niveaubepaling Nederlands waarop alle F-niveaus naast elkaar staan afgebeeld. Deze algemene lijst is op je opleiding verkrijgbaar en geeft na invulling een goed beeld van je totale taalontwikkeling. 4.4 De beoordeling van taalprestaties De beoordelaar geeft op de beoordelingslijst van de taalprestatie aan: • of je de opdracht kwalificerend of ontwikkelingsgericht hebt uitgevoerd • of je aan het voorwaardelijk criterium ‘uitwerking van de opdracht is afgestemd op doel’ hebt voldaan Bijvoorbeeld: • Wanneer je de taalprestatie ‘Reflectieverslag’ inhoudelijk voldoet aan de eisen van de opleidingm.b.t. het maken van een reflectieverslag, krijg je een GO en gaat de beoordelaar naar de volgende beoordelingsstap. • Wanneer tijdens een klachtengesprek blijkt dat je niet ingaat op de klachten, krijg je een NO GO en stopt hier de beoordeling. • Na een GO gaat de beoordelaar na: – – of je de diverse beoordelingscriteria hebt aangetoond – – of bepaalde criteria op een hoger niveau zijn behaald. Dit gebeurt met behulp van de algemene lijsten niveaubepaling SCBO. • Dit alles resulteert in een eindcijfer.

27

KOMPAS

5 Loopbaan- en Burgerschapsontwikkeling (LB)

Binnen loopbaanontwikkeling ben je bezig inzicht te krijgen in je kwaliteiten, motieven enmogelijkheden. Dit ondersteunt je bij het maken van de juiste keuzes in je opleiding en je beroep. Burgerschap draagt bij aan jemaatschappelijke betrokkenheid. Je kunt stellen dat loopbaan en burgerschap belangrijk zijn voor jou als persoon, maar ook voor het leerklimaat binnen de school en de BPV. Als je gemotiveerd bent, neem je ook meer verantwoordelijkheid voor je omgeving.

5.1 De eisen voor loopbaan en burgerschap Voor studenten die dit jaar met de opleiding gestart zijn, gelden de kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap in het MBO, studiejaar MBO 2012-2012. Deze kwalificatie-eisen zijn opgedeeld in vier dimensies en loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling.

De dimensies zijn: • politiek-juridische dimensie • economische dimensie • sociaal-maatschappelijke dimensie • vitaal burgerschap

5.2 Het werkenmet LB-prestaties Loopbaan en burgerschap staan niet op zichzelf. Wanneer je werkt met de LB-prestaties van het Consortium, dan kun je de opdrachten in de LB-prestaties integreren in andere leeractiviteiten en prestaties, op elk gewenst moment binnen je opleiding. Dit kan zijn tijdens het werken aan een beroepsprestatie, aan een leeractiviteit voor loopbaan of burgerschap of aan een taalprestatie. Daarnaast kunnen ze ook ingezet worden in je privésituatie. Voorbeelden: • Je doet vanuit een beroepsprestatie of proeve onderzoek naar de wetgeving binnen het beroep. Je kunt op dat moment ook de LB-prestatie 2.2, opdracht C . inzetten: ‘Onderzoek welke wetgeving van belang is voor het beroep dat je gekozen hebt en de consequentie hiervan voor de keuzes die jemaakt in je werk.’

28

MEDEWERKERMAATSCHAPPELIJKE ZORG - Fase 1, 2 EN 3

• Je doet aan sport. Je kunt in het kader van vitaal burgerschap de LB-prestatie 5.2, opdracht D . inzetten: ‘Beoefen gedurende een langere periode een sport onder supervisie van een deskundige (instructeur, sportleraar, trainer).’ • De taalprestatie ‘Het schrijven van een verslag’ kun je ook gebruiken binnen de LB- prestatie 4.1, opdracht A . Deze opdracht gaat over het schrijven van een recensie. 5.3 De opzet van LB-prestaties Er zijn voor jouw opleiding 12 LB-prestaties. Deze zijn opgezet volgens hetzelfde stramien als de beroepsprestaties, proeven en taalprestaties. Iedere LB-prestatie bevat een typering, de opdracht, het resultaat en de beoordelingslijst. Het voordeel hiervan is de herkenbaarheid. Je kent de structuur en je kunt steeds dezelfde werkwijze toepassen. Iedere opdracht bestaat uit deelopdrachten waar je uit kiest. Afhankelijk van de LB- prestatie zijn enkele opdrachten verplicht gesteld. Deze verplichting hangt samenmet een essentieel deel van je opleiding, bijvoorbeeld het maken van een POP/PAP. Per LB-prestatie worden steeds twee bewijsstukken gevraagd. Deze twee bewijsstukken tezamen dienen alle competenties in de beoordelingslijst te dekken. Je overlegt met je begeleider welke LB-prestaties je gebruikt op welk moment binnen je opleiding. In iedere LB-prestatie is er ruimte voor een vervangende opdracht. Jij en/of je opleiding kunnen voor een andere passende opdracht kiezen. Voorwaarde is wel dat de opdracht de competenties uit de beoordelingslijst dekt. De 360 graden feedbacktest, die deel uitmaakt van het studiepakket LB-prestaties, bestrijkt nagenoeg alle facetten van het leren, van loopbaanontwikkeling en burgerschap. Door regelmatigmet deze feedbacktest te werken, krijg je een goed beeld van het verloop van je persoonlijke en beroepsmatige ontwikkeling. 5.4 De beoordeling van LB-prestaties In de beoordelingslijst geef je aan welke bewijsstukken welke beoordelingscriteria dekken. Op diemanier leer je bewust te denken vanuit competenties binnen de gestelde opdracht. De beoordelingslijst lijkt in opzet veel op die van de beroepsprestaties. Er zijn competenties en prestatie-indicatoren die verwijzen naar de dimensies binnen loopbaan en burgerschap. De beoordeling is altijd ontwikkelingsgericht. Dit komt omdat de overheid de kwalificatie- eisen voor loopbaan en burgerschap wel belangrijk vindt, maar niet normerend. Iedere opleiding heeft de verplichting om aan te tonen dat studenten actief bezig zijnmet hun loopbaanontwikkeling enmet hun verantwoordelijkheid als burger. De LB-prestaties lenen zich hier goed voor. Ze sluiten aan op je persoonlijke en beroepsmatige ontwikkeling.

29

KOMPAS

6 Leren-leervaardigheden

Het MBO levert je een drievoudige kwalificering op, namelijk: een kwalificatie voor het beroep, voor taal en rekenen en voor loopbaan en burgerschap.

Je leert voortdurend. Altijd en overal. Het leren houdt niet op bij een zekere leeftijd. De BPV is bij uitstek de plek om het beroep te leren. Maar je leert ook in allerlei andere situaties: thuis, in je sport of hobby en het uitgaan. In een competentiegerichte opleiding staat het leren in de beroepspraktijk centraal. Demanier waarop je leert (je leerstijl) is afhankelijk van je leeftijd, je leergeschiedenis, ervaringen en opleiding. Het kan zijn dat je leerstijl zich door de tijd heen wijzigt van bijvoorbeeld een doener naar een denker. Door het uitproberen van een andere leerstijl dan je gewend bent, haal jemeer uit je opleiding. Door samen te werken leer jemeer. Bovendien heb je voor een beroep gekozen waarin veel wordt samengewerkt. De aard van je werk is vaak zodanig dat er andere disciplines bij betrokken zijn. Bijvoorbeeld een arts, pedagoog, psycholoog of fysiotherapeut. Vaak werk je in een team. In dat team vindt controle en onderlinge afstemming plaats. In een team kun je elkaar stimuleren om individuele kwaliteiten en competenties goed te benutten. Samenwerken is een sociaal aspect van het leren. Door open te staan voor de verschillende invalshoeken en achtergronden van jemedestudenten en collega’s, word je wijzer. Dat is verrijkend voor je persoonlijke en beroepsmatige ontwikkeling. In de opleiding begin je qua samenwerking niet blanco. Je hebt al veel ervaringen opgedaanmet het samenwerken op je vorige school, in het gezin enmet je vrienden. Misschien niet bewust, maar je hebt hier toch van geleerd. Je bouwt in deze opleiding verder aan jouwmanier van samenwerkenmet je medestudenten en collega’s. Als je samenwerkt aan een opdracht binnen een beroepsprestatie/proeve, bewaak dan daarin jouw persoonlijke aandeel want je wordt daarop beoordeeld. Het is niet het groepsresultaat dat telt, maar het individuele resultaat. Samenwerken en overleggen is een belangrijke competentie binnen je opleiding.

30

MEDEWERKERMAATSCHAPPELIJKE ZORG - Fase 1, 2 EN 3

Made with