L. de Blois & R.J. van der Spek - Een kennismaking met de oude wereld

2  •  Het derde millennium v.Chr.: de vroege bronstijd

De Akkadiërs waren Semieten, dat wil zeggen dat zij een Semitische taal spra ken. Tot deze taalgroep behoren heden ten dage het Arabisch en het Hebreeuws. Hoewel de Akkadiërs in het begin van het derde millennium al in Mesopotamië woonden (hun grootste concentratie lag iets noordelijker dan het Sumerische gebied), zijn zij toch pas sinds het Akkadische rijk goed herkenbaar. Zij begon nen toen het spijkerschrift te gebruiken voor hun eigen taal (het Oudakkadisch). De Akkadiërs hebben veel van de Sumerische beschaving overgenomen, zoals schrift, godsdienstige voorstellingen, wetenschap en literatuur. Zij behielden hun eigen goden (die echter wel met Sumerische goden geïdentificeerd werden) en bleven hun eigen taal gebruiken. Opvolgers van Sargon claimden zelfs de we reldheerschappij door het voeren van de titel ‘koning der vier windstreken’ en lieten zich goddelijke eer brengen. Door lokale opstanden en vreemde invallers uit het oosten ging het rijk Akkad te gronde. In het derde millennium bloeiden enkele Sumerische steden weer op, een ont wikkeling die wordt aangeduid met het begrip ‘Sumerische renaissance’ (ca. 2100-2000). De koningen van de zogenoemde derde dynastie van Ur creëerden opnieuw een groot rijk in Mesopotamië, dat wij dankzij de vondst van zo’n hon derdduizend kleitabletten uit de paleisadministratie aardig kunnen bestuderen. Hieruit blijkt dat het paleis de gehele economie dirigeerde en de tempel over vleugelde.

Figuur 2.3 Ziqqurat te Ur (derde dynastie, ca. 2100 v.Chr.). Tempeltorens in de vorm van trapsgewijs opgebouwde terrassen werden sinds het eind van het derde millen nium tot in de derde eeuw v.Chr. gebouwd. Ze hebben zich ontwikkeld uit de terrasvormige tempelcomplexen uit de laatprehistorische tijd. De tempel van Ur was gewijd aan de Sumerische maangod Nanna, in het Akkadisch Sin genoemd.

Het rijk van Ur ging echter weer te gronde door infiltratie van vreemdelingen. De stad Ur werd geplunderd en verwoest door Elamieten uit Zuidwest-Iran, maar al voor die tijd was het rijk verzwakt door indringers uit het westen, de Amorieten . De Amorieten waren nomaden die verschillende West-Semitische talen spra ken. Zij werden aangetrokken door de vruchtbare rivierdalen in Mesopotamië en vormden een plaag voor de plaatselijke bewoners, die de Amoritische herders over hun velden zagen trekken. Aanvoerlijnen van koren voor de steden werden geblokkeerd. Plaatselijke gouverneurs maakten van de situatie gebruik door de banden met Ur door te snijden en eigen dynastieën te stichten. Sommige ge leerden wijzen ook voor deze periode op klimaatverandering: door toenemende

29

Made with FlippingBook - Online magazine maker