13AT4EXWPMB

Reflectieverslag In het reflectieverslag kijk je terug op de uitvoering van (een deel van) je werkzaamheden bij een werkproces. Je legt uit wanneer en welke kennis en vaardigheden je hebt ingezet, en je beschrijft welke overwegingen je had en welke keuzes je hebt gemaakt. Maar je competente handelen, staat voor de beoordelaar centraal. Vooraf ligt vast over welke werkprocessen en competenties het verslag zal gaan. Met het verslag toon je aan dat je competent bent. De criteria waaraan dit moet voldoen, zijn omschreven in het beoordelingsformulier. Ook ligt vast wanneer je een reflectieverslag ter beoordeling moet inleveren. Je schrijft het reflectieverslag aan de hand van de STARRT- methode (zie bijlage 3). De beoordeling van je competenties via het reflectieverslag, wordt uitgedrukt met een O, V of G. Een reflectieverslag wordt als beoordelingsmethode ingezet om zicht te krijgen op de mate van bewustzijn van de student over zijn competent handelen. Reflecteren wordt o.a. ingezet voor het beoordelen van zogenaamde ‘niet zichtbare’ competenties, bijv. ‘Ethisch en integer handelen’ (F) of ‘Analyseren’ (M). Werkwijze Een reflectieverslag wordt geschreven aan de hand van de STARRT- methode (bijlage 3). daarin beschrijft en verantwoordt de student de keuzes die hij gemaakt heeft tijdens het uitvoeren van een werkproces. Vooraf ligt vast bij welke werkprocessen en voor welke criteria de student met behulp van een reflectieverslag, zijn competente handelen, dient aan te tonen. Ook is vastgelegd wanneer de student een reflectieverslag ter beoordeling aanbiedt. de te beoordelen competenties en bijbehorende criteria zijn omschreven in het beoordelingsformulier. de beoordelaar geeft aan of onderliggende competenties via het reflectieverslag goed zijn aangetoond. de beoordeling wordt uitgedrukt met de letters O, V of G. Uitvoering de student schrijft een reflectieverslag voor een werkproces op het moment dat alle activiteiten rondom dat werkproces zijn afgerond. Een student schrijft een reflectieverslag altijd individueel. Hij blikt terug op eigen gedrag: welke activiteiten zijn uitgevoerd, waarom, en welke aspecten - persoonlijke inzichten, overwegingen, keuzes, gevoelens - speelden een rol bij wat er gebeurde? 3 Reflectieverslag doel

107 Serviceverlening en bedrijfsvoering

Made with