Millieu_Compact#7

milieu

compact

last onder bestuursdwang ter handhaving van het bij of krachtens diewet bepaalde. Ingevolge artikel 5:21wordtondereen last verstaandeherstelsanctie inhoudendeeen last totgeheelofgedeeltelijkherstel van de overtreding en de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen tenuitvoer te leggen, indiende last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. Gelet op deze bewoordingen betekent dat dat de staatssecretaris na vaststelling van de overtreding van de verboden van de Ffw de overtreder kan opdragen de situatie geheel of gedeeltelijk teherstellen inde toestandzoalsdiewas voordat de overtreding plaatsvond. Dat in de Ffw niet mede de verplichting is opgenomen de schade die door in het verleden begane overtredingen van de verboden is opgetreden te herstellen, doet daar niet aan af. Steun voor dit oordeel vormt artikel 2, tweede lid, van de Habitatrichtlijn, waarin als doelstelling is geformuleerd dat de op grond van deze richtlijn genomen maatregelen de natuurlijke habitats en de wilde dier- en plantensoorten van communautair belang in een gunstige staat van instandhouding worden behouden of worden hersteld en in de jurisprudentie van het Hof van Justitie over de richtlijn. Onder meer uit het arrest van het Hof van Justitie van 9 juni 2011, C-383/09 (Commissie tegen Frankrijk) moet worden afgeleid dat lidstatennietalleenmoetenzorgenvooreen juist envolledig rechtskader,maarookdeeffectiviteit van dit rechtskader moeten waarborgen door zo nodig concrete en specifieke beschermingsmaatregelen en desnoods preventieve maatregelen te nemen. Dit blijkt verder uit het “Guidance document on the strict protection of animal species of Community interest under the Habitats Directive 92/43/EEC” van februari 2007, waarin onder meer op bladzijde 28, onder punt 21, is vermeld dat alleen verboden niet altijdvoldoenensomspreventievemaatregelen moeten worden genomen. Hieruit kan worden afgeleid dat de Habitatrichtlijn niet slechts verplicht tot het voorzien in een rechtskader dat het nalaten van overtredingshandelingen bevat maar ook handelingen die leiden tot het herstel van de soort. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 05-02-2014, nr. 201209404/1/A3 Overbrengengebruiktemotor- en systeemolie naar Duitsland Bij besluit van1 februari 2012heeft deminister van Infrastructuur en Milieu bezwaar gemaakt tegen het voornemen van appellanteom gebruiktemotor- en systeemolie over te brengen naar Mineralöl-

Raffinerie Dollbergen te Duitsland. Bij besluit van 10 april 2012 heeft deminister het door appellante hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Artikel 12, eerste lid, aanhef en onder h, van de EVOA geeft de bevoegdheid om bezwaar tegen een overbrenging temaken, indien het doel van de overbrenging de verwijdering van de afvalstoffen is, terwijl in de kennisgeving is vermeld dat deze bestemdzijnvoor nuttige toepassing.Niet gebleken is dat de over te brengen afvalolie in Duitsland zal worden verwijderd en dat appellante derhalve in de kennisgeving een onjuiste opgave van het doel van de overbrenging heeft gedaan. Dat de staatssecretaris zich op het standpunt stelt dat nuttige toepassing niet toegestaan is vanwege de aanwezigheid van PCB’s in de olie, betekent niet dat appellante het doel van de overbrenging onjuist heeft opgegeven als bedoeld in artikel 12, eerste lid, aanhef en onder h, van de EVOA. De staatssecretaris heeft deze bepaling derhalve niet aan het gemaakte bezwaar ten grondslag kunnen leggen. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en niet berust op een deugdelijke motivering. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 05-02-2014, nr. 201202733/2/A4 Weigeringmilieuvergunning enontbreken bouwvergunning Bij besluit van 20 oktober 2011 heeft het college van GS van Zuid-Holland geweigerd aan de Rivierendriesprong een vergunning als bedoeld in artikel 8.4 van deWet milieubeheer te verlenen voor het veranderen van een inrichting voor afvalverwerkingendeproductie, opslagen verkoop vanbouwstoffen, bestratingsmaterialenenbeton, te Papendrecht. De Rivierendriesprong voert aan dat de vergunning ten onrechte is geweigerd wegens strijd met het geldende bestemmingsplan. Zij stelt zich hiertoe op het standpunt dat uit het bepaalde in artikel 8.5, lid 2 van de Wet milieubeheer en artikel 20.8 van de Wet milieubeheer volgt dat een milieuvergunning niet kan worden geweigerd vanwegehetontbrekenvaneenbouwvergunning.Op grondvanartikel 8.10, lid3vandeWetmilieubeheer heeft het collegedebevoegdheidomdevergunning wegensstrijdmethetbestemmingsplan teweigeren. Uit het advies van BenW van Papendrecht van 14 oktober 2011 blijkt dat dit college ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet voornemens was ommee te werken aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van de

13

Made with