14ZW4PBFB2

3

Uitvoeren

De competenties uit deze beroepsprestatie worden beoordeeld met behulp van de voortgangsbeoordelingslijst. De beoordelingsvormen zijn: gedragsbeoordeling en/of beoordeling specifieke bewijsstukken. Maak hierover afspraken met je begeleider(s).

Opdrachten

A. Een netwerkkaart maken Je brengt het sociale systeem van een cliënt in kaart. Je doet dit samen met cliënt of zijn/haar wettelijke vertegenwoordiger en personen uit het sociale systeem. Je beschrijft welke personen er deel van uitmaken en hun relatie met de cliënt. Denk daarbij aan termen als: vrijwilligheid, wederkerigheid, bezoek, frequentie van het contact. Je brengt de omvang, de draagkracht en draaglast van het sociale systeem in beeld. Je maakt onderscheid tussen: a. Familie b. Vrienden, kennissen c. Mantelzorgers, vrijwilligers

d. Professionele dienstverleners e. Maatschappij (school, werk etc.)

De netwerkkaart draag je in bruikbare vorm over aan de cliënt en/of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Netwerkkaart WP 3.1: K

B. Ondersteunen van het sociale systeem van de cliënt Informeer het sociale systeem over bijvoorbeeld het verloop van de situatie waarin de cliënt zich bevindt, geef tips voor de dagelijkse omgang en ondersteuning van de cliënt. Verwijs naar informatiebronnen en voorzieningen. Overleg en stem met je begeleider af welke ondersteuning je het sociale systeem kunt geven. C. Het versterken van de relatie met het sociale systeem Oriënteer je op het beleid van de bpv instelling over het betrekken van het sociale systeem bij de ondersteuning van de cliënt. Wat wordt wel en niet verwacht van de betrokkenheid van het sociale systeem? Wat is de rol van de persoonlijk begeleider daarin? Wat is de wet- en regelgeving die van toepassing is? Wat zijn de actuele ontwikkelingen op dit gebied? Je onderzoekt hoe personen uit het sociale systeem (meer) betrokken kunnen worden bij de ondersteuning van een cliënt. Je werkt in een voorstel uit wat is er nodig om dit te realiseren. In het voorstel geef je algemene informatie over de situatie, wensen en hulpvragen van de cliënt. Aangevuld met specifieke informatie over de cliënt die van belang is zoals informatie over zijn behandeling, begeleiding, voeding, medicatie, activiteit en rust, spel, arbeid etc. Je werkt in een voorstel uit hoe en waarbij personen uit het sociale systeem (meer) betrokken kunnen worden bij de ondersteuning van de cliënt. En wat nodig is om dat te realiseren. Bespreek het voorstel met je begeleider en collega’s uit het team. Gedragsbeoordeling WP 2.6: C, K, U

Voorstel versterken van de relatie met het sociale systeem WP 3.1: K

35

Fase 2

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg/specifieke doelgroepen

Made with