Marilene Gathier en Dorine de Kruyf - Verder lezen

Op de snelweg rijden de auto’s snel . niet goed de man of vrouw die de OV-chipkaart controleert De conducteur wil mijn OV-chipkaart zien. De bus staat bij de halte. Drie mensen stappen uit de bus. Vier mensen stappen in de bus. Ik ga vier keer per week naar school. Ik zie mijn sleutels niet. Ik ga ze zoeken . Ik ben een beetje ziek, mijn fiets is kapot en nu komt de bus niet. Ook dat nog! op één plaats blijven Ik wacht bij de bushalte op de bus. niet alles Wil je een stuk kaas? Ze slaapt. Ze schrikt van de telefoon. Vandaag kom ik niet op school, want ik ben ziek. Misschien kom ik morgen weer. Hij denkt aan zijn familie in Marokko. Op zondag hoeven we niet naar school.

snel

12 21 22

verkeerde (verkeerd)

de conducteur

stapt (stappen)

28

de keer zoeken

30 33

Ook dat nog!

38

wachten

39

een stuk

45

schrikt (schrikken)

46

misschien

52

denkt (denken)

59

hoeven

63

Lees de tekst één keer. Kies het goede antwoord.

OEFENING 1

In hoeveel treinen zit Peter? a 2 treinen b 3 treinen c 4 treinen

16

TEKST 1

Made with FlippingBook Online newsletter creator