CZW20120218

CZW20120218

Onderwijsassistent Niveau 4

Proeve 3

Proeve 3 (2012-oa-pr3)

Opleiding: Niveau 4

Onderwijsassistent

Artikelnummer CZW20120218

Colofon Deze uitgave is gerealiseerd onder verantwoordelijkheid van Stichting Consortium Beroepsonderwijs - Zorg & Welzijn & Assisterenden Gezondheidszorg

Directie en managementteam L. Fine B. Huijberts A. Pijnenburg

I. Rabelink M. Wouters

Ontwikkelteamleider S. Borkus

Ontwikkelaars van deze fase P. Hermans

S. de Koning S. Reijnders

Redactie A. Brink M. Brok

Ontwerp H. Witjes (Studio Blanche)

DTP Stichting Consortium Beroepsonderwijs/studio Blanche Juni 2013

Foto’s Stichting Consortium Beroepsonderwijs

Ondanks alle inspanningen is het mogelijk dat Stichting Consortium Beroepsonderwijs niet alle copyrights van de in de uitgave opgenomen illustraties heeft geregeld. Degene die meent alsnog rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht contact op te nemen met Stichting Consortium Beroepsonderwijs.

© 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe- stand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, namelijk elektronisch, mechanisch, door fotokopie, opnamen of enige andere manier, zonder toestemming van Stichting Consortium Beroepsonderwijs.

Inhoud

Proeve 3 . ........................................................................4

Werkprocessen met de bijbehorende competenties .................5

Typering . ........................................................................6

De opdracht .....................................................................9

Het resultaat. ................................................................. 13

Beoordelingslijst............................................................. 15

Daar waar zij staat, wordt ook hij bedoeld en omgekeerd. Daar waar leraar staat, kan ook worden gelezen leerkracht of docent. Voor kinderen, de leerlingen, de cursisten, de studenten, de deelnemers is gekozen voor: leerling, leerlingen.

Proeve 3

Werkprocessen met de competenties van deze proeve

Nummer en titel van het werkproces

Competenties bij het werkproces

1.1

F

Observeert de werkwijze van leerlingen/ deelnemers en rapporteert de bevindingen

Ethisch en integer handelen

J

Formuleren en rapporteren

K

Vakdeskundigheid toepassen

T

Instructies en procedures opvolgen

1.2

L

Bereidt de uitvoering van programmaonderdelen voor

Materialen en middelen inzetten

T

Instructies en procedures opvolgen

1.3

A

Assisteert bij de uitvoering van programmaonderdelen

Beslissen en activiteiten initiëren

B

Aansturen

K

Vakdeskundigheid toepassen

L

Materialen en middelen inzetten

T

Instructies en procedures opvolgen

1.4

C

Begeleidt leerlingen/deelnemers bij de uitvoering van programmaonderdelen

Begeleiden

D

Aandacht en begrip tonen

F

Ethisch en integer handelen

K

Vakdeskundigheid toepassen

U

Omgaan met verandering en aanpassen

V

Met druk en tegenslag omgaan

2.3

T

Voert administratieve taken uit

Instructies en procedures opvolgen

W Gedrevenheid en ambitie tonen

3.1

K

Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep

Vakdeskundigheid toepassen

3.2

T

Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg

Instructies en procedures opvolgen

3.3

E

Stemt de werkzaamheden af

Samenwerken en overleggen

Q

Plannen en organiseren

V

Met druk en tegenslag omgaan

3.4

D

Evalueert en rapporteert ervaringen en bevindingen

Aandacht en begrip tonen

J

Formuleren en rapporteren

5

PROEVE 3

Typering Als onderwijsassistent is het van belang dat je op hoogte bent én blijft van huidige nieuwe en toekomstige ontwikkelingen binnen en buiten de school. Behalve dat je vanuit jezelf geïnteresseerd bent in onderwijsvernieuwingen, krijg je binnen je normjaartaak ook tijd voor het werken aan deskundigheidsbevordering. Eén van de ontwikkelingen waar jij van op de hoogte dient te zijn en te blijven, is het passend onderwijs. Ondanks het krimpend budget vanuit de overheid, dient de school voor iedere leerling met extra zorg passend onderwijs te bieden. Dit houdt in dat scholen hun onderwijssysteem zo moeten organiseren en vormgeven dat het bij alle leerlingen aansluit, ook bij leerlingen met bijvoorbeeld ADHD, contactstoornissen in het autistisch centrum, dyslexie en dyscalculie. Door passend onderwijs kunnen leerlingen zolang mogelijk in het reguliere onderwijs blijven. Hierdoor krijg je als onderwijsassistent steeds meer te maken met leerlingen die leer- of gedragsproblemen hebben of een combinatie daarvan. Deze leerlingen vragen om aangepaste didactische begeleiding. Als onderwijsassistent ben je in staat om deze didactische begeleiding te geven en zodoende aan te sluiten bij de leer- en begeleidingsbehoeften van iedere leerling met leer- en/of gedragsproblemen. Om hiermee adequaat om te gaan, maakt elke school groepsplannen en handelingsplannen. Hierin staat op welke manier de leerlingen worden begeleid. Het individuele handelingsplan, voor iedere leerling met leer- en/of gedragsproblemen, is wettelijk verplicht in het kader van kwaliteitszorg. Het biedt jou ook aanknopingspunten voor je didactische begeleiding van deze leerlingen die extra zorg nodig hebben. Op die manier werk je actief mee aan kwaliteitszorg.

6

ONDERWIJSASSISTENT

Voorbeeld BO/SO Tygo is verhuisd en zit nu een week op zijn nieuwe school. Tygo heeft ADHD. Toen Ayla, de onderwijsassistent, hoorde van de komst van Tygo is zij zelf actief op zoek gegaan naar informatie om haar kennis over ADHD te vergroten. Ze wilde vooral meer weten over de begeleiding van kinderen met ADHD in de klas, zodat zij haar begeleiding beter af kan stemmen op wat Tygo nodig heeft. Ayla heeft interessante zaken gelezen die zij zeker kan toepassen. Op vrijdagmiddag nemen Ayla en juf Angelique de afgelopen week door. Ayla vertelt wat ze heeft geleerd. Juf Angelique heeft nog een praktische tip voor Ayla: “Tijdens het omkleden voor de gymles viel me op dat het voor Tygo niet helemaal duidelijk was wat de bedoeling was. Het is belangrijk dat je de opdracht voor hem specifiek maakt. Vertel hem precies wat hij moet doen en maak hierbij gebruik van een fysiek gebaar. Wijs bijvoorbeeld de plaats aan waar hij moet gaan zitten tijdens het omkleden.” Juf Angelique vervolgt: “Over één maand hebben wij een eerste evaluatiegesprek met de ouders van Tygo. Aan de hand van onze observaties zullen wij dan samen met hen en met Hans, de IB’ er, een handelingsplan opstellen. Ik wil graag dat je bij dit gesprek aanwezig bent. Vooraf kunnen we dan samen bespreken wat jouw bevindingen zijn.” Voorbeeld (v)mbo Onlangs is uit een enquête gebleken dat ouders zich niet voldoende betrokken voelen bij het wel en wee van hun kind op school. Koert werkt al een aantal jaren als onderwijsassistent en volgt sinds kort een lerarenopleiding. Eén van de onderdelen van deze opleiding gaat over het bevorderen van de ouderbetrokkenheid. Dit sluit dus mooi aan bij het knelpunt dat wordt ervaren. Koert wil hierin samen met zijn team verbetering aanbrengen. Vandaag brengt hij dit ter sprake in het teamoverleg. Het team luistert naar de inbreng van Koert en herkent de problematiek. Afgesproken wordt dat Koert het voortouw neemt om samen met zijn teamleden het komend schooljaar een ouderplan op te stellen. Dit plan willen zij aan het einde van het schooljaar af hebben. De bedoeling is dat er een duidelijke visie komt op ouderbetrokkenheid. Ook geeft het team in het plan aan hoe zij de rol van ouders binnen de school ziet, op welke onderdelen het contact met ouders voor verbetering vatbaar is en welke activiteiten daar het beste op aansluiten. De activiteiten in het ouderplan zullen aan een duidelijke planning gekoppeld zijn, met vooraf vastgestelde evaluatiemomenten. Na de vergadering heeft Koert nog een gesprek met Charlotte en haar mentor. Het is Koert opgevallen dat Charlotte zich erg druk gedraagt tijdens het zelfstandig werken. Hierdoor hebben andere leerlingen last van haar en schiet ze zelf ook niet op met haar werk. Tijdens een eerder gesprek dat Koert met Charlotte had, gaf ze aan het lastig te vinden om zich langere tijd te concentreren. Ook gaf ze toen aan dat ze niet altijd al het werk kan overzien. Koert heeft toen voorgesteld om dit probleem op een andere moment samen met haar mentor te bespreken, zodat het zelfstandig werken gemakkelijker wordt voor haar. Tijdens dit tweede gesprek wordt afgesproken dat Charlotte de ruimte waarin ze werkt, op afgesproken momenten even mag verlaten zodat ze tussendoor wat kan ontspannen en bewegen. Koert zal een zo rustig mogelijke plek voor haar vrijhouden en samen met haar de leertaken doornemen en plannen.

7

PROEVE 3

Oriënteren en Plannen Overleg met je begeleider over je POP en de voorwaarden voor het uitvoeren van de opdracht in de proeve. Bekijk de resultaten en de beoordelingslijst. Wanneer bepaalde bewijsstukken niet haalbaar zijn, zoek dan naar vervangende bewijsstukken. Soms is het nodig dat je een aanvullend bewijsstuk inlevert. Bespreek je keuze voor de bewijsstukken met je begeleider. Maak vervolgens je PAP. Leg een inleverdatum voor de resultaten vast.

GO/NO GO

Stap 1 en 2 van de Wegwijzer zijn aangetoond.

De moeilijkheidsgraad van de opdracht staat in de tabel hieronder aangegeven.

De mate van complexiteit van de beroepssituatie

De mate van zelfsturing

De mate van verantwoordelijkheid voor

gesloten context

geleid

uitvoering van eigen takenpakket jouw samenwerking met collega’s de hele zorg- en begeleidingscyclus aansturing van collega’s op hetzelfde of lager niveau

open context

begeleid

complexe context

zelfstandig

8

ONDERWIJSASSISTENT

De opdracht

A. De totale opdracht Je voert de totale opdracht uit in de beroepspraktijk. Je competenties op het gebied van professionaliseren, kwaliteitszorg en het didactisch begeleiden van leerlingen met leer- en/of gedragsproblemen worden kwalificerend beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van deze proeve. Maak hierover afspraken met je beoordelaars.

Je werkt daarnaast aan onderstaande specifieke opdrachten.

B. Visieontwikkeling Verdiep je in een onderwerp dat actueel is binnen het type onderwijs van je BPV. Gebruik hierbij minimaal drie verschillende relevante bronnen. Op basis hiervan maak je een schriftelijke samenvatting. Beschrijf vervolgens je eigen visie op het onderwerp. Vertaal dit naar je taak als onderwijsassistent. C. Presentatie en discussie over een actueel onderwerp binnen het beroep Presenteer je samenvatting en visie op het onderwerp uit opdracht B . aan je collega’s. Maak een tip-toplijst t.b.v. de evaluatie van de visiebespreking. Voer met collega’s een inhoudelijke discussie waarbij jij je visie en expertise op dit gebied op een activerende en interactieve manier overbrengt. Vraag na afloop aan je collega’s om de tip-toplijst in te vullen. Maak hiervan een verzamellijst. D. Bespreken van een dilemma binnen het werkklimaat Organiseer een intervisiebijeenkomst met een aantal collega’s. Bespreek tijdens deze bijeenkomst een dilemma dat jij binnen je BPV ervaart. Dit dilemma is gerelateerd aan het werkklimaat binnen de school. Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan een conflictsituatie in de samenwerking, hoge werkdruk, langs elkaar heen werken of andere knelpunten op organisatorisch niveau en die van invloed zijn op het functioneren van jou en collega’s in het primaire onderwijsproces. Evalueer de intervisiebijeenkomst. Noteer welke oplossingen je hebt gevonden naar aanleiding van deze bespreking en op welke manier je het dilemma gaat aanpakken.

9

PROEVE 3

E. Theoretische verdieping over kwaliteitszorg binnen het onderwijs Elke school hanteert zorgplannen in het kader van kwaliteitszorg. Ook worden diverse protocollen gebruikt, evenals regelgeving met betrekking tot veiligheid en ergonomie. Je bestudeert vakliteratuur over: • schoolplan/zorgplan/groepsplan/individueel handelingsplan • protocollen voor dyslexie, dyscalculie, pestgedrag • Arbo-wetregelgeving m.b.t. veiligheid, gezondheid, hygiëne.

Maak van deze plannen, protocollen en wet- en regelgeving een duidelijke samenvatting. De kennis die je door de literatuurstudie hebt opgedaan, pas je toe in de volgende opdracht.

F. Praktijkonderzoek naar kwaliteitszorg Vergelijk de resultaten van je theoretische verdieping in opdracht E . met kwaliteitszorg binnen je BPV. Maak een overzicht van de overeenkomsten en verschillen tussen de theorie en de praktijk. Trek conclusies in het algemeen en in het bijzonder ten aanzien van je rol als onderwijsassistent.

Je bespreekt je overzicht met de leerkracht. De feedback zet je op papier.

G. Bijwonen van een leerlingbespreking Je woont een leerlingbespreking bij van een leerling die jij begeleidt. Je brengt een knelpunt in dat jij ervaart tijdens het begeleiden van de leerling aan de hand van het individuele handelingsplan. Je doet hierbij een verbetervoorstel waardoor de kwaliteit van de begeleiding verbetert. H. Onderzoek naar probleemgedrag binnen de school Je onderzoekt welke probleemgedragingen het meest voorkomen binnen je BPV en de manier waarop ermee wordt omgegaan. Maak hierbij gebruik van informatie over de visie van de school op probleemgedrag van leerlingen, protocollen en omgangsstrategieën, de functie van het handelingsplan, samenwerking met hulpverlenende instanties en ouders, interne begeleiding, rol van de zorgcoördinator en financieringsmogelijkheden. Bestudeer ook landelijke informatie en theorie over probleemgedrag van leerlingen en didactische mogelijkheden, bijvoorbeeld de Onderwijsraad en praktische pedagogische methoden en technieken. Maak hiervan een werkstuk.

10

ONDERWIJSASSISTENT

I. Verzamelen van gegevens over een leerling met een gedragsprobleem In overleg met de leerkracht kies je een leerling met probleemgedrag. Je definieert het gedrag dat regelmatig aanleiding geeft tot problemen voor de leerling zelf en voor anderen binnen de school. Geef tevens aan in welke situaties en hoe vaak dat gedrag voorkomt. Je legt je bevindingen voor aan de leerkracht. Indien akkoord, dan verzamel je nadere informatie: om welke gedragingen het precies gaat, frequentie, in welke situaties, uitlokkende factoren, aanpak. Vergelijk dit met eventuele bestaande gegevens van de leerling, bijvoorbeeld met gegevens in het handelingsplan. Kies een passende observatielijst. Observeer de leerling een week lang met behulp van de observatielijst in van tevoren met de leerkracht vastgestelde verschillende situaties. Maak een objectieve rapportage over je bevindingen. Formuleer twee gedragsdoelen die je met deze leerling wilt bereiken. Geef aan binnen welke termijn je de doelen wilt bereiken. Bespreek de rapportage met de leerkracht. Bespreek ook welke informatie van belang is voor de ouders en de IB’er en wie deze informatie aan hen overbrengt. Maak hierna afspraken met de leerling over de begeleiding. J. Begeleiden van een leerling met een gedragsprobleem In overleg met je leerkracht begeleid je de leerling uit opdracht I . bij activiteiten die aansluiten bij de doelen die je wilt bereiken. Evalueer de begeleiding van de leerling en de doelen die je hebt gesteld met de leerkracht aan het einde van de termijn die je hebt afgesproken. K. Voorbereiden van lesonderdelen voor een leerling met een leerprobleem In overleg met de leerkracht en andere betrokkenen (IB’er, zorgcoördinator of RT’er) kies je een leerling met een leerprobleem voor wie jij leeractiviteiten voorbereidt. Werk drie programmaonderdelen uit waarbij jij deze leerling gaat begeleiden. Je beschrijft de leerling en het leerprobleem, passende begeleidingsmethoden, je keuze uit die begeleidingsmethoden en motivatie waarom deze methode het beste aansluit bij de betreffende leerling. Toets je beschrijving aan bestaande gegevens van de leerling, bijvoorbeeld aan gegevens uit het handelingsplan. Noteer doelen die je wilt bereiken ten aanzien van het leerprobleem van de leerling. Bespreek deze voorbereiding met de leerkracht en de IB’er/RT’er. Maak afspraken over de uitvoering van de verschillende onderdelen. Bespreek ook welke informatie van belang is voor de ouders en wie hen hierover informeert. Maak hierna afspraken met de leerling over de begeleiding. L. Begeleiden van een leerling met een leerprobleem In overleg met de leerkracht en de andere betrokkenen (IB’er, zorgcoördinator of RT’er) begeleid je de leerling uit opdracht K . bij de leeractiviteiten die je hebt voorbereid. Maak een beschrijving van de uitvoering van de programmaonderdelen. Wat ging goed, minder goed en wat zijn leerpunten?

11

PROEVE 3

M. Evaluatie en administratie van de begeleiding Evalueer de begeleiding van de leerling uit opdracht K . en L . met de leerkracht en de overige betrokkenen. Zijn de doelen bereikt? Maak gezamenlijk afspraken over de gegevens die je administreert in bijvoorbeeld het leerlingdossier. Zorg ervoor dat de gegevens nauwkeurig, inzichtelijk en vertrouwelijk zijn verwerkt.

Als je kiest voor een vervangende of aanvullende opdracht, let er dan op dat deze voldoet aan de beoordelingslijst van deze proeve.

12

ONDERWIJSASSISTENT

Het resultaat A.

De afgetekende beoordelingslijst van deze proeve.

Specifieke bewijsstukken B.

Een schriftelijke samenvatting van je visieontwikkeling. WP 3.1: K en WP 3.4: D, J.

C. Een kort schriftelijk verslag van de visiebespreking en de verzameltip-top lijst. WP 3.4: D, J. D. Een beknopte beschrijving van het dilemma, de strekking van de bijeenkomst en de manier waarop je het dilemma gaat aanpakken. WP 3.3: E, Q, V en WP 3.4: D, J. E. Samenvatting van de theoretische verdieping van kwaliteitszorg binnen het onderwijs. WP 3.1: K en WP 3.2: T. F. Praktijkonderzoek van de kwaliteitszorg: een overzicht van overeenkomsten en verschillen tussen theorie en praktijk. WP 3.1: K en WP 3.2: T. G. Een beknopte beschrijving van de leerlingbespreking, het knelpunt dat je ervaart tijdens de begeleiding en jouw verbetervoorstel. WP 3.2: T. H. Een werkstuk over het onderzoek naar probleemgedrag. WP1.1: F, J, K. I. Een schriftelijke rapportage over het probleemgedrag en de twee doelen die je wilt bereiken. WP 1.1: J, K, T. J. Een schriftelijke evaluatie van de begeleiding. WP 1.4: C, D, F, K, U, V. K. De uitwerking van de voorbereiding van drie programmaonderdelen voor een leerling met een leerprobleem. WP 1.2: L, T en WP 2.3: T, W. L. Een beschrijving van de uitvoering van de drie programmaonderdelen voor een leerling met een leerprobleem. WP 1.3: A, B, K, L, T. M. Een schriftelijke evaluatie van de begeleiding van een leerling met een leerprobleem plus een bewijs van de administratieve afhandeling. WP 2.3: T, W.

Vervangende of aanvullende bewijsstukken – – – –

Neem de bewijsstukken op in je portfolio.

13

PROEVE 3

Beoordelingslijst

Proeve 3 (2012-oa-pr3)

Naam student:

Opleiding: Onderwijsassistent

Fase:

Cohort:

Datum:

Competenties onvoldoende Werkproces 1.1 Observeert de werkwijze van de leerlingen/deelnemers en rapporteert de bevindingen - componenten Kwalificerend Prestatie-indicatoren voldoende goed

P Dit betekent dat: • je consequent handelt in lijn met de binnen de school geldende ethische maatstaven • je vertrouwelijkheid respecteert

F Ethisch en integer handelen

– ethisch handelen – integer handelen – verschillen tussen mensen accepteren

zodat: • je discreet omgaat met leerlinggegevens.

R Dit betekent dat:

J Formuleren en rapporteren

• je in de rapportage de juiste taal gebruikt • je correcte spelling en grammatica hanteert

zodat: • je zorgt voor een nauwkeurige en volledige rapportage van het leer- en/of gedragsprobleem die voldoet aan de gestelde eisen. P Dit betekent dat: • je veel, snel en de bruikbare informatie opneemt, gericht op de observatieopdracht zodat: • je zo objectief en onbevooroordeeld observeert en rapporteert • je informatie geeft die bijdraagt aan de beeldvorming van de individuele leerling.

– correct formuleren – nauwkeurig en volledig rapporteren

K Vakdeskundigheid toepassen

– vakspecifieke mentale vermogens aanwenden

15

PROEVE 3

Prestatie-indicatoren

voldoende goed

Competenties

Kwalificerend

onvoldoende

- componenten

T Instructies en

R Dit betekent dat: • je observeert volgens de door de leraar/het team gegeven instructies zodat: • je werkt volgens de binnen de school geldende protocollen en procedures.

procedures opvolgen

–– instructies opvolgen –– werken conform

voorgeschreven procedures

Werkproces 1.2 Bereidt de uitvoering van programmaonderdelen voor

P Dit betekent dat: • je geschikte materialen en middelen kiest ten behoeve van de voorbereiding • je kostenbewust en efficiënt te werk gaat

L Materialen en

middelen inzetten

–– geschikte materialen en middelen kiezen

zodat: • je de juiste middelen inzet en je geen materialen of middelen onnodig gebruikt.

T Instructies en

R Dit betekent dat: • je de voorbereiding uitvoert volgens de instructies van de leerkracht en de andere betrokkenen zodat: • je werkt op basis van gemaakte afspraken en geldende procedures.

procedures opvolgen

–– instructies opvolgen –– werken conform

voorgeschreven procedures

Werkproces 1.3 Assisteert bij de uitvoering van programmaonderdelen

P Dit betekent dat: • je, binnen de gestelde kaders, op tijd de nodige eenvoudige didactische beslissingen neemt tijdens de begeleiding bij leer- en/of gedragsproblemen

A Beslissen en

activiteiten initiëren

–– beslissingen nemen

zodat: • de leerling die je begeleidt weer verder kan met het werk.

T Dit betekent dat: • je de leerlingen met leer- en/of gedragsproblemen heldere en duidelijke instructies geeft • je daarbij het juiste tempo en een logische volgorde hanteert • je controleert of de uitleg begrepen is zodat: • de leerlingen weten wat ze moeten doen en aan het werk kunnen. • je de groep overziet • je oog hebt voor de problemen van individuele leerlingen • je makkelijk en vlot associeert tijdens het geven van uitleg en instructie zodat: • je ervoor zorgt dat leerlingen met leer- en/of gedragsproblemen goed geïnstrueerd aan de slag kunnen. P Dit betekent dat:

B Aansturen

–– instructies en aanwijzingen geven

K Vakdeskundigheid toepassen

–– vakspecifieke mentale vermogens aanwenden

16

ONDERWIJSASSISTENT

onvoldoende

Prestatie-indicatoren

voldoende goed

Competenties

Kwalificerend

- componenten

R Dit betekent dat: • je zorgvuldig en netjes omgaat met materialen en middelen die je gebruikt • je kosten- en milieubewust werkt • je efficiënt te werk gaat

L Materialen en

middelen inzetten

–– materialen en middelen doelmatig gebruiken

zodat: • je hierin een voorbeeld bent voor de leerlingen.

T Instructies en

R Dit betekent dat: • je jouw taken uitvoert volgens de instructies en aanwijzingen van de leerkracht/het team • je veiligheidsregels correct hanteert

procedures opvolgen

–– instructies opvolgen –– werken conform

veiligheidsvoorschriften zodat: • je de voorbereiding aanpakt zoals de leerkracht/het team dat wil of voorschrijft • de leerling verantwoord en veilig te werk gaat. Werkproces 1.4 Begeleidt de leerlingen/deelnemers bij de uitvoering van programmaonderdelen

T Dit betekent dat: • je de leerlingen stimuleert om kritisch naar zichzelf te kijken • je de leerlingen aanzet om zelf naar mogelijke oplossingen te zoeken • je de leerlingen motiveert om hun best te doen • je de leerlingen helpt hun doelen te bereiken en uitdagingen aan te gaan zodat: • je gerichte ondersteuning biedt aan leerlingen met leer- en/ of gedragsproblemen. p Dit betekent dat: • je betrokkenheid toont bij de leervragen van leerlingen • je naar de leerlingen luistert door te spiegelen en door te vragen • je aandacht geeft aan de zorg die leerlingen uiten en de gewenste en mogelijke ondersteuning biedt zodat: • je de gewenste en mogelijke ondersteuning biedt waarmee je als onderwijsassistent een bijdrage levert aan de begeleiding van leerlingen met leer- en/of gedragsproblemen. p Dit betekent dat: • je consequent handelt binnen de afgesproken lijn in de school/in de klas/met betrekking tot de leerling • je je houdt aan de geldende normen en waarden en aan de gemaakte afspraken over de individuele begeleiding van leerling(en) met leer- en/of gedragsproblemen

C Begeleiden

–– coachen –– motiveren –– anderen ontwikkelen

D Aandacht en begrip tonen

–– interesse tonen –– luisteren –– inleven in andermans gevoelens –– anderen steunen

F Ethisch en integer handelen

–– ethisch handelen –– integer handelen –– verschillen tussen mensen respecteren

zodat: • je je aan de leerlingen toont als betrouwbaar persoon • je handelt vanuit het principe van gelijkheid in het onderwijs.

17

PROEVE 3

Prestatie-indicatoren

voldoende goed

Competenties

Kwalificerend

onvoldoende

- componenten

P Dit betekent dat: • je snel schakelt tussen de verschillende leerlingen en van de individuele leerling naar de groep

K Vakdeskundigheid toepassen

zodat: • je je richt op voortgang van de leeractiviteiten.

–– vakspecifieke mentale vermogens aanwenden

T Dit betekent dat:

U Omgaan met

verandering en aanpassen

• je flexibel reageert op veranderingen • je ook in onduidelijke en onzekere situaties communiceert • je helder en eenduidig bent naar de leerlingen met het oog op een optimaal verloop van de leeractiviteiten • je je richt op verschillen qua leerstijl en leerbehoefte van de individuele leerling zodat: • je respectvol omgaat met de eigenheid van elke leerling • je de begeleiding aanpast aan de (veranderde) leerbehoefte.

–– omgaan met

onduidelijkheid en onzekerheid –– met diversiteit (tussen mensen) omgaan

p Dit betekent dat:

V Met druk en tegenslag omgaan

• je je eigen gevoelens functioneel hanteert

zodat: • je gecontroleerd uiting geeft aan gevoelens en emoties, gericht op de begeleiding van leerlingen met probleemgedrag tijdens leeractiviteiten.

–– gevoelens onder controle houden

Werkproces 2.3 Voert administratieve taken uit T Instructies en procedures opvolgen

R Dit betekent dat: • je instructies en aanwijzingen opvolgt m.b.t. administratieve werkzaamheden • je je houdt aan de voorgeschreven (werk)procedures

–– instructies opvolgen –– werken conform

zodat: • je gegevens nauwkeurig, inzichtelijk, overzichtelijk en vertrouwelijk verwerkt.

voorgeschreven procedures

p Dit betekent dat:

W Gedrevenheid en ambitie tonen

• je actief laat weten beschikbaar te zijn • je uit jezelf vraagt of er nog iets gedaan kan worden

zodat: • je bijdraagt aan een optimale inzet en een bijdrage levert aan de administratieve werkzaamheden.

–– zichzelf actief beschikbaar stellen

Werkproces 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep

T Dit betekent dat:

K Vakdeskundigheid toepassen

• je vakkennis en vaardigheden bijhoudt • je je kennis en expertise op begrijpelijke wijze overbrengt aan collega’s en andere deskundigen • je feedback gebruikt om van te leren • je deelneemt aan inhoudelijke, beroepsmatige discussies zodat: • je werkt aan je verdere professionele ontwikkeling en een bijdrage levert aan de professionalisering van het beroep.

–– expertise delen

18

ONDERWIJSASSISTENT

onvoldoende

Prestatie-indicatoren

voldoende goed

Competenties

Kwalificerend

- componenten

Werkproces 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg

P Dit betekent dat: • je je houdt aan de voorgeschreven procedures rondom kwaliteitsverbetering en aan wettelijke richtlijnen • je anderen stimuleert om zich hier ook aan te houden zodat: • je een effectieve bijdrage levert aan het bevorderen en bewaken van de kwaliteitszorg. P Dit betekent dat: • je de werkzaamheden afstemt met de praktijkbegeleider/ collega’s • je bespreekt welke taken je gaat uitvoeren • je proactief bent en aangeeft welke taken je zou willen en kunnen doen

T Instructies en

procedures opvolgen

–– werken conform

voorgeschreven procedures –– werken overeenkomstig de wettelijke richtlijnen

Werkproces 3.3 Stemt de werkzaamheden af E Samenwerken en overleggen

–– afstemmen

zodat: • de taakverdeling helder en inzichtelijk is • je actief bijdraagt aan de samenwerking.

p Dit betekent dat: • je rekening houdt met de haalbaarheid van de werkzaamheden voor jou in tijd en kwaliteit

Q Plannen en organiseren

zodat: • jouw takenpakket uitvoerbaar is voor jou.

–– doelen en prioriteiten stellen

T Dit betekent dat: • je aangeeft waar je grenzen liggen m.b.t. je werkzaamheden • je meedenkt over oplossingen om de taken te verdelen zodat: • je jouw taken zo goed mogelijk kunt uitvoeren • je meedenkt aan oplossingen als jij een taak niet kunt uitvoeren. T Dit betekent dat: • je betrokkenen vraagt naar hun ervaringen, ideeën en gevoelens over de geboden ondersteuning • je luistert naar de inbreng van anderen • je reflecteert door te verwoorden wat het effect van jouw gedrag is op leerlingen/collega’s zodat: • je bewust omgaat met gevoelens en gedachten van leerlingen/collega’s. P Dit betekent dat: • je jouw bevindingen en ervaringen scherp en kernachtig formuleert

V Met druk en tegenslag omgaan

–– grenzen stellen

Werkproces 3.4 evalueert en rapporteert ervaringen en bevindingen D Aandacht en begrip tonen

–– luisteren –– zichzelf kennen en laten zien –– interesse tonen

J Formuleren en rapporteren

zodat: • je een goed en helder beeld schetst van jouw bevindingen.

–– vlot en bondig formuleren

19

PROEVE 3

voldoende goed

onvoldoende

Bewijsstukken Kwalificerend

A.

De afgetekende beoordelingslijst van deze proeve.

Specifieke bewijsstukken:

Werkprocessen Competenties

3.1 3.4

K D - J

B. Een schriftelijke samenvatting van je visieontwikkeling.

3.4

D - J

C. Een kort schriftelijk verslag van de visiebespreking en de verzameltip-top lijst. D. Een beknopte beschrijving van het dilemma, de strekking van de bijeenkomst en de manier waarop je het dilemma gaat aanpakken. E. Samenvatting van de theoretische verdieping van kwaliteitszorg binnen het onderwijs. F. Praktijkonderzoek van de kwaliteitszorg: een overzicht van overeenkomsten en verschillen tussen theorie en praktijk. G. Een beknopte beschrijving van de leerlingbespreking, het knelpunt dat je ervaart tijdens de begeleiding en jouw verbetervoorstel.

3.3 3.4

E - Q - V D - J

3.1 3.2 3.1 3.2

K T K T

3.2

T

1.1

F - J - K

H. Een werkstuk over het onderzoek naar probleemgedrag.

1.1

J - K - T

I. Een schriftelijke rapportage over het probleemgedrag en de twee doelen die je wilt bereiken.

1.4

C - D - F - K - U - V

J. Een schriftelijke evaluatie van de begeleiding.

1.2 2.3

L - T T - W

K. De uitwerking van de voorbereiding van drie programmaonderdelen voor een leerling met een leerprobleem. L. Een beschrijving van de uitvoering van de drie programmaonderdelen voor een leerling met een leerprobleem. M. Een schriftelijke evaluatie van de begeleiding plus een bewijs van de administratieve afhandeling.

1.3

A - B - K - L - T

2.3

T - W

Aanvullende of vervangende bewijsstukken:

Werkprocessen Competenties

Cesuur In deze proeve zijn de competenties binnen de werkprocessen op het vereiste beheersingsniveau aangetoond.  ja  nee

20

ONDERWIJSASSISTENT

Onderbouwing van de beoordeling met voorbeelden die in verband staan met de prestatie-indicatoren

Indien de student competenties binnen een werkproces onvoldoende heeft aangetoond, geef dan op het niveau van de prestatie-indicator aan wat de oorzaak daarvan is.

De beoordelaars van de proeve 3 (2012-oa-pr3) zijn:

Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)

Naam beoordelaar

Functie beoordelaar

Handtekening

Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)

Naam beoordelaar

Functie beoordelaar

Handtekening

Naam student

Handtekening

21

PROEVE 3

Verpleegkundige Kompas

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Zorghulp Niveau 1

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Helpende Zorg & Welzijn Niveau 2

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Verzorgende Niveau 3

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Verpleegkundige Niveau 4

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Medewerker maatschappelijke zorg Niveau 3

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Persoonlijke begeleider gehandicaptenzorg Niveau 4

Persoonlijke begeleider specifieke doelgroepen Niveau 4

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Pedagogisch medewerker kinderopvang Niveau 3

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Overzicht beroepsprestaties Zorg en Welzijn - 2012 Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Gespecialiseerd pedagogisch medewerker KO - Niveau 4

Pedagogisch medewerker JZ - Niveau 4

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1 Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Verpleegkundige Kompas Kompas Competentiewijzer 1.1 Uitvoeren van lesonderdelen (kringgesprek, voorlezen, ondersteunen bij taal- en rekenvaardigheden) 1.2 Observeren en rapporteren 1.3 (Buiten) surveilleren 1.4 Voorbereiden en assisteren bij lessen 1.5 Verzorgende taken uitvoeren Proeve Fase 2 2.1 Thematisch onderwijs 2.2 Assisteren bij een activiteit en een evenement 2.3 Individuele didactische begeleiding 2.4 Begeleiden van kleine groepen Proeve Verantwoordingsverslag en Assessmentgesprek Fase 3 3.1 Professionaliseren 3.2 Oriënteren op kwaliteitszorg 3.3 Begeleiden van probleemgedrag 3.4 Didactische begeleiding bij leerproblemen Proeve Verantwoordingsverslag en Assessmentgesprek 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Proeve Competentiewijzer Fase 2 Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3 Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Proeve Competentiewijzer Fase 2 Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3 Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer

Onderwijsassistent Niveau 4

Verpleegkundige Kompas

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Sociaal cultureel werker Niveau 4

Verpleegkundige Kompas

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener Niveau 4

Een uitgave van:

Artikelnummer: CZW20120218

Made with