CZW20120182
Prestatie-indicatoren
voldoende goed
Competenties
Kwalificerend
onvoldoende
- componenten
Werkproces 1.9Hanteert crisissituaties en onvoorziene situaties
P Dit betekent dat:
E Samenwerken en overleggen
• je (op tijd) hulp inschakelt van anderen
zodat: • de cliënt snel en adequaat behandeld en begeleid wordt.
–– anderen raadplegen en betrekken
T Instructies en
R Dit betekent dat: • je handelt volgens voorgeschreven procedures voor onvoorziene of crisissituaties • je de wettelijke richtlijnen voor onvoorziene of crisissituaties kent en toepast
procedures opvolgen
–– werken conform
voorgeschreven procedures –– werken overeenkomstig de wettelijke richtlijnen V Met druk en tegenslag omgaan –– effectief blijven presteren onder druk –– gevoelens onder controle houden –– grenzen stellen
zodat: • de kwaliteit van de zorgverlening gewaarborgd is.
P Dit betekent dat: • je in stressvolle situaties gericht blijft op het werk en de zaken die gedaanmoeten worden • je bij het stellen van grenzenmet alternatieven komt • je goed om kunt gaanmet je eigen gevoelens en grenzen
zodat: • je effectief en professioneel blijft handelen.
Werkproces 1.11 Evalueert de zorgverlening
P Dit betekent dat: • je de cliënt en andere betrokkenen vraagt naar hun ervaringen, ideeën en gevoelens over de geboden zorg en begeleiding
D Aandacht en begrip tonen
• je aandachtig luistert • je zo nodig doorvraagt
–– luisteren –– interesse tonen
zodat: • je de informatie die je hebt gekregen inbrengt bij de evaluatie. P Dit betekent dat: • je scherp, kernachtig en op een duidelijkemanier je bevindingen formuleert zodat: • de evaluatie (verslaglegging) van de zorgverlening voor alle betrokkenen inzichtelijk en begrijpelijk is. T Dit betekent dat: • je uit de verzamelde gegevens voor de evaluatie de belangrijkste informatie haalt • je logische conclusies trekt uit de informatie • jemanieren vindt om eventuele problemen op te lossen zodat: • het begeleidingsplan zo nodig op een verantwoorde wijze kan worden bijgesteld en de zorgverlening verbeterd wordt of goed wordt afgesloten.
J Formuleren en rapporteren
–– vlot en bondig formuleren
M Analyseren
–– conclusies trekken –– oplossingen voor
problemen bedenken –– informatie uiteenrafelen
14
VERZORGENDE-IG - Fase 3
Made with FlippingBook