Allemaal Uitblinkers KNVB F-PUPILLEN

Als jouw aanwijzing betrekking heeft op een situatie die geldt voor alle spelers, dan is het verstandig een ‘situatieve stop’ in te lassen. Als slechts één speler moeite heeft met aannemen of passen, kun je hem ook helpen. Dit kan begeleidend, in de oefenvorm zelf. Of juist apart van de rest, als de speler even rust heeft. Tussen twee vormen door laat je hem de bal met twee keer raken tussen twee pylonen mikken. Leg hem uit hoe hij de bal moet aannemen en raken. Leg je het spel stil, dan is het zaak dat de spelers blijven staan in die situatie waar jij iets over wilt zeggen. Je ziet dat spelers vaak de bal wegschieten of overspelen terwijl ze zelf kunnen scoren of richting het doel kunnen dribbelen. Herken de leersituatie zo spoedig mogelijk, zodat dit zo ‘echt’ mogelijk is. een oplossing aandragen. ‘Wat doen we niet goed?’ ‘We schieten niet op het doel als het kan.’ ‘We passen de bal breed terwijl we richting het doel kunnen dribbelen.’ ‘Heel goed. Hoe kunnen we dat beter doen?’ ‘Kijken of ik zelf kan scoren.’ ‘Kijken of ik snel naar het doel kan dribbelen met de bal.’ ‘Proberen een tegenstander te passeren.’ ‘Soms overspelen als een ander er beter voorstaat.’ ‘Allemaal goed. De speler aan de bal moet kiezen tussen schieten, dribbelen of overspelen. Spelers zonder bal lopen vrij om de bal te kunnen krijgen. Maar wat is dat eigenlijk, vrijlopen? Weten jullie wat een ‘rode loper’ is? Precies, een lang stuk rood tapijt bij de filmpremière. Daarop mag niemand staan, alleen de filmster. Op de baan van het schot mag ook niemand van de tegenpartij staan – behalve natuurlijk jij en de bal. Jullie hebben niet de bal, Dani wel. Maar jullie kunnen hem wél helpen de weg vrij te maken voor de bal. Maak een rode loper tussen jou en hem. Dan krijg je de bal vanzelf. Laat maar zien!’ Roep ‘standbeeld!’ De spelers zullen onmiddellijk stilstaan en je aankijken. Nu is het zaak dat je de spelers snel het probleem doet inzien en dat zij zélf

158 | F-pupillen De woensdagmiddagtraining

Made with