Mies Bezemer & Jan Bouwen, m.m.v. Coen Winkelman - Stotteren

1  | Wat is stotteren?

De binnenkant is datgene wat anderen niet zien of horen. Dit zijn gedachten over het stotteren, over het spreken, over zichzelf en over de omgeving, gevoelens (zo als schaamte, angst, frustratie, boosheid, minderwaardigheid, machteloosheid of ver driet) en fysiologische aspecten (zoals verhoogde zweetproductie en een versneld tempo van hartslag en ademritme). Sommige uitingen kunnen zowel onder de binnenkant als onder de buitenkant vallen: blozen, het ademritme en allerlei spierspanningen kunnen voor luisteraars waarneembaar zijn. Een uitgebreidere analyse zal bepalen waaronder een symptoom valt. De verhoogde spierspanning kan bijvoorbeeld een direct onderdeel van het stot terend spreken zijn (buitenkant), maar ook een fysiologische uiting van een emotie (binnenkant). Dit geldt zeker ook voor een ademverstoring. De metafoor van de ijsberg In de metafoor van de ijsberg is het stotterend spreken het ‘topje van de ijsberg’ (Shee han, 1975), oftewel de zichtbare buitenkant. Wat men ziet en hoort als iemand stot tert, is echter slechts een gedeelte van het probleem. De gedachten en gevoelens vor men de verborgen onderkant van de ijsberg, de binnenkant: deze zijn niet zichtbaar, maar spelen wel een grote rol. Het venijn van de ijsberg schuilt immers in het deel on der water. De omgeving bepaalt hoe snel de ijsberg eventueel smelt. Het spreken zelf, de gedachten en gevoelens, en de omgeving vormen tezamen het totale probleem. Stotteren is datgene wat iemand doet om níét te stotteren Een groot deel van de problematiek wordt volgens Sheehan (1975) veroorzaakt door wat de stotterende persoon allemaal doet om níét te stotteren. Een blokkade is in zijn visie een poging om een herhaling tegen te houden. De vermijdingsreacties vergroten de angst. De stotterproblematiek is een gevolg van de problematische omgang met het stotteren, en heeft het karakter van een vicieuze cirkel. Uiteraard is de omschrijving van Sheehan niet volledig. Een cliënt kan een predis positie voor angst hebben en zich ‘altijd’ angstig voelen. In dit geval is de angst eerder een ontstaansfactor dan een gevolg van het stotteren. Desondanks biedt deze visie de cliënt en zijn omgeving een uitleg van stotterproblematiek en doet ze een beroep op de zelfwerkzaamheid van de cliënt en de invloed van de omgeving. Meer informatie over hoe het 4CM gebruikt kan worden om uitleg te geven over de componenten van stotteren en hoe de interactie tussen de componenten een vicieuze cirkel kan vormen, vind je in bijlage 9.5.

Zie bijlagen op www.coutinho.nl/stotteren3 Figuur 1.1 Blinden beschrijven een olifant Figuur 1.3a Erasmus-viercomponentenmodel, herzien Figuur 1.4 Metafoor van de ijsberg

32

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online