Proefschrift Kerklaan

Chapter 9

Hoofdstuk 5 Het toedienen van enterale voeding aan kritisch zieke kinderen wordt vaak uitgesteld of onderbroken, waardoor er ten opzichte van de gestelde voedingsdoelen een tekort aan energie en/of macronutriënten ontstaat. Het toevoegen van parenterale voeding zorgt ervoor dat de gestelde doelen gemakkelijker behaald kunnen worden, maar kan ook tot verschillende bijwerkingen leiden. Hoofdstuk 5 geeft een overzicht van het wetenschappelijk bewijs voor het gebruik van parenterale voeding bij kritisch zieke kinderen. Van de 584 artikelen over dit onderwerp, werden slechts 6 kleine studies geïdentificeerd die dit onderwerp hadden onderzocht in kritisch zieke kinderen met behulp van gerandomiseerde studies. Deze studies lieten een positief effect zien van het ophogen of aanpassen van parenterale voeding, maar enkel op surrogaat uitkomstparameters (eiwitbalans, ontsteking). Een positief effect op surrogaat uitkomstparameters reflecteert echter niet altijdeenpositief effect opklinischeuitkomstmaten, zoals duur van de beademing of verblijf op de PICU, die veel belangrijker zijn om te bepalen of een behandeling nut heeft. Hoogstaande wetenschappelijke studies naar het effect van timing, hoeveelheid en samenstelling van parenterale voeding bij kritisch zieke kinderen op klinische uitkomstmaten zijn dus nog hard nodig. Hoofdstuk 6 en 7 Het idee dat vroeg starten van (aanvullende) parenterale voeding bij kritisch zieke volwassenen om de gestelde macronutriënt- en energie doelen te behalen de voorkeur heeft, wordt op basis van de resultaten van recente grote klinische studies niet langer ondersteund. Samen met het UZ Leuven (België) en het Stollery Kinderziekenhuis in Edmonton (Canada) hebben wij een gerandomiseerde studie uitgevoerd onder 1440 kritisch zieke kinderen, om te onderzoeken of het later starten van parenterale voeding ook in deze populatie voordelig kan zijn. Kritisch zieke kinderen met risico op ondervoeding (bepaald aan de hand van een risicoscore) werden gerandomiseerd voor het vroeg (binnen 24 uur) of laat (op dag 8 van PICU opname) starten vanparenterale voedingophetmoment dat er onvoldoende enterale voeding kon worden gegeven. In beide groepen werd dezelfde hoeveelheid vocht, micronutriënten en enterale voeding toegediend. Kinderen die de eerste week op de PICU geen parenterale voeding kregen toegediend, bleken inderdaad minder vatbaar voor nieuwe infecties, verbleven korter op de PICU en in het ziekenhuis, en waren een kortere periode afhankelijk van de beademing, dan kinderen waar parenterale voeding binnen 24 uur was gestart. Dit positieve effect van het onthouden van parenterale voeding was onafhankelijk van het ziekenhuis waar de studie werd uitgevoerd, de ernst van ziekte, de leeftijd, de diagnose en het risico op ondervoeding. Bij kritisch zieke neonaten (kinderen < 1 maand oud) en bij kinderen met het hoogste risico op ondervoeding was het positieve effect nog groter. Deze resultaten tonen aan dat het doorvoeren van de late voedingsstrategie in alle PICUs wenselijk is bij deze groepen kritisch zieke kinderen.

186

Made with