CZW20120215

C. Verzamelen van gegevens over een leerling met een gedragsprobleem In overleg met de leerkracht kies je een leerling met probleemgedrag. Je definieert het gedrag dat regelmatig aanleiding geeft tot problemen voor de leerling zelf en voor anderen binnen de school. Geef tevens aan in welke situaties en hoe vaak dat gedrag voorkomt. Je legt je bevindingen voor aan de leerkracht. Indien akkoord, dan verzamel je nadere informatie: om welke gedragingen het precies gaat, frequentie, in welke situaties, uitlokkende factoren, aanpak. Vergelijk dit met eventuele bestaande gegevens van de leerling, bijvoorbeeld met gegevens in het handelingsplan. Kies een passende observatielijst. Observeer de leerling een week lang met behulp van de observatielijst in van tevoren met de leerkracht vastgestelde verschillende situaties. Maak een objectieve rapportage over je bevindingen. Formuleer twee gedragsdoelen die je met deze leerling wilt bereiken. Geef aan binnen welke termijn je de doelen wilt bereiken. Bespreek de rapportage met de leerkracht. Bespreek ook welke informatie van belang is voor de ouders en de IB’er en wie deze informatie aan hen overbrengt. Maak hierna afspraken met de leerling over de begeleiding. D. Begeleiden van een leerling met een gedragsprobleem In overleg met je leerkracht begeleid je de leerling uit opdracht C . bij activiteiten die aansluiten bij de doelen die je wilt bereiken. Evalueer de begeleiding van de leerling en de doelen die je hebt gesteld met de leerkracht aan het einde van de termijn die je hebt afgesproken.

Als je kiest voor een vervangende of aanvullende opdracht, let er dan op dat deze voldoet aan de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie.

9

BEGELEIDEN VAN PROBLEEMGEDRAG

Made with