Carin Wevers - Kan ik daar wat aan doen?

1 • Ben ik mijn broeders hoeder?

zijn. Niet uit barmhartigheid, maar puur om utilitaire redenen: een goed gevoede en gezonde slaaf werkt namelijk harder (ibid., p. 464). De elite van schrijvers, dichters en filosofen (met name Aristoteles) geeft bovendien een heel andere betekenis aan het begrip ‘arm zijn’. Ie dereen die niet van de opbrengsten van zijn bezit kan leven en daarom gedwongen is om te werken voor de kost wordt ‘arm’ genoemd. Vertaald naar onze tijd zou dit betekenen dat alleen renteniers en gepensioneer den niet arm zijn (in Nederland ongeveer 20 procent van de bevolking). De ‘armen’ worden ook als geestelijk onvrijen gezien en zijn daarom niet goed in staat tot deugdelijk gedrag; ze hebben simpelweg geen tijd om zich te ‘oefenen in de deugden’ (zie voor een uitgebreide bespreking van de deugdethiek paragraaf 3.3). Volgens sommige Griekse denkers tast armoede de eigenwaarde aan en Aristoteles zegt zelfs dat armoede tot opstandigheid en criminaliteit kan leiden (Aristoteles, POL, 1265b12). De filosofenmogen dan op arbeid neerkijken, het is zeer onwaarschijn lijk dat de ambachtslieden, de boeren en de handelaren zichzelf ook als arm bestempelden of hun werk minderwaardig vonden (Bolkestein, 1979, p. 199). Bovendien hebben ook deze groepen, voor zover ze over een bepaald inkomen beschikken, gelijke burgerrechten en draaien ze mee in het bij toerbeurt besturen van de stad (ibid., p. 463). De sociale moraal Richtlijnen over de manier waarop de rijken en armen zich ten opzich te van elkaar dienen te verhouden, zijn bij de Grieken dus zo goed als afwezig. Ze maken een dergelijk onderscheid in klassen niet op die ma nier en zijn van mening dat er tussen de mensen van nature een gevoel van wederzijdse welgezindheid, oftewel filantropia, hier in de letterlijke betekenis van ‘liefde voor de mensen’ bestaat. Het gaat dan vooral om elkaar ‘goede diensten’ bewijzen en daarvoor gelden ten aanzien van de verschillende groepen – maar nooit ten aanzien van de armen als apar te bevolkingsgroep – verschillende sociale regels en verplichtingen. De burgers worden niet zozeer geordend op basis van hoeveelheid bezit, maar vooral op basis van relationele aspecten. Zo kennen de Grieken regels over de manier waarop je je dient te verhouden tot je ouders, fa milieleden, vrienden, medeburgers, vreemdelingen, ouderen, mensen die onrecht is aangedaan, ongelukkigen en vluchtelingen. Onder ‘on gelukkigen’ verstaan de Grieken mensen die rampspoed is overkomen, zoals ziekte of het verlies van huis en haard (Bolkestein, 1979, p. 91-93). Het wordt als zeer onrechtvaardig gezien om die mensen een dienst te weigeren, omdat je iemand moet geven wat hem toekomt. Zo kun je het onrecht herstellen dat hem is overkomen (zie ook paragraaf 11.4.2).

34

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online