Bart van der Leeuw en Theun Meestringa - Genres in schoolvakken

Deel I  Hoe werken genres op school?

(AOW) uit 1956, waarvoor Drees in 1947 de eerste aanzet had gegeven met zijn Noodvoorziening voor ouderen.

Veel van de taalmiddelen waarmee de schrijver het onderwerp van deze tekst uitwerkt (veld), zijn herkenbaar als vaktermen die naar vakspecifieke zaken ver wijzen, zoals ‘de kabinetten van Drees’, ‘de verzorgingsstaat’ en ‘de Algemene Ouderdomswet’. Ook de gebruikte werkwoorden, zoals ‘voerden’ en ‘bouwden op’, zijn relevant. Om een standpunt in te nemen, gebruikt een schrijver vaak bijvoeglijke naamwoorden die iets versterken (toon), zoals in ‘ brede basis’ en ‘ bekendste regeling’. Ten slotte brengt de schrijver samenhang in de tekst aan (modus) met woorden die naar een ander tekstdeel verwijzen, zoals ‘daarvan’, dat verwijst naar ‘de verzorgingsstaat’ in de vorige zin. Met de vragen naar het sociale doel en de opbouw van een tekst (het genre) en de gehanteerde taalmiddelen (veld, toon en modus) krijgen we een redelijk compleet beeld van de manier waarop taal werkt in de teksten van schoolvak ken. Daarbij willen we drie kanttekeningen plaatsen. Ten eerste hebben we tot dusver steeds gesproken over schriftelijke teksten. Het begrip genre is echter ook van toepassing op mondeling taalgebruik. Ook in mondelinge interactie is immers sprake van een sociaal doel en van fasering en van taalmiddelen voor onderwerp, standpunt en samenhang. Bij de tekst voorbeelden is daarom een aantal voorbeelden opgenomen van vakspecifieke interactie in de klas. Ten tweede zijn teksten in de context van het onderwijs vaak multimodaal: ze bestaan behalve uit taaltekens ook uit andere betekenisdragers, zoals illus traties, foto’s, grafieken en tabellen. Het begrip genre is ook van toepassing op die non-verbale aspecten van teksten. In de tekstvoorbeelden besteden we daarom ook aandacht aan ‘teksten met plaatjes’. Ten derde gaat het bij de bespreking van de tekstvoorbeelden om een ver kenning van de vakspecifieke kenmerken daarvan, en niet om een wetenschap pelijke analyse. We geven in dit boek slechts een eerste indruk van hoe taal werkt in schoolvakken en we beperken ons tot illustratieve voorbeelden van de taalmiddelen – op basis van taalwetenschappelijke inzichten – waarmee het onderwerp, het standpunt en de samenhang tot uitdrukking worden gebracht. Een verantwoording van de taalwetenschappelijke inzichten waarop we ons ba seren, volgt in deel II. In de tekstbesprekingen in en bij dit boek beperken we ons tot opvallende, illustra tieve voorbeelden van de taalmiddelen waarmee het onderwerp wordt uitgewerkt, het standpunt wordt ingenomen en de samenhang in de tekst wordt gerealiseerd. Dit doen we om geen overdaad te creëren. Geregeld hebben taalmiddelen verschil lende functies tegelijkertijd en is het in de praktijk onhandig alle functies te benoe men. Selectie geeft meer inzicht.

18

Made with FlippingBook flipbook maker