Sibilla Oskam - Praktische taalvaardigheid voor Engels in het basisonderwijs - Uitspraak en grammatica

4 Hetbijwoord

96 96 96 97 98 99

4.1 De vormingvanhet bijwoord

4.2 Het verschil tussenbijvoeglijknaamwoord enbijwoord 4.3 Dezelfde vormvoor bijvoeglijknaamwoord enbijwoord

4.3 Werkwoord+bijvoeglijknaamwoord 4.4 De trappenvanvergelijking

5 Devoornaamwoorden

103 103 104 106 108 108 110 114 114 115 118 120 123 125 126 129 131 133 137 137 138 138 140 141 141 142 142 149 157

5.1 Persoonlijke voornaamwoorden 5.2 Wederkerende voornaamwoorden en ‘zelf’

5.3 Bezittelijke voornaamwoorden 5.4 Vragende voornaamwoorden 5.5 Aanwijzende voornaamwoorden 5.6 Onbepaalde voornaamwoorden

6 Hetwerkwoord 6.1 De gebiedendewijs 6.2 Deduurvorm 6.3 Simplepresent (o.t.t.) 6.4 Het hulpwerkwoord todo

6.5 Korte antwoorden

6.6 Minivraagjes ( tail questions , question tags ) 6.7 Dehulpwerkwoorden shall/will/would en tobe going to

6.8 Dehulpwerkwoorden can , may en could 6.9 Dehulpwerkwoorden must en tohave to

6.10 De gerund

7 Woordvolgorde 7.1 Debevestigende zin 7.2 De vragende zin

7.3 Uitzondering: enkelebijwoorden

7.4 Plaats voor tijd

8 Voegwoordenenvoorzetsels 8.1 De voegwoorden when en if

8.2 Het voegwoord as ende voorzetsels as en like

8.3 Voorzetsels

Antwoordenbij deopdrachten

Register

Made with FlippingBook Ebook Creator