Differentiëren in het talenonderwijs - Johan Keijzer, Karen Verheggen & Det van Gils

4

Wat zie je op het plaatje?

De leerlingen leren aan de hand van een foto of afbeelding om dingen nauw keurig in de doeltaal te beschrijven en om actief te luisteren. Verzamel een aantal foto’s of andere afbeeldingen. Verdeel deze over enveloppen. Maak verschillende sets, afhankelijk van de ingewikkeldheid van de afbeelding. A = basisniveau, eenvoudige afbeeldingen van bijvoorbeeld één enkel voorwerp of één persoon. B = iets hoger niveau, afbeeldingen van een compositie van meerdere voorwer pen en/of personen. ■■ Om de beurt pakken zij een afbeelding uit de envelop zonder die aan de andere leerling te tonen. Leerling A beschrijft zo gedetailleerd als mogelijk aan leerling B wat er op de foto staat. Leerling B maakt ondertussen een te kening van de afbeelding. ■■ Daarna worden de foto en de tekening naast elkaar gelegd en vergeleken. De leerlingen bespreken de verschillen in de doeltaal! ■■ De leerlingen proberen op een rijtje te krijgen op welke manier het be schrijven (of het luisteren) beter kan. ■■ Vervolgens worden de rollen omgedraaid. ■■ De leerlingen werken in tweetallen. ■■ Zij zitten tegenover elkaar.

Doel

Actie

Aanpak

In deze volgorde: ■■ bij elkaar; ■■ in het (online) woordenboek/op de smartphone; ■■ bij de docent.

Hulp

Een halve les.

Tijd

Vertel de leerlingen wanneer zij in staat moeten zijn eenvoudige/ingewikkelde afbeeldingen te beschrijven en dat deze opdracht een voorbereiding daarop is. Leg uit dat het tevens een oefening is om steeds zorgvuldiger te luisteren. De leerlingen: ■■ kunnen een nieuwe afbeelding uit de envelop nemen; ■■ vragen de docent een envelop met ingewikkelder afbeeldingen; ■■ verzamelen tips voor zorgvuldig beschrijven en luisteren (in de doeltaal); ■■ werken hun spreekdossier bij.

Opbrengst

Klaar

32

Made with FlippingBook flipbook maker