Arjan Dieleman en Fedor de Beer (red.) - De eigen wereld van het kind

1.1 Op zoeknaar het kinderperspectief: Piaget en zijnnavolgers

Inhet concreet-operationele stadium gaat het kinddewerkelijkheid interpreteren met behulp van logische regels voor relaties tussen objecten. Demeest in het oog springende denkhandeling waartoe het kind in deze fase in staat is, is die van de omkering ( reversibiliteit ): het kind kanbijvoorbeeld getallen zowel optellen als af trekken enwater teruggieten inhet oorspronkelijkeglas. Kinderen in deze fase zijn al in beperktemate in staat abstracties te hanteren, maarblijvennoggebondenaandeaanwezigheidvanconcretevoorwerpen.Zonder perceptueel houvast kunnen ze nog relatief weinig in gedachten uitvoeren. In het daaropvolgende stadium–het formeel-operationele stadium ten tijde vande ado lescentie– ishet denkenveelminder gebondenaan concretevoorwerpen.De ado lescentkan ingedachtenverschillendeoplossingsmogelijkhedenbeproevenzonder deze voor zich te hoeven zien. Hij kan hypothetisch-deductief denken, dat wil zeg gen dat hij in staat is in zijn denken uit te gaan van veronderstellingen en daaruit logische conclusies kan trekken. Verschillende psychologennaPiaget hebben zijn stadiumdenken toegepast op an dere ontwikkelingsaspecten. Zo komt Kohlberg (1969, 1984) met betrekking tot demorele ontwikkeling van kinderen tot een ordening in drie niveaus (als we het 0-niveau van premoraliteit buiten beschouwing laten) die nauwe verwantschap vertoontmet het onderscheiddat Piagetmaakt: Voor de basisschoolleeftijd zijnweer twee niveaus van toepassing: het preconven tionele niveau enhet conventionele niveau. Ophet preconventionele niveau is het kind egocentrisch.Het kindkentweliswaar regels,maar demotivatieom ernaar te handelenwordt louter en alleen ingegevendoorhetwillenvermijdenvande even tuelegevolgenbij overtreding: het kindgehoorzaamt omdat het anders straf krijgt. Als het kind indit stadium gaandeweg oog krijgt voor belangen en interesses van anderen, groeit ookhet besef vanwederkerigheid,maar dedaaruit voortvloeiende handelingenblijvenvoornamelijk instrumenteel:wat juist isvoordeeigenpersoon, wordt ook anderengegund.Dewederkerigheidkomt dus vooral neer op ‘voorwat hoortwat’. Op het conventionele niveau maakt het egocentrisch perspectief geleidelijk plaats voor een sociaal perspectief waarbij het kind zich bewust wordt van en be langgaat hechtenaanverwachtingen engevoelens vananderen: hetwil erbij horen en goed doen in de ogen van personenmet wie het een band onderhoudt. Ook je bekommerenom anderen en zorgen voor goede verhoudingenwordenwaardevol. Op dit conventionele niveau zijn kinderen vooral georiënteerd op orde, regels en wederzijdseverwachtingen.Doordezenadrukop ‘doenwathoort’ enopwat van je verwachtwordt, functioneren stereotiepe verwachtingen als bindendenormen. 1 preconventioneel niveau (0 tot 12 jaar); 2 conventioneel niveau (12 tot 18 jaar); 3 postconventioneel niveau (vanaf 18 jaar).

17

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online