Voorbeeldpagina's BKO Module Basiskennis Ondernemerschap in Balans, 1e editie.

BKO Module

Basiskennis Ondernemerschap

in Balans

Hoofdstuk 1 Marketing

Hoofdstuk 1

1.1 Marketingbeleid en marketingmix 1.2 Marktvormen

1.3 Soorten markten 1.4 Marktonderzoek 1.5 Marktaandeel Begrippenlijst Integratie-opgaven

Marketing

We beginnen met het onderdeel marketing. Met delen van marketing ben je al vaak in aan- raking gekomen; denk maar eens aan de spotjes op tv, de spam in je mailbox of de eindeloze stroom folders die elke week in de brievenbus valt. Maar marketing is meer dan dat en daar laten we in de volgende hoofdstukken wat van zien. In dit hoofdstuk komt een aantal basisbegrippen van marketing aan de orde. Daarbij laten we zien dat je met veel zaken rekening moet houden en dat marketing al begint nog voordat je een onderneming start.

Basiskennis Ondernemerschap in Balans

7

1.1 Marketingbeleid en marketingmix

Deel 1 Marketing

Je kunt • de definitie van marketing geven. • de marketingmix beschrijven.

Het marketingbeleid is een onderdeel van het totale beleid van een onderneming. Elke onderne- ming wil bepaalde doelen bereiken. Voorbeelden zijn het maken van winst, het zorgen voor werk- gelegenheid, bijdragen aan een goed milieu, lang blijven bestaan, maar ook het zorgen voor een goede sfeer onder het personeel. Het marketingbeleid bepaalt de marketing van een onderneming. Marketing omvat alle activiteiten van een onderneming die gericht zijn op maximale behoeftebevrediging van afnemers. Het gaat er dus om de wensen van de afnemers zo goed mogelijk te kennen en daarop in te spelen met gewenste producten tegen een juiste prijs.

Marketing

Onderdelen van het marketingbeleid zijn: • productbeleid

4 p’s

wat voor soort product?

• prijsbeleid

hoge of lage prijs, kortingen?

• plaatsbeleid of distributiebeleid

hoe komt het product bij de afnemer? wel of geen reclame, welke media?

• promotiebeleid of communicatiebeleid

Omdat ze alle vier met de letter p beginnen, noemen we ze de vier p’s. Deze vier onderdelen van het marke- tingbeleid noemen we de marketinginstrumenten . Deze vier onderdelen passen we in onderlinge samenhang toe. De ene keer ligt het accent meer op de prijs en de andere keer meer op promotie. Maar deze vier onder- delen spelen altijd een rol en moeten op elkaar zijn af- gestemd. Daarom spreken we van de marketingmix . In de volgende hoofdstukken bespreken we elke p.

Marketing- instrumenten

Marketingmix

Opgave 1.1.1 Noem de vier onderdelen van marketingbeleid.

Opgave 1.1.2 Giel Langmans wil in zowel in het centrum van Den Bosch als online een fietsenwinkel openen. In het cen- trum van Den Bosch zijn drie andere fietsenwinkels. Giel denkt voldoende klanten te trekken door online re- clame te maken en scherpe prijzen te rekenen. Gevraagd a Welke marketinginstrumenten wil Giel toepassen? b Waarom is er sprake van een marketingmix?

Product: aardbeien. Prijs: kwart onder winkelprijs. Plaats: naast het veld. Promotie: bord langs de weg.

Opgave 1.1.3 Erica Verhoof is vorig jaar tuincentrum BloeiGroei in

Amstelveen gestart. Zij wil winst maken om een inkomen te hebben. Erica kiest er ook voor om gehandicapten in dienst te nemen. De gehandicapten verzorgen kleine dieren, zoals vissen en ko- nijnen. Ook geven zij de planten water.

Gevraagd Noem twee ondernemingsdoelen van Erica.

Uitgeverij Van Vlimmeren BV

8

Begrippenlijst

Hoofdstuk 3 Prijs en distributie

3.1 Prijsbeleid

3.3 Bedrijfskolom

Kostengeoriënteerde prijsbepaling De onderneming neemt de kosten als basis voor de bepaling van de verkoopprijs. Concurrentiegeoriënteerde prijsbepaling Als er zoveel concurrenten zijn in een branche dat een onderne- ming de prijs wel ‘moet’ afstemmen op die van de concurrentie. Vraaggeoriënteerde prijsbepaling De onderneming neemt de prijs die de consument wil betalen als uitgangspunt. Penetratiepolitiek De prijs van een nieuw product zo laag vaststellen dat de produ- cent daardoor in korte tijd een groot marktaandeel kan behalen. Afroompolitiek De onderneming begint met een hoge prijs en verlaagt deze in stappen. Psychologische prijzen Prijzen die net onder een geheel bedrag zitten, bijvoorbeeld € 99,95, € 89 en € 9,90. Prijskortingen Korting op de prijs, zowel rechtstreeks als door het aanbieden van een groter aantal producten voor een lagere prijs. 3.2 Prijsstrategie

Bedrijfskolom De ondernemingen die de oerproducent verbinden met de con- sument. De consument maakt geen deel uit van de bedrijfsko- lom. Groothandel De groothandel levert aan andere groothandels en aan detaillis- ten, maar nooit aan de consument.

3.4 Distributiekanalen

Distributiekanaal De weg die het product aflegt van producent naar consument.

Directe distributie Bij de directe distributie gaan de goederen rechtstreeks van de producent naar de afnemer. Indirecte distributie Er zitten tussen de producent en de afnemer één of meer tus- senschakels. Pushdistributie De producent benadert de tussenhandel en probeert zijn pro- ducten door tussenschakels in hun assortiment te laten opne- men en promoten. Pulldistributie De producent benadert de consument over de hoofden van de detaillisten (en andere tussenschakels) heen.

Integratie-opgaven

Integratie-opgave 3.1 Welke prijsstrategie of prijsstrategieën herken je op onderstaande foto’s? a b c

Integratie-opgave 3.2 Elektronicaketen Codigitalis is een grote detailhandelsonderneming en wil een B-merk smartphone in het assor- timent opnemen met een inkoopprijs van € 54. De verkoopprijs wordt vastgesteld na marktonderzoek. Uit het marktonderzoek blijkt dat een groep consumenten een smartphone wil kopen die niet duurder is dan € 80. Codi- gitalis stelt de verkoopprijs vast op € 79. De gemiddelde overige kosten per verkochte smartphone zijn € 10. Bij de genoemde verkoopprijs verwacht Codigitalis komend jaar 3.500 stuks te verkopen.

Gevraagd a Welke prijsbepalingsmethode gebruikt Codigitalis?

b Welke prijsstrategie past Codigitalis toe? c Bereken de brutowinst per smartphone. d Bereken de totale verwachte nettowinst voor het komend jaar van Codigitalis op de smartphone.

Basiskennis Ondernemerschap in Balans

35

4.4 E-business

Deel 1 Marketing

Je kunt de herleiding maken van de 4 p’s naar de 4 c’s.

Marketing en handel zonder internet is ondenkbaar. Veel van het eerder besproken beleid in de voorgaande hoofdstukken geldt ook voor bedrijven die vooral of geheel ondernemen via internet. Maar deze ondernemingen hebben nog een speciale variant van het marketingbeleid: het e-mar- ketingbeleid. E-marketingbeleid bestaat uit alle activiteiten die de onderneming onderneemt om de behoeften van afnemers via internet te bevredigen. In eerdere hoofdstukken zagen we de vier 4 p’s van product, prijs, plaats en promotie. Daar lag de nadruk op de producent. Maar bij e-marketing ligt de nadruk vooral op de consument. Voor e-marketing gebruiken we vaak de vier c’s. Dit zijn achtereenvolgens customer’s solution, cost to consumer, convenience en communication. Hieronder bespreken we iedere c en uit welke p deze is ontstaan. Customer’s solution De p van product verandert naar customer’s solution (klantoplossing). Een product kan een goede kwaliteit en vormgeving hebben en toch slecht verkopen. Als consumenten geen interesse in een product hebben, verkoopt het niet. Een product moet een oplossing bieden voor een probleem of een behoefte van een consument. Cost to consumer De p van prijs verandert naar cost to consumer (klantkosten). De nadruk ligt op wat een product voor de consument kost gedurende de hele levensduur. Dit noemen we de total cost of ownership . Consumenten letten steeds vaker op alle kosten. Dus niet alleen op de aanschafprijs, maar ook op de kosten van onderhoud of eventuele abonnementen. Vaak is een nieuwe printer goedkoop maar de inkt duur. Veel prijsvergelijkingswebsites vergelijken naast de aanschafprijs ook alle kosten van een printer. Het komt regelmatig voor dat een voordelige printer op lange termijn duurder is. Een prijsverge- lijkingswebsite is een website waar je prijzen van een product bij verschillende aanbieders kunt vinden. Convenience De p van plaats verandert naar convenience (gemak). Het wordt voor ondernemingen steeds belangrijker om zich te richten op klant- gemak. Veel webwinkels leveren als je voor een bepaalde tijd bestelt een dag later. Dat is snel en consumenten willen na hun bestelling de producten snel ontvangen. Daarnaast kan een onderneming door het aanbieden van ver- schillende betaalmogelijkheden voor gemak zorgen. Een webwinkel die alleen levert na vooruitbetaling zal niet lang bestaan. Een ander voorbeeld van gemak is het kunnen kopen van toegangskaarten tot een amusementspark. Die toegangskaarten print je gelijk uit en dan hoef je niet in de rij te staan bij de ingang. Communication De p van promotie verandert naar communication (communicatie). Traditioneel promoot een on- derneming haar producten of diensten vaak met behulp van massamedia. Consumenten zijn goed geïnformeerd en mondig via internet. Tijdens de aankoopbeslissing gebruiken consumenten klant- beoordelingen om een product te kiezen. Een onderneming moet altijd geloofwaardig blijven. Sommige smartphonefabrikanten maken telefoons waarmee je onderwaterfoto’s kunt maken en adverteren daarmee. Als in de garantievoorwaarden staat dat waterschade niet wordt gedekt, komt de fabrikant niet betrouwbaar over. Kopers schrijven berichten op internet over het feit dat een functie van de telefoon niet bruikbaar is. Het is voor ondernemingen belangrijk om dit soort

E-marketing- beleid

Total cost of ownership

Prijsvergelij- kingswebsite

Uitgeverij Van Vlimmeren BV

42

5.2 Personeelsbeleid

Hoofdstuk 5 Sociaal beleid

Je kunt uitleggen wat personeelsbeleid inhoudt.

Als een organisatie groeit, is (meer) personeel nodig. Het aantrekken, houden en eventueel ont- slaan van personeel heeft gevolgen voor de organisatie. Al die aspecten vatten we samen met de term ‘personeelsbeleid’. Personeelsbeleid is gericht op alle aspecten van de relatie tussen mens en arbeid binnen de organisatie. Voor de uitvoering van het personeelsbeleid is bij een grotere organisatie vaak een afdeling personeelszaken aanwezig.

Personeels- beleid

De afdeling personeelszaken houdt zich onder andere met het volgende bezig:

Taken afdeling personeelszaken Functionerings- gesprek

• registreren van functionerings- en beoorde- lingsgesprekken. Het functioneringsgesprek heeft als doel de medewerker te helpen zijn functie beter uit te oefenen en verbetering van de werkomstandigheden. Het gesprek is gericht op de toekomst. Enkele maanden na het functioneringsgesprek volgt vaak een beoordelingsgesprek . Het doel daarvan is een besluit over promotie, salarisverande- ring of ontslag. Het gesprek gaat over het verleden; • registreren van loopbaangegevens en bij- houden van de personeelsadministratie; • coördineren van wervings- en selectiepro- cedures om aan nieuw personeel te komen; • coördineren van opleidingsactiviteiten en verdelen in bijscholing en omscholing. Met bijscholing blijft een medewerker hetzelfde werk doen, maar met nieuwe (verbeterde) technieken. Met omscholing krijgt een me- dewerker een opleiding om ander werk te gaan doen; • managers én medewerkers adviseren en ondersteunen voor de eerder genoemde onderwerpen. Daaronder valt ook het op- stellen van richtlijnen en rapporten over deze onderwerpen.

Beoordelings- gesprek

Functioneringsgesprek → toekomstgericht.

Bijscholing

Omscholing

Opgave 5.2.1 a Waar is personeelsbeleid op gericht? b Wat verandert er voor de werknemer na omscholing? c Waarom hebben kleine organisaties vaak geen aparte afdeling personeelszaken? Opgave 5.2.2 Na de zoveelste blunder van Benthe tijdens de werkzaamheden, nodigt Athena haar uit voor een gesprek. Gevraagd a Noem de verschillen tussen een functioneringsgesprek en een beoordelingsgesprek. b Lijkt dit gesprek het meest op een functioneringsgesprek of een beoordelingsgesprek. Leg je antwoord uit. Opgave 5.2.3 a Waarom nemen veel organisaties de kosten van bijscholing van personeel voor hun rekening? b Door de toenemende automatisering zal de werkgelegenheid in bepaalde beroepen gaan dalen. Waarom kan omscholing een oplossing zijn voor deze groep personen?

Basiskennis Ondernemerschap in Balans

49

5.4 Bescherming

Deel 2 Personeel en organisatie

Je kunt een beschrijving geven van de regelingen over het minimumloon, aantal vrije dagen en vakantiegeld.

De overheid heeft een aantal maatregelen genomen om werknemers te beschermen tegen onre- delijke bepalingen van de werkgever. Deze maatregelen zijn verankerd in de wet en iedere werk- nemer en werkgever heeft ermee te maken. Van deze maatregelen bespreken we het minimum- loon, het vakantiegeld en het aantal vrije dagen waarop een werknemer recht heeft. Minimumloon De overheid heeft een minimumloon ingesteld om te voorkomen dat werknemers tegen te lage vergoedingen werken. Het minimumloon is tot de leeftijd van 23 jaar afhankelijk van de leeftijd, vanaf 23 jaar speelt de leeftijd geen rol meer. Ze past de minimumloonbedragen twee keer per jaar (op 1 januari en 1 juli) aan. De aanpassing is afhankelijk van de ontwikkeling van de gemid- delde cao-lonen in Nederland. In de tabel staan brutobedragen. Hoeveel een werknemer netto krijgt, hangt af van de in te houden belas- ting en premies en het aantal ge- werkte uren. De tabel geeft de bruto- bedragen die gebaseerd zijn op een volledige werkweek. Maar hoeveel uren een volledige werkweek is, staat niet in de wet. Vaak wordt uitgegaan van 36, 38 of 40 uur. Door deze ondui- delijkheid kan het minimumloon per uur van een werknemer soms toch nog iets afwijken van een werknemer die in een ander bedrijf werkt. Vaak bestaat het brutoloon alleen uit het bedrag dat in de arbeidsovereenkomst staat. Maar het brutoloon kan ook uit meer onderdelen bestaan: • het (basis)loon volgens de arbeidsovereenkomst; • de toeslagen voor bijvoorbeeld ploegendienst of onregelmatige werktijden; • bij een vertegenwoordiger de vaste beloningen voor de behaalde omzet die elke periode wor- den betaald; • fooien of andere bedragen van derden waarover de werkgever en werknemer afspraken heb- ben gemaakt. Het totaal van deze bedragen moet minimaal gelijk zijn aan het minimumloon. Een werknemer kan ook andere beloningen ontvangen die niet meetellen bij het vaststellen van het minimumloon. Voorbeelden zijn: inkomsten uit overwerk, vakantietoeslag, winstuitkeringen, incidentele vergoedingen (bijvoorbeeld een vergoeding die een werknemer ontvangt voor een bijzonder hoge omzet), bedragen uit pensioen- en spaarregelingen, kostenvergoedingen en ein- dejaarsuitkeringen. Voor werknemers in Nederland van buiten de EU , gelden nog extra beschermingsregels. De werkgever moet een tewerkstellingsvergun- ning aanvragen voor de werknemer en krijgt deze alleen maar als hij het volledige wettelijke minimumloon voor werknemers van 23 jaar en ouder betaalt. De leeftijd van de werknemer en het aantal werkuren per week speelt geen rol. Als de werknemer jonger is, en/of minder uren per week werkt, moet de werknemer toch het volle bedrag ontvangen. Leeftijd per maand per week per dag 23 jaar en ouder € 1.501,80 € 346,55 € 69,31 22 jaar € 1.276,55 € 294,55 € 58,91 21 jaar € 1.088,80 € 251,25 € 50,25 20 jaar € 923,60 € 213,15 € 42,63 19 jaar € 788,45 € 181,95 € 36,39 18 jaar € 683,30 € 157,70 € 31,54 17 jaar € 593,20 € 136,90 € 27,38 16 jaar € 518,10 € 119,55 € 23,91 15 jaar € 450,55 € 103,95 € 20,79 Iedereen heeft recht op het minimumloon. Per 1 januari 2015 zijn de bedragen op basis van een volledige werkweek van het minimumloon:

Samenstelling brutoloon

Andere beloningen

Werknemers buiten de EU

Uitgeverij Van Vlimmeren BV

52

• schriftelijk instemt met zijn ontslag; • een contract voor bepaalde tijd heeft dat afloopt. Ook bij het einde van de onderneming mag een werkgever een werknemer ondanks een opzeg- verbod toch ontslaan. Als er geen sprake is van een opzegverbod kunnen arbeidsovereenkomsten eindigen. We maken verschil tussen beëindiging van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd en beëindiging van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd.

Hoofdstuk 6 Arbeidsovereenkomsten

Beëindiging van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd eindigt: • bij het overlijden van de werknemer;

• als de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, mits in de cao of arbeidsovereen- komst is opgenomen dat de arbeidsovereenkomst bij het bereiken van pensioengerechtigde leeftijd wordt beëindigd; • door eenzijdige opzegging van de werknemer of werkgever. De werkgever zal bij geen instem- ming van de werknemer wel een ontslagvergunning moeten aanvragen; • in de proeftijd zonder dat een reden nodig is; • als zowel de werkgever als de werknemer de arbeidsovereenkomst willen beëindigen. Dat noe- men we met wederzijds goedvinden; • in verband met dringende redenen . Dat zijn daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, waardoor van de werkgever redelijkerwijs niet verwacht kan worden de arbeids- overeenkomst te laten voortbestaan. Denk hierbij aan diefstal, mishandeling e.d. Als zoiets plaatsvindt, moet het ontslag onmiddellijk plaatsvinden en de reden worden genoemd. • in verband met gewichtige redenen . Er zijn twee soorten gewichtige redenen. De ene is de al eerder genoemde dringende reden. De andere gewichtige reden is een verandering in de om- standigheden. Voorbeelden zijn economische redenen (verliesgevend bedrijf, afstoting van een afdeling) of een verstoorde arbeidsrelatie; • als een onderneming failliet wordt verklaard. Een faillissement kan worden aangevraagd als een bedrijf haar schulden niet meer kan betalen.

Dringende redenen

Gewichtige redenen

Faillissement

Beëindiging van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt: • bij het overlijden van de werknemer;

• door het verstrijken van de periode waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan. Een ar- beidsovereenkomst voor zes weken eindigt ook na die zes weken. Het is verstandig dat de werkgever de werknemer een maand voor de einddatum informeert over het al dan niet ver- lengen van het contract. Als de werkgever dit nalaat, moet hij een maand extra salaris betalen zonder dat de werknemer die maand hoeft te werken; • bij omzetting van arbeidsovereenkomst naar onbepaalde tijd. Dit is besproken in paragraaf 6.1.

Opgave 6.3.1 a Wanneer geldt er een opzegverbod? b Noem vier andere situaties waarin een werkgever een werknemer niet mag ontslaan.

c Wanneer eindigt een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd? d Wanneer eindigt een arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd?

Opgave 6.3.2 Mag in de volgende situaties de arbeidsovereenkomst beëindigd worden? Motiveer je antwoord. a Ivanka is acht maanden zwanger. b Maarten werkt op de administratieve afdeling van autobedrijf De Bedrijfsbussenspecialist. Doordat deze onderneming is overgenomen is Maarten overbodig. c Sanne heeft een contract van onbepaalde tijd en is al meer dan twee jaar ziek thuis. d Onur is lid van de vakbond en is vandaag niet aan het werk vanwege een vakbondsactie. e Madelief werkt bij webbedrijf TopCool als verkoopmedewerker buitendienst. Na een auto-on- geluk kan Madelief dit werk niet meer uitvoeren. De onderneming heeft een re-integratiebureau ingehuurd om uit te zoeken wat voor werk Madelief bij TopCool wel kan doen. Toch wijst Ma- delief ieder voorstel af.

Basiskennis Ondernemerschap in Balans

63

6.4 Diensten derden

Flexbanen Deel 2 Personeel en organisatie

Je kunt verschillende vormen van flexwerk onderscheiden en bepalen wanneer het nodig is een verklaring van een ingehuurd bedrijf te vragen in verband met de loonheffingen.

Een onderneming kan een tekort hebben aan personeel. Dat kan bijvoorbeeld tijdelijk zijn, waar- door ze soms voor een korte periode extra mensen nodig heeft. Het kan ook zijn dat een onder- neming onregelmatige opdrachten heeft waardoor ze niet goed kan plannen hoeveel personeel ze nodig heeft. Ook kan een onderneming ervoor kiezen om met zo min mogelijk eigen personeel te werken, bijvoorbeeld om administratieve rompslomp te voorkomen. Flexbanen kunnen daarvoor een oplossing zijn. Dat zijn banen waarvan de onderneming gebruik maakt op momenten dat zij extra mankracht nodig heeft. De onderneming draait op het minimale aantal personeelsleden dat altijd nodig is, en vangt de extra personeelsbehoefte op met flexwer- kers. Een onderneming kan werken met oproepcontracten. Dat is eigen personeel met een speciaal contract. Maar ze kan ook gebruikmaken van uitzendbureaus, waar de onderneming tijdelijk extra krachten kan inhuren. Ook het inhuren van zzp’ers (zzp staat voor zelfstandige zonder personeel) voor bepaalde taken neemt steeds meer toe. Een onderneming die eigen personeel heeft, is verplicht voor dat personeel de loonheffing in te houden en moet ook zelf de premies werknemersverzekeringen betalen. Een onderneming die een bedrijf inhuurt voor bepaalde werkzaamheden moet de factuur van dat bedrijf betalen en heeft niets te maken met de loonheffing en werknemersverzekeringen van de werknemers van het in- gehuurde bedrijf. De onderneming is dan een opdrachtgever van dat bedrijf (de opdrachtnemer). Maar het is niet altijd duidelijk of een ingehuurd bedrijf ook ‘echt’ een bedrijf is. Om het risico uit

te sluiten dat er sprake is van een ongewilde arbeidsverhouding met de bijbehorende fiscale verplichtingen kan de opdrachtgevende onder- neming een bewijs vragen aan de opdrachtne- mer dat deze zelf verantwoordelijk is voor de fiscale verplichtingen. Tot 2015 kon de opdrachtgever aan de op- drachtnemer (bijvoorbeeld zzp’er) een Verkla- ring arbeidsrelatie (VAR-verklaring) vragen. In een VAR-verklaring staat hoe de Belasting- dienst de inkomsten uit de opdrachten ziet. Af- hankelijk van de soort VAR-verklaring was het gelijk duidelijk of er mogelijk sprake kon zijn van een dienstbetrekking of niet.

Verklaring arbeidsrelatie

Zzp of personeel?

Er zijn vier verschillende soorten VAR-verklaringen.

VAR-loon Hierbij ziet de Belastingdienst de inkomsten uit opdrachten als loon uit dienstbetrekking. Een op- drachtgever heeft dan geen zekerheid over de vraag of zij loonheffingen moet inhouden en beta- len. De opdrachtgever moet zelf controleren of er een dienstbetrekking is, door te kijken of er aan de voorwaarden van een arbeidsovereenkomst wordt voldaan. VAR-row Hierbij ziet de Belastingdienst de inkomsten uit opdrachten als resultaat uit overige werkzaamhe- den. Ook bij deze heeft een opdrachtgever geen zekerheid en moet zelf controleren.

Uitgeverij Van Vlimmeren BV

64

Veel voorkomende vormen van hypothecaire leningen zijn de lineaire hypotheek en de annuïtei- tenhypotheek.

Hoofdstuk 9 Vreemd vermogen

Van een lineaire hypotheek is sprake als we elke periode een gelijk bedrag aan aflossing betalen. Omdat de schuld elke periode met een gelijk bedrag kleiner wordt, nemen de rentebetalingen elke periode ook gelijkmatig af. Omdat de aflossing gelijk blijft en de betalingen van de rente steeds lager worden, hoeft de ondernemer elke periode minder te betalen dan de periode daarvoor.

Lineaire hypotheek

Bij een annuïteitenhypotheek betaalt de ondernemer een periodiek (gelijkblijvend) bedrag aan in- terest en aflossing samen. De betaling is bij deze vorm elke periode even hoog.

Annuïteiten- hypotheek

Ook op een schip kun je een hypotheek vestigen.

Opgave 9.1.1 a Wat is het verschil tussen vreemd vermogen op lange termijn en op korte termijn? b Wat is een onderhandse lening? c Wat is het voordeel van een onderhandse lening ten opzichte van een lening bij een bank? d Wat is een achtergestelde lening? Opgave 9.1.2 Op de balans van SporFi BV is de 5,4%-lening gedeeltelijk opgenomen onder de post ‘vreemd vermogen op lange termijn’ en voor het andere deel onder de post ‘vreemd vermogen op korte termijn’. Gevraagd Waarom vermeldt SporFi BV een deel van de 5,4%-lening op de balans onder de post ‘vreemd vermogen op lange termijn’ en het andere deel onder ‘vreemd vermogen op korte termijn’? Opgave 9.1.3 Abby Stewart wil voor haar onderneming een bedrijfspand kopen voor een bedrag van € 140.000 te financieren door een hypothecaire lening. Gevraagd a Wat is een hypothecaire lening? b Waarom is het risico voor een bank bij een hypothecaire lening kleiner dan bij een normale le- ning? c Wie is de hypotheekgever en wie is de hypotheeknemer? d Wie is de geldnemer en wie is de geldgever?

Basiskennis Ondernemerschap in Balans

99

Integratie-opgave 9.6 MITA handelt in elektrische fietsen en scooters. Onlangs heeft MITA bij een fabrikant een partij reserveonderdelen gekocht voor een factuurbedrag van € 10.000. In de betalingsvoorwaarden van de fabrikant staat: • bij betaling binnen 8 dagen, gerekend vanaf de factuurdatum, is de korting voor contante betaling 1,5% van het factuurbedrag; • uiterste betaaldag is 30 dagen na de factuurdatum. Integratie-opgave 9.7 Welke soort vreemd vermogen kom je bij de financiering van de volgende activa vaak tegen? a b c Deel 3A Bedrijfsadministratie: Financiering Gevraagd a Van wat voor kredietverlening is hier sprake? b Welke betalingskorting biedt de fabrikant aan? c Bereken het kortingspercentage voor contante betaling in een percentage op jaarbasis. Het bij c berekende percentage is veel hoger dan de kosten van een bankkrediet. d Verklaar dat in het algemeen de kosten van leverancierskrediet hoger zijn dan de kosten van bankkrediet.

Uitgeverij Van Vlimmeren BV

106

Hoofdstuk 10 Kengetallen 10.1 Liquiditeit 10.2 Solvabiliteit 10.3 Rentabiliteit 10.4 Cashflow Begrippenlijst

Hoofdstuk 10

Kengetallen

Integratie-opgaven

In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan begrippen die worden gebruikt om aan te geven hoe het met een onderneming gaat. De liquiditeit zegt iets over de mate waarin een onder- neming aan haar verplichtingen op korte termin kan voldoen. Ook de cashflow geeft een in- dicatie van de liquiditeit. Met solvabiliteit hebben we het over de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen. De rentabiliteit geeft aan hoe de onderneming draait, of ze winst maakt en hoe die winst zich verhoudt tot het ingebrachte vermogen.

Basiskennis Ondernemerschap in Balans

107

Gevraagd a Bereken het interestpercentage over het gemiddeld vreemd vermogen. b Bereken het gemiddeld totaal vermogen in 2015. c Bereken de rentabiliteit van het gemiddeld totale vermogen. d Bereken de rentabiliteit van het gemiddeld eigen vermogen voor belasting. e Bereken de rentabiliteit van het gemiddeld eigen vermogen na belasting.

Deel 3A Bedrijfsadministratie: Financiering

Uitwerking a IVV = € 15.000/( € 250.000 + € 50.000) 100% = 5% .

b Het gemiddeld totaal vermogen is het gemiddeld eigen vermogen ( € 175.000) + het gemid- deld vreemd vermogen ( € 250.000 + € 50.000) = € 475.000 .

c RTV = ( € 60.000 + € 15.000)/ € 475.000 100% = 15,79% .

d REV voor belasting = € 60.000/ € 175.000 100% = 34,29% .

e REV na belasting = € 45.000/ € 175.000 100% = 25,71% .

Opgave 10.3.1 a Wat verstaan we onder rentabiliteit? b Geef een andere naam voor de RTV. c Hoe berekenen we deze? d Hoe noemen we het inkomen van vreemd vermogen? e En dat van eigen vermogen? Opgave 10.3.2 Klaasstra heeft de volgende gegevens over 2015 verzameld. • gemiddeld eigen vermogen € 100.000 • gemiddeld vreemd vermogen € 150.000 • winst € 20.000 • kosten van het vreemd vermogen € 12.000 • verschuldigde winstbelasting € 0 Gevraagd a Bereken REV. b Bereken RTV. c Bereken het interestpercentage van het vreemd vermogen (IVV).

Opgave 10.3.3 Sylvia heeft per 31 december 2015 de volgende balans opgesteld:

Balans per 31 december 2015

Vaste activa

50.000 Eigen vermogen

30.000 50.000 20.000 100.000

Vlottende activa Liquide middelen

35.000 Vreemd vermogen lang 15.000 Vreemd vermogen kort

100.000

De winst voor belasting is € 20.000 en na belasting € 14.000. Het gemiddeld eigen vermogen en het vreemd vermogen is in 2015 gelijk gebleven. Sylvia heeft in 2015 € 4.000 aan rente betaald.

Gevraagd a Bereken het interestpercentage over het gemiddeld vreemd vermogen. b Bereken het gemiddeld totaal vermogen in 2015. c Bereken de rentabiliteit van het gemiddeld totale vermogen. d Bereken de rentabiliteit van het gemiddeld eigen vermogen voor belasting. e Bereken de rentabiliteit van het gemiddeld eigen vermogen na belasting.

Uitgeverij Van Vlimmeren BV

114

Uitwerking Aan u geleverd: Dressoir

€ 1.200 ,00

Facturen Hoofdstuk 11

Korting voor contant

2%

€ 1.200 =

24 ,00

€ 1.176 ,00

Omzetbelasting

21%

€ 1.176 =

246,96

Factuurbedrag bij betaling binnen 14 dagen

€ 1.422,96

Als de afnemer later dan die datum betaalt, mag hij de korting niet aftrekken. De leverancier is over het bedrag van de korting alsnog omzetbelasting verschuldigd. In voorbeeld 10.4 is dat bij betaling na 14 dagen 21% € 24 = € 5,04. Als de afnemer een onderneming is, zal ze de meer betaalde btw dan op de factuur stond, willen verrekenen. Daarvoor heeft de afnemer van Anneke een aanvullende factuur nodig voor € 5,04 omzetbelasting in verband met niet genoten korting. Als een ondernemer veel klanten heeft die later betalen dan de periode waarin de korting voor contant geldt, is deze manier van een factuur opstellen erg omslachtig doordat er telkens een aan- vullende factuur moet worden gemaakt. Dan is het handiger om met de berekening van de omzetbelasting in de factuur geen rekening te houden met de korting en onderaan de factuur een regel op te nemen met: ‘bij betaling binnen … dagen mag u € … in mindering brengen.’

Aanvullende factuur

Voorbeeld 11.5 Zie de gegevens van voorbeeld 11.4 Anneke zet nu de korting voor contant op een aparte regel onderaan de factuur.

Gevraagd Stel de factuur op.

Uitwerking Aan u geleverd: Dressoir

1.200

Omzetbelasting 21%

€ 1.200 = €

252

Factuurbedrag

1.452

Bij betaling binnen 14 dagen mag u een korting voor contant van 2% € 1.200 = € 24 in mindering brengen op het factuurbedrag.

De leverancier hoeft niets meer te doen als de afnemer later betaalt dan binnen de aangegeven termijn. Als een afnemer toch binnen die termijn betaalt, heeft de leverancier teveel omzetbelas- ting betaald: € 252, terwijl maar € 246,96 verschuldigd is. Daar heeft de Belastingdienst nooit moeite mee. Als de leverancier wel moeite heeft met teveel betalen, bijvoorbeeld als het grotere bedragen betreft, kan hij de afnemer een creditfactuur sturen zodat de leverancier geen omzetbe- lasting hoeft te betalen over de korting en € 246,96 verschuldigd is.

Creditfactuur

Voorbeeld 11.6 Zie de gegevens van 11.5 De afnemer betaalt binnen 14 dagen.

Gevraagd a Hoeveel betaalt de afnemer? b Stel de creditnota op die Anneke verstuurt in verband met de genoten korting.

Basiskennis Ondernemerschap in Balans

123

Export van elektronische diensten aan particulieren binnen de Europese Unie Voor elektronische diensten geleverd aan particulieren binnen de Europese Unie bestaat een aparte regeling. Elektronische diensten bestaan uit onder meer het leveren van gedigitaliseerde producten zoals films, muziek en spellen. Ook software, toegang tot websites, de digitale winkels op je smartphone of tablet enzovoort vallen hieronder. Bij de verkoop van elektronische diensten rekent de onderneming de omzetbelasting die van toe- passing is in het land waar de afnemer (de klant) woont. Als een Luxemburgse onderneming aan een Nederlandse particulier een e-book verkoopt, moet de Luxemburgse onderneming Neder- landse omzetbelasting in rekening brengen en afdragen aan de Nederlandse Belastingdienst. Om te voorkomen dat ondernemer zich in elke EU-lidstaat waar hij digitale diensten levert, moet registreren, geeft de per 1 januari 2015 geïntroduceerde ‘ mini One Stop Shopregeling ’ de onder- nemers de mogelijkheid om btw-aangifte te doen in één EU-lidstaat voor alle digitale diensten geleverd aan niet-belastingplichtige afnemers. Opgave 12.1.1 a Wanneer moet een onderneming omzetbelasting in rekening brengen? b Welke omzetbelasting mag een onderneming aftrekken? c Welk bedrag aan omzetbelasting moet een onderneming aan de Belastingdienst betalen? Opgave 12.1.2 Nikki Ruessen heeft een meubelwinkel in Delft. Over het tweede kwartaal heeft Nikki de volgende gegevens verzameld: • Omzet 21% € 53.500 • Vooraftrek € 5.670 Gevraagd a Bereken het door Nikki af te dragen bedrag aan omzetbelasting. b Hoe vult Nikki haar aangifte omzetbelasting in? Noem de plaats en het bedrag op het formu- lier. Opgave 12.1.3 • Hagoort BV levert aan de Duitse aannemer Wiederaufbau GmbH. • Meubelwinkel Dikaso in Maastricht verkoopt aan Mila Jansen (woonachtig in België) een nieuw bankstel voor € 995. De winkel levert het bij Mila thuis af. • Het Nederlandse Actueel Fiscaal geeft particulieren tegen betaling toegang tot de website met daarin alle relevante wet- en regelgeving voor belastingen. Een inwoner van Duitsland met de Nederlandse nationaliteit koopt drie maanden toegang tot de website.

Deel 3B Bedrijfsadministratie: Fiscale aspecten ‘Mini One Stop Shopregeling’

Gevraagd Is omzetbelasting verschuldigd en zo ja, in welk land te betalen, voor a Hagoort BV. b Dikaso. c Actueel Fiscaal.

Opgave 12.1.4 a Waarvoor dient het VIES-systeem? b Zoek op waar de letters VIES voor staan. c Waar staat VAT voor?

Uitgeverij Van Vlimmeren BV

140

Bij vervreemding (verkoop of schenking) binnen vijf jaar van een bedrijfsmiddel waarop KIA, EIA of MIA is toegepast, moet de onderneming meestal een deel van de fiscale aftrek weer bij haar fiscale winst tellen. Dit gebeurt via de desinvesteringsbijtelling . Willekeurige afschrijving Als een onderneming een bedrijfsmiddel koopt, moet ze van de Belastingdienst het middel in mi- nimaal vijf jaar afschrijven. Bij willekeurige afschrijving mag de onderneming zelf bepalen hoeveel zij in een jaar op het bedrijfsmiddel afschrijft. Door sneller af te schrijven is de fiscale winst in de gekozen jaren lager en betaalt de ondernemer minder belastingen. Ondernemersaftrek De ondernemersaftrek is een aftrekpost op de fiscale winst van ondernemers met een eenmans- zaak, een vof of maatschap. We bespreken van deze aftrek de zelfstandigenaftrek, startersaftrek en meewerkaftrek. De zelfstandigenaftrek is een extra aftrekpost van € 7.280 (2015) per jaar voor ondernemers die voldoen aan het urencriterium en de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt (voor AOW’ers geldt de helft van dit bedrag). Een ondernemer voldoet aan het urencriterium als hij minimaal 1.225 uur in een jaar voor zijn be- drijf werkt. Starters mogen de zelfstandigenaftrek drie jaren verhogen met € 2.123 in de eerste vijf jaar van het bedrijf. Dit is de startersaftrek . Soms werkt de fiscale partner (bijvoorbeeld de echtgenoot of geregistreerd partner) van de on- dernemer mee in de onderneming. De ondernemer heeft recht op meewerkaftrek als hij voldoet aan het urencriterium en de fiscale partner per jaar 525 uur of meer in de onderneming werkt tegen een vergoeding lager dan € 5.000. De betaalde vergoeding van € 5.000 of lager is niet af- trekbaar, maar de ondernemer kan wel een percentage van de winst aftrekken. Het percentage is afhankelijk van het aantal in de onderneming gewerkte uren door de fiscaal partner. Mkb-winstvrijstelling De mkb-winstvrijstelling geldt ook alleen voor ondernemers in de zin van de inkomstenbelasting. De mkb-winstvrijstelling is een aftrekpost van 14% van de winst na aftrek van de ondernemersaf- trek. Fiscale oudedagsreserve Ondernemers hebben recht op AOW maar verder bouwen ze geen pensioen op. Bij werknemers is dat vaak wel zo. De overheid biedt een compensatie voor ondernemers met een eenmanszaak, vof of maatschap via een belastingfaciliteit. Een ondernemer kan een fiscale oudedagsreserve vormen. De fiscale oudedagsreserve (FOR) is een belastingfaciliteit waarmee de ondernemer be- lastinguitstel krijgt. De ondernemer mag jaarlijks een deel van de winst gebruiken voor de FOR. Over dat deel betaalt de ondernemer geen belasting. Op een gegeven moment (vaak bij pensioen) valt de FOR vrij en moet de ondernemer afrekenen over de winst waarover hij eerder geen belasting heeft betaald. Een risico van deze regeling is dat de ondernemer op papier wel jaarlijks een toevoeging aan de FOR doet en dus belastingvoordeel heeft, maar er geen rekening mee houdt dat hij later moet af- rekenen. Als een ondernemer de besparing voor andere doeleinden gebruikt, kan hij financiële problemen krijgen als hij moet afrekenen. Opgave 13.1.1 a Noem de drie soorten investeringsaftrek. b Wanneer moet de onderneming een deel van de investeringsaftrek bij de winst optellen? c Noem het voordeel van willekeurige afschrijving. d Welke fiscale faciliteiten zijn er voor ondernemers met een eenmanszaak? e Welke fiscale faciliteiten zijn er voor ondernemers met een bv? f Onder welke vorwaarden mag een ondernemer de zelfstandigenaftrek toepassen? g Beschrijf de mkb-winstvrijstelling.

Desinvesterings- bijtelling

Hoofdstuk 13 Inkomsten- en vennootschapsbelasting

Willekeurige afschrijving

Zelfstandigen- aftrek

Urencriterium

Startersaftrek

Meewerkaftrek

Basiskennis Ondernemerschap in Balans

147

14.1 Persoonlijk plan

Deel 3C Bedrijfsadministratie: Ondernemingsplan

Je kunt • de belangrijkste punten uit het persoonlijk plan beschrijven. • de taken van de Kamer van Koophandel noemen.

Zoals we al in de inleiding schreven: kiezen voor het ondernemerschap is de keuze voor een be- paalde levensstijl. Een levensstijl waarbij sprake is van meer onzekerheid. Vaak meer werkuren. Je moet zeker in het begin bereid zijn elk werk dat in de onderneming kan voorkomen, als het nodig is, ook zelf te doen. Vrije dagen zijn geschikt om de administratie bij te werken. ’s Avonds ben je bezig met de voorbereiding voor de volgende dagen of het maken van offertes en calcula- ties. Een ondernemer is nooit werkloos: heeft hij geen opdrachten dan zit hij zonder inkomen. Voor ziek zijn, geldt een soortgelijk verhaal. Natuurlijk kun je vakantie nemen, maar dan heb je in die tijd of een tijd later geen ontvangsten. Dat verandert pas als je met personeel kunt gaan wer- ken, maar dat is vaak pas na een bepaalde periode en leidt ook weer tot nieuwe eisen. Afgezien van persoonlijke factoren zoals hiervoor vermeld: ondernemen is méér dan het uitoefe- nen van een vak. Je hebt meer nodig dan vakkennis. Je moet niet alleen een product of dienst le- veren, maar ook verkopen. Daarnaast moet je onder meer beschikken over de capaciteit om leiding te kunnen geven. En zo zijn er nog meer factoren. Ondernemerskwaliteiten zijn onder meer: • zelfkennis • zelfdiscipline • kennis van de markt • besluitvaardigheid • financieel inzicht • sociale vaardigheden • doorzettingsvermogen • zelfvertrouwen • organisatietalent • creativiteit • risico durven lopen • inschatten of risico’s verantwoord zijn • verantwoordelijkheid kunnen dragen • verantwoordelijkheid willen dragen In het persoonlijk plan schrijft een startende ondernemer een aantal dingen over zichzelf op. Het persoonlijk plan gaat over wie de starter is, waarom hij een onderneming wil starten, zijn sterke en minder sterke eigenschappen. Soms is het lastig om iets over jezelf te schrijven. Je kunt na- tuurlijke ook je plannen voorleggen aan familieleden en vrienden en vragen wat zij jouw sterke en zwakke punten vinden. De volgende gegevens van de starter vind je in ieder persoonlijk plan terug: • persoonsgegevens, zoals gevolgde opleiding(en) en werkervaring; • de motivatie om een onderneming te beginnen en doelstellingen van de starter; • de sterke eigenschappen van de starter, zoals goed met mensen om kunnen gaan, initiatief kunnen nemen enzovoort; • de minder sterke eigenschappen voor een ondernemer: denk aan niet bereid zijn om risico te lopen. Veel starters zien de toekomst optimistisch in. Je verwacht goed te verdienen met iets waar je waarschijnlijk veel plezier in hebt. Toch kan het tegenvallen. Je kunt ziek worden, een ongeluk krij- gen of arbeidsongeschikt worden. Als ondernemer heb je geen recht op werkloosheidsuitkeringen (WW) of de WIA voor arbeidsongeschiktheid. Dit zijn namelijk werknemersverzekeringen. En als ondernemer ben je geen werknemer. Zelfs al ben je in dienst van je eigen bv; zodra je meer dan 5% van de aandelen bezit, val je niet meer onder de werknemersverzekeringen. Ondernemers kunnen wel persoonlijke verzekeringen afsluiten, zoals een arbeidsongeschiktheids- verzekering. Deze verzekering keert een bedrag uit als de verzekerde langdurig ziek is of arbeids- ongeschikt wordt. Maar de premies zijn zo hoog dat ze zeker voor een startende ondernemer nau- welijks op te brengen zijn. Volgens onderzoek onder zzp’ers is nog geen 20% verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Er zijn genoeg personen die niet anders willen en misschien zelfs vanwege hun karakter niet an- ders kunnen. Maar een goede voorbereiding is in alle situaties van belang.

Persoonlijk plan

Uitgeverij Van Vlimmeren BV

158

12 Omar kan van zijn ouders € 20.000 lenen. Hij hoeft op deze lening pas na vijf jaar af te gaan lossen en hoeft geen rente te betalen. 13 Voor privédoeleinden haalt Omar aan het einde van elke maand € 1.500 uit de onderne- ming. 14 Omar doet een kwartaalaangifte omzetbelasting. Hij betaalt in de maand na afloop van het kwartaal de door hem aan afnemers in rekening gebrachte omzetbelasting verminderd met de vooraftrek die zijn leveranciers hem in rekening hebben gebracht. Gevraagd Stel de investeringsbegroting per 1 januari 2015 samen. Neem apart een banktegoed op voor de uitgaven voor kosten die hij op 1 januari moet betalen.

Hoofdstuk 15 Financieel plan

Uitwerking Investeringsbegroting per 1 januari 2015 Vaste activa • Inventaris kantoor (2)

€ 5.000 ,00 € 14.000 ,00 € 6.000 ,00

• Inventaris bedrijfshal (3)

• Caddy (5)

€ 25.000 ,00

Vlottende activa • Vooraftrek omzetbelasting - inventaris kantoor (2)

€ 1.050 ,00 € 2.940 ,00 € 3.937,50

- inventaris bedrijfshal (3)

- voorraad (7) 21%

€ 18.750 =

€ 7.927,50 € 18.750 ,00

• Voorraad (7) € 360.000/12 100/160 =

€ 26.677,50

Liquide middelen Banktegoed • voor huur januari (1)

€ 1.350 ,00

• voor servicekosten januari (1) • voor verzekering 2015 (4)

175 ,00

€ 1.200 ,00

€ 2.725 ,00

Kas (10)

500 ,00

€ 3.225 ,00

€ 54.902,50

Opgave 15.1.1 Jara begint in november 2015 een handel in doe-het-zelf zonne-energiesets. Ze huurt een bedrijfs- ruimte voor € 1.000 per maand. Ze moet op 1 november drie maanden huur vooruitbetalen. Over de huur wordt geen omzetbelasting in rekening gebracht. Ze heeft een tweedehandse bestelauto uitgezocht van € 12.000 en die zal op 1 november op haar naam worden overgeschreven. Op deze bestelauto zit geen omzetbelasting. De inventaris van € 14.000 + € 2.940 btw = € 16.940 is besteld en wordt op 1 november op rekening geleverd. Vooraftrek kan ze in januari 2016 in mindering brengen. Voor de beginvoorraad is € 25.000 + € 5.250 btw = € 30.250 nodig. Aan liquide middelen heeft ze minimaal € 5.000 nodig.

Gevraagd Stel de investeringsbegroting per 1 november 2015 op.

Basiskennis Ondernemerschap in Balans

171

Sarina van Vlimmeren Tom van Vlimmeren m.m.v. Wim de Reuver

BKO Module Basiskennis Ondernemerschap in Balans

Ondernemen is meer dan handelen of uitoefenen van een vak. Ondernemen is vooral kiezen, zowel vóór de start van een onderneming als daarna. Denk bijvoorbeeld aan het kiezen van een markt, de producten, de prijsbepaling, de inzet van media, de manier van verkoop en levering, personeel in dienst nemen of werk uitbesteden? Bij het maken van een keuze is kennis behulpzaam. De keuzes vallen voor een groot deel binnen een wettelijk raamwerk. Denk aan de keuze voor een rechtsvorm en daarmee samenhangend de aansprakelijkheid, wat een ondernemer moet doen met klanten die niet betalen, de regels om een factuur op te stellen, de handel met het buitenland, de diverse belastingen waarmee een onderneming te maken krijgt. Ook een gedegen onderzoek naar de financiële haalbaarheid is van belang. Bij ondernemen spelen veel aspecten een rol. Het is onmogelijk om in een enkel boek op alle zaken diep in te gaan, maar Basiskennis Ondernemerschap in Balans geeft wel een brede kennismaking met de meest voorkomende facetten van ondernemerschap. Dit boek is dan ook geschikt voor iedereen die meer wil weten over ondernemerschap; zowel voor starters als voor personen die al als ondernemer actief zijn. Maar ook voor de personen in de persoonlijke omgeving van de ondernemer en werknemers is het nuttig omdat het begrip kan geven voor de vele zaken waarmee een ondernemer elke dag wordt geconfronteerd. Bij het schrijven hebben we ons laten leiden door drie uitgangspunten: • De volledige stof bieden voor kandidaten die deelnemen aan het examen Basiskennis Ondernemerschap. • Een praktijkgerichte benadering die mede is gebaseerd op meer dan 20 jaar ervaring in het begeleiden van (startende) ondernemers. • Een boek maken dat een basis geeft voor iedereen die interesse heeft in ondernemerschap. De complete examenstof voor het examen Basiskennis Ondernemerschap is in het boek opgenomen. Bij het boek hoort de methodewebsite www.ondernemerschapinbalans.nl . Deze gebruiken we om aanvullende en actuele informatie op te plaatsen. Dit verhoogt de brede inzetbaarheid van dit boek. Onder andere vanwege de beschikbaarheid van een antwoordenboek (ISBN 9789491653780) is deze methode prima geschikt voor zelfstudie.

Made with