Jakop Rigter - Basisboek psychologie

1.7  Hoe komt onze erfelijke aanleg tot stand?

kent natuur; het Engelse woord nurture betekent voe ding. In de context van de discussie over hoe iemand is geworden zoals hij is, verwijst nature naar biologische factoren en nurture naar omgevingsfactoren als domi nante verklaring. We weten dat sommige eigenschappen voorna melijk worden verworven, omdat ze erfelijk worden overgedragen door de ouders. Een goed voorbeeld is oogkleur. Andere kenmerkende eigenschappen, bij voorbeeld het accent van de spraak, worden geheel ontwikkeld door omgevingsfactoren, namelijk hoe een kind mensen uit zijn omgeving hoort spreken (Lilien feld et al., 2014). Dit zijn twee uitzonderlijke voorbeelden, omdat bij vrijwel alle kenmerken van mensen – lichamelijke en psychische – zowel de erfelijke aanleg als de omge vingsinvloeden een rol spelen bij de ontwikkeling. Zo is de maximaal haalbare lichaamslengte (dus hoe lang ie mand zou kunnen worden) erfelijk bepaald. Of iemand echt zo lang wordt, hangt af van de kenmerken van de omgeving waarin hij opgroeit. Zo zijn onder meer de kwaliteit van ons eten, onze slaap en de gezondheids zorg van invloed op onze uiteindelijke lichaamslengte. In de moderne psychologie wordt niet meer gediscus sieerd of iets vooral erfelijk wordt bepaald of vooral

Figuur 1.21 Iemands lichaams lengte wordt zowel bepaald door erfe lijke aanleg als door omgevingsfactoren (voormalig NBA-bas ketbalspeler Shaquille O’Neal in 2007 met zijn toenmalige vrouw Shaunie Nelson; © s_bukley / Shutter stock.com)

door de omgevingsinvloeden. Zowel aanleg als omgeving (nature en nurture) zijn no dig om te ontwikkelen. Een erfelijke aanleg kan alleen maar in een bepaalde omgeving tot ontwikkeling komen en een omgeving kan alleen maar zijn invloed uitoefenen bij een bepaalde erfelijke aanleg. Een voorbeeld om dit te verduidelijken. Mensen hebben een erfelijke aanleg om taal te leren, te leren spreken. Dit ontwikkelt zich alleen maar als ze als kind een taal horen (zie hoofdstuk 2). Kinderen die opgroeien in een omgeving waarin niet gespro ken wordt (dat is heel zeldzaam, maar kan gebeuren als de ouders doof zijn en kinderen opgroeien in een omgeving zonder televisie of radio), ontwikkelen geen of gebrekkige spraak. Hun erfelijke aanleg komt niet tot bloei. Andersom horen vrijwel alle dieren uit een dierentuin vrijwel dagelijks heel veel menselijke spraak. Maar geen enkel dier gaat spreken. De reden is simpel: ze hebben daar de aanleg niet voor. Hoeveel er ook gesti muleerd wordt, ze gaan niet praten. Er bestaat een uitzondering: papagaaien kunnen veel geluid nabootsen, waaronder woorden uit menselijke spraak. In het vervolg van deze paragraaf wordt allereerst uitgelegd hoe onze erfelijke aanleg is opgebouwd: we bespreken de chromosomen, het DNA en de genen. Ook bespreken we de begrippen genotype en fenotype en dominante en recessieve erfelijke eigen schappen. We gaan daarna nogmaals in op het nature-nurturedebat en hoe we tegen woordig naar deze discussie kijken. We doen dat door drie manieren te bespreken waarop de omgeving onze erfelijke aanleg beïnvloedt en vervolgens de huidige visie op de interactie tussen onze erfelijke aanleg en de omgevingsinvloeden.

47

Made with FlippingBook HTML5