Júlia Abreu de Souza - Basiscursus Portugees van Brazilië

Unidade 1

begroeten – werkwoord ser – lidwoord – meervoud – geslacht – ja, nee, noch

4

Texto 1 Ser ou não ser? Muito prazer!

5

– Tudo bem? Vocês são turistas? – Somos, sim. – São ingleses? – Não, nós somos holandeses.

– Como é seu nome? – Meu nome é Chico. Eu sou brasileiro. Sou carioca, isto é, sou do Rio de Janeiro. – E eu sou a Ana, de Amsterdã. – Ah, Ana? De Amsterdã? É uma cidade grande e bonita, não é? – É bonita, mas não é muito grande. Chico, esta é Bárbara, uma amiga de Antuérpia. – Muito prazer, Bárbara.

Fatos e dicas

Bij het voorstellen wordt meestal de voornaam gebruikt en niet de achternaam.

Wanneer iemand ouder is of een hogere positie heeft, wordt bij dames de term dona en bij heren de term seu of senhor (sr.) of doutor (dr.) vóór de voornaam gezet: a dona Heloisa e o doutor Luis, o senhor (sr.) Miguel, a doutora (dra.) Teresa .

Een dame van wie u de naam niet weet, spreekt u aan met ( minha) senhora.

Van veel voornamen wordt in de spreektaal alleen de afgekorte versie, de roep naam (apelido) gebruikt: Chico in plaats van Francisco , Zeca of Zé in plaats van José. De achternaam ( sobrenome) bestaat over het algemeen uit een combinatie van de achternaam van de moeder en de vader, waarbij de naam van de moeder vóór de naam van de vader komt: Ana Cruz Lima .

21

Unidade 1

Made with FlippingBook Online newsletter creator