Dynamiek van sociaal werk en gemeentelijk beleid - Toby Witte

1 • Van verzorgingsstaat naar participatiestad

werkte, was afhankelijk van de bedeling. Uitkeringen en sociale verzekerin gen bestonden toen nog niet. De armoedebestrijding was voornamelijk in handen van rijke particulieren en charitatieve instellingen als de kerk. De overheid – zo was toen de heersende opvatting – diende zich uiterst terug houdend op te stellen en moest zich met de bestrijding van de armoede zo min mogelijk bemoeien. Toch drong het besef door dat afzijdigheid niet lan ger kon en was vol te houden. Een groeiende en moderniserende economie vroeg om geschoolde arbeidskrachten en een gezonde samenleving. In 1854 werd de armenzorg wettelijk geregeld in de Armenwet. Vanaf ongeveer 1870 begon de ‘sociale kwestie’ in de Nederlandse politiek een rol te spelen. In 1874 kwam de eerste sociale wet van de grond waar in kinderarbeid werd beperkt: het Kinderwetje van Van Houten. Rond 1900 zien we een verdere en langzame uitbouw van sociale wetgeving – achteraf gezien de voorbode van de verzorgingsstaat – om de allerergste nood onder armlastigen tegen te gaan. Er kwam een reeks van sociale en beschermende wetten tot stand: de leerplichtwet, de ongevallenwet, de woningwet, de hy giënewet, enzovoort. In de loop van de 20 ste eeuw, zeker na 1945, zou het aan tal sociale regelingen zich gestaag uitbreiden totdat er sociale rechten waren voor iedereen. Die rechten werden onder andere betaald uit collectieve be lastinginkomsten. Tegelijk met de groei en uitbreiding van het aantal sociale voorzieningen ontstond een professionele sector voor sociale hulpverlening en maatschappelijke ondersteuning. Tot 1965 gebruikte men in Nederland het begrip welvaartsstaat , afgeleid van het Engelse welfare state . Het idee van een welvaartsstaat is ontstaan tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Engelsman Beveridge legde in 1942 met zijn rapport Social Insurance and Allied Services de basis voor een sociaal beleid waarin hij pleitte voor het inzetten van belastinggelden voor gezond heidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale zekerheid. Naar aanleiding van het Beveridge-rapport kwam de Nederlandse com missie-Van Rhijn destijds tot de conclusie en aanbeveling dat ook de Neder landse overheid zorg diende te dragen voor een minimumbestaan van alle burgers. Bij dit alles speelden de angst voor herhaling van de vooroorlogse economische crisisjaren met een hoge werkloosheid (armoede) en de op komst van het fascisme en nazisme een rol. Een andere overweging waren de toenemende invloed en dreiging van het communisme in de naoorlogse jaren (de Koude Oorlog). De nadruk lag aanvankelijk op het bevorderen van de materiële voorwaarden – dus welvaart en niet welzijn – op het gebied van werk en inkomen. Van belang is dat het vooral ging om het recht op en de plicht tot een zekere vorm van staatszorg. Dit hield in dat burgers niet meer afhankelijk waren van particuliere en kerkelijke liefdadigheid en armenzorg.

22

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online