006133680006

TERUG NAAR INHOUD

Bijlage 10 Niveaubepaling gespreksvaardigheid

Niveaubepaling Gesprekken Nederlands 2F-3F-4F Naam student:

Opleiding:

ROC

Crebo:

Naam beoordelaar:

Opdracht ❒ Kwalificerend ❒ Ontwikkelingsgericht

Vereist niveau:

STAP1 Bepaal het niveau van de opdracht en kruis in de betreffende kolom één van de (beroeps)producten aan. Bij een kwalificerende beoordeling dient het niveau van de opdracht te voldoen aan het vereiste niveau van de opleiding. Niveau 2F 3F 4F Omschrijving niveau opdracht Gesprek over onderwerpen uit de (beroeps-) opleiding en/of van maatschappelijke aard, waarin meerdere doelen bereikt moeten worden.

Gesprekken over een breed scala van onderwer- pen uit de (beroeps)opleiding en van maatschap- pelijke aard, waarin de informatie beargumen- teerd en onderbouwd wordt.

Gesprek over alledaagse of niet-alledaagse onderwerpen uit leefwereld en (beroeps-) opleiding, waarin uiting gegeven wordt aan persoonlijke mening, informatie uitgewisseld wordt en/of gevoelens onder woorden worden gebracht.

Deelname aan meningsvormende, beschou- wende en besluitvormende bijeenkomsten: ❒ discussie ❒ debat ❒ overleg ❒ vakgesprek ❒ reflectiegesprek ❒ vraaggesprek ❒ ………………………………………………….

Deelname aan: ❒ discussie ❒ debat ❒ overleg ❒ vakgesprek ❒ reflectiegesprek ❒ vraaggesprek ❒ ……………………..

Deelname aan: ❒ discussie ❒ overleg ❒ vakgesprek ❒ reflectiegesprek ❒ uitleg of instructie ❒ vraaggesprek ❒ ………………………………….

(Beroeps) product n.a.v. opdracht

❒ Goed / Voldoende

GO (ga verder met beoordeling)

STAP2 Stel vast of de student de opdracht inhoudelijk voldoende heeft uitgevoerd. Let daarbij op of DOEL/DOELEN bereikt zijn.

❒ Onvoldoende

NO GO (= cijfer 1)

GO? STAP3

Kruis (1x per rij) het getoonde gedrag aan.

Kenmerken taakuitvoering

Criteria 2F*

Criteria 3F*

Criteria 4F*

* De drie niveaus zijn cumulatief: een student op een hoger niveau beheerst alle vaardigheden die op een lager niveau genoemd worden.

❒ Je maakt de juist keuze in het aanspreken van je gesprekspartner(s) (formeel/informeel, woordgebruik, dialect, jongerentaal etc.). ❒ Je kunt je gesprekspartner(s) goed volgen, hun spreekdoel herkennen en reacties schatten. ❒ Je ondersteunt je woorden met passend non-verbaal gedrag. ❒ Je houdt je over het algemeen aan de regels van het gesprek. ❒ Je gebruikt de juiste zinnen om aan het woord te komen. Je stelt een reactie uit totdat je de bijdrage van de ander geïnterpreteerd en beoordeeld hebt. ❒ Je beschikt over voldoende woorden, al moet je soms een omschrijving geven van een voor jou onbekend woord. ❒ Je uitspraak is duidelijk verstaanbaar, ondanks een eventueel accent, af en toe een verkeerd uitgesproken woord en/of haperingen. ❒ Je (samengestelde) zinsconstructies zijn grammaticaal redelijk correct. Soms aarzel je en maak je fouten, maar je herstelt deze. ❒ Je varieert het woordgebruik.

❒ Je taalgebruik is consequent en past binnen de gegeven situatie qua toon, doel en genre.

❒ Je taalgebruik is goed afgestemd op het doel, de situatie en je gesprekspartners.

Afstemming op publiek

❒ Je reageert adequaat op de uitingen van je gesprekspartner(s) en vraagt zonodig naar meer informatie of naar de bedoeling. ❒ Je ondersteunt je woorden met passend en adequaat non-verbaal gedrag. ❒ Je voert het gesprek geheel volgens de conventies. ❒ Je neemt op doeltreffende wijze de beurt en gebruikt standaardzinnen (bijv. Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag) om tijd te winnen en de beurt te behouden. ❒ Je beschikt over een goede woordenschat en bent trefzeker in je woordkeuze, al komt incidenteel onjuist woordgebruik wel voor. ❒ Je kunt redelijk moeiteloos variëren in je formuleringen. ❒ Je bent goed verstaanbaar, hebt een goede articulatie en intonatie en spreekt eigenlijk alle woorden correct uit. Er zijn weinig (niet storende) pauzes. ❒ Je (samengestelde) zinsconstructies zijn correct. Incidenteel komen vergissingen, niet-stelselmatige fouten en kleine onvolko- menheden voor, maar deze verbeter je direct.

❒ Je reageert doeltreffend op de uitingen van je gesprekspartners. Je vat samen en herformu- leert desgewenst ideeën en opvattingen. ❒ Je ondersteunt je woorden met effectief non-verbaal gedrag. ❒ Je voert het gesprek op een natuurlijke manier volgens de conventies. ❒ Je gebruikt passende zinnen om op doeltref- fende manier de beurt te nemen, om tijd te winnen en de beurt te behouden tijdens het nadenken. ❒ Je beschikt over een breed repertoire aan woorden en uitdrukkingen en gebruikt deze altijd correct.. ❒ Je formuleert gevarieerd en doeltreffend. ❒ Je bent goed verstaanbaar en kiest de juiste klemtoon om ook fijnere betekenisnuances uit te drukken. Er is sprake van een vloeiende taalstroom. ❒ Je grammatica is correct. Je maakt zelden fouten, maar deze corrigeer je snel en onopval- lend.

Beurten nemen en

bijdrage aan samenhang

Woordgebruik en woorden- schat

Vloeiendheid, verstaanbaar- heid en grammaticale beheersing

Aangekruiste criteria per niveau

Aantal aangekruiste criteria 2F:

Aantal aangekruiste criteria 3F:

Aantal aangekruiste criteria 4F:

STAP4 Bepaal score en eindcijfer.

Score is totaal aantal aangekruiste criteria van het niveau van deze opdracht (zie stap 1) of criteria van een hoger niveau (maximaal 9). Eindcijfer wordt bepaald op basis van onderstaande tabel.

Cijfer 10 8 6 = niveau van deze opdracht behaald

Sco- re

EINDCIJFER:

SCORE:

= = = = = =

9 8 7 6 5 ≤ 4

STAP5 Bepaal behaald niveau.

5 4 3

Niveau van de opdracht (zie stap 1) is behaald als de student minimaal een 6 (= 80% van de vereiste criteria) heeft gescoord.

BEHAALD NIVEAU:

Onderbouwing van de beoordeling:

Handtekening beoordelaar:

Datum:

72

Middenkaderfunctionaris bouw en infra

Handtekening student:

Datum:

Made with