István Bejczy - Een kennismaking met de middeleeuwse wereld

István Bejczy

Een kennismaking met de middeleeuwse wereld

u i t g e v e r ij

c

c o u t i n h o

Een kennismaking met de middeleeuwse wereld

István Bejczy

Tweede, herziene druk

c u i t g e v e r ij

c o u t i n h o

bussum 2012

Webondersteuning Bij dit boek hoort een website met extra materiaal. Deze is te vinden via www.coutinho.nl

© 2001 Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderin gen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opna men, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestem ming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitga ve is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, rea ders en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl).

Eerste druk 2001 Tweede, herziene druk 2004, derde oplage 2012

Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl

Omslag: Studio Pietje Precies, Arienne de Boer, Hilversum Omslagillustratie: Ivoren reliëf van het omslag van een evageliarium uit het klooster Heiligenkreuz (Bildarchiv Foto Marburg) Illustratie titelpagina: Détail Tapis de Bayeux (Bildarchiv Foto Marburg) Kaarten: Y.T. Bouma, Bureau voor Cartografie, Leusden Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achter halen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever.

ISBN 978 90 6283 451 8 NUR 684

Voorbericht bij de tweede druk

e opzet van dit boek is in de tweede druk onveranderd geble ven: in minder dan 200 bladzijden zuivere tekst wordt een overzicht geboden van de middeleeuwse geschiedenis, afge stemd op beginnende studenten van universiteit en hoge school. De invoering in het hoger onderwijs van de bachelor master-structuur (die overigens teruggaat op het middeleeuw se universitaire stelsel) en de daarmee samenhangende reductie van onderwijsprogramma’s maken dat behoefte blijft bestaan aan boeken die in kort bestek grote delen van de geschiedenis overzien. Het overzicht neemt daar zijn aanvang waar Een kennismaking met de Oude Wereld besluit: bij de volksverhuizingen en de val van het West-Romeinse rijk in de vijfde eeuw. Het loopt door tot omstreeks 1500 en sluit de Renaissance en het humanisme dus nog ten dele in, de Reformatie niet meer. Ten behoeve van de overzichtelijkheid is het verhaal gesplitst in vijf chronologisch afgebakende hoofdstuk ken die elk weer in paragrafen zijn verdeeld. De politieke geschie denis vormt in elk hoofdstuk het vertrekpunt. Paragrafen over so ciaal-economische en culturele onderwerpen completeren het beeld. Het overzicht bepaalt zich tot de Latijnse christenheid. Het Oost-Romeinse rijk, de islamitische wereld en de heidense samen levingen van Europa komen alleen ter sprake wanneer dit voor een goed begrip van de westerse geschiedenis nodig is. Binnen de Latijnse christenheid gaat de aandacht met name uit naar Frankrijk, het Duitse rijk, Engeland en Italië, het laatste land vooral in ver band met het pausdom. De geschiedenis van andere landen wordt behandeld voor zover deze van belang is voor de geschiedenis van het kerngebied. Deze concentratie is iets strikter dan in de meeste Europese en vooral Amerikaanse handboeken gebruikelijk is, maar ze sluit aan bij de praktijk van het Nederlandse onderwijs. De opzet van dit boek brengt met zich mee dat slechts het noodzakelijkste wordt behandeld. Een handzaam en beknopt over zicht bieden van belangrijke historische ontwikkelingen is steeds het hoofddoel gebleven. Studenten raken op die manier snel en ge makkelijk wegwijs in de middeleeuwse geschiedenis. Om studen ten niettemin enigszins gevoelig te maken voor historisch onder zoek, zijn afzonderlijk van de hoofdtekst tien beschouwingen op genomen die nader ingaan op bepaalde aspecten van de behandel de stof. Deze intermezzi zijn geschreven door specialisten uit Neder

land en Vlaanderen. Ze sluiten aan bij vragen die in het hedendaags onderzoek in de belangstelling staan. Voor een verdere verbreding en verdieping van de stof, en voor kritische reflectie, zijn aanvul lende vormen van onderwijs en studie nodig. Aan universiteiten en hogescholen kunnen werkgroepen in die behoefte voorzien. De tekst is in ruime mate voorzien van kaarten en andere illu straties. Woorden met een asterisk (*) ervoor zijn opgenomen in het glossarium achter in dit boek. De afkorting r. voor jaartallen verwijst naar regeringsjaren. Lijsten van pausen en koningen met hun regeringsjaren treft men aan in een bijlage. Deze tweede druk bevat een groot aantal verbeteringen en aanvullingen ten opzichte van de eerste. Bovendien zijn nieuwe paragrafen toegevoegd over de adel en over de dorpssamenleving in de Vroege Middeleeuwen. Voor hun commentaren en raadgevingen bij de totstandko ming van deze en de vorige druk is de schrijver dank verschuldigd aan Bas van Bavel, Jasmijn Bovendeert, Joep Hermans, Bram van den Hoven van Genderen, Paul Klep, Jan Kuys, Nico Lettinck, Rob Meens, Peter Raedts, Ineke van ’t Spijker, Erik Thoen en Ronald Verbakel.

István Bejczy Nijmegen, zomer 2004

Inhoud

11

Inleiding

Hoofdstuk 1 Vroege Middeleeuwen I (ca. 400-ca. 750)

13

Volksverhuizingen en val van het West-Romeinse rijk

13 17 20 26 27 31 32 36 40 44 49 54 57 59 62 63 64 64 66 67 71 71 74 75 78 80 80 81 49

Kerkvaders, pausen en monniken

Het Merovingische rijk

Ging het Romeinse rijk wel teloor?

Bestuur en rechtspraak

De adel

Landbouw en handel

Godsdienst: wel en wee van de kerstening

Godsdienst: geloofsbeleving Literatuur en geschiedschrijving

Hoofdstuk 2 Vroege Middeleeuwen II (ca. 750-ca. 1000)

Het Karolingische rijk Feodaliteit en vazalliteit

Sociaal-economische ontwikkelingen

Hofstelsel en horigheid De dorpssamenleving Handel en nijverheid De Karolingische kerk Kerkelijke organisatie

De wereld van de bidders

De Karolingische renaissance Naar een post-Karolingisch Europa

De invallen van de vikingen: Frankrijk en Engeland

De invallen van de Hongaren: Duitsland

De Ottoonse keizers

Landbouw, steden en handel in de tiende eeuw

Kerk en cultuur in de tiende eeuw Verbreiding van het christendom

De beweging van Cluny

Literatuur en geschiedschrijving

84 85

Romaanse bouwkunst

Hoofdstuk 3 Hoge Middeleeuwen (ca. 1000-ca. 1200)

87

Het koningschap in Frankrijk, Engeland en Duitsland

87 87 89 92 96

Frankrijk: de Capetingen

Engeland: Normandiërs en Plantagenêts Duitsland en Italië: Saliërs en Staufen

Gregoriaanse hervorming en investituurstrijd

Nieuwe religieuze orden

100 104 107 110 110 111 115 115 119 123 125 129 130 133 135 137 138 141 145 146 146 149 151 151 152 156 125

De kruistochten Het ridderideaal

Naar een handelseconomie

Landbouw: ontginningen en commercialisering

Steden, handel en nijverheid

De renaissance van de twaalfde eeuw

Onderwijs en geleerde beschaving Literatuur en geschiedschrijving

Gotiek

Hoofdstuk 4 Late Middeleeuwen I (ca. 1200-ca. 1350)

Het Franse koninkrijk Het Engelse koninkrijk Het Duitse rijk en Italië

Paus en kerk

Vijanden van buiten: heidenen Vijanden van buiten: joden Vijanden van binnen: ketters Bedelorden, begijnen en begarden Ontluistering van het pausschap

Het intellectuele leven

De universiteit

Universitaire geleerdheid Het economische leven

Landbouw en bevolkingsontwikkeling; de Zwarte Dood

Handel, nijverheid en bankwezen Literatuur en geschiedschrijving

Hoofdstuk 5 Late Middeleeuwen II (ca. 1350-ca. 1500)

159

Frankrijk en Engeland: de Honderdjarige Oorlog

159 161 165

Frankrijk en Bourgondië

Engeland en de Rozenoorlogen

Het Duitse rijk en Italië

167 170 170

Paus en kerk

Westers schisma en conciliaire beweging

Godsdienstige stromingen Grenzen van de christenheid

173 177 178 178 182 184 184 186 189 189 190 193

Sociaal-economische ontwikkelingen

Landbouw en nijverheid

De handelseconomie; de Hanze

Het intellectuele leven

De laatmiddeleeuwse universiteiten

Humanisme en Renaissance

Het literaire leven

Literatuur en geschiedschrijving

De boekdrukkunst

Het einde van de Middeleeuwen?

195

Glossarium

Bijlagen Pausen, 399-1503

201 203 205 206

Koningen van Duitsland, 843-1519 Koningen van Frankrijk, 843-1515 Koningen van Engeland, 871-1509

208

Bibliografische handreiking

211

Verantwoording illustraties

213

Register

Intermezzi De Germanen (Rob Meens)

21 41

Heiligen en heiligenverering (Ineke van ’t Spijker) De vroegmiddeleeuwse landbouw: een agrarische revolutie? (Erik Thoen) Conflict en conflictoplossing: een rechtsantropologische benadering (Karl Heidecker) De verschriftelijking van de middeleeuwse cultuur (Marco Mostert) 101 Geschiedbeschouwing in de Middeleeuwen (Nico Lettinck) 120 Vrouwen- en gendergeschiedenis (István Bejczy en Jasmijn Bovendeert) 142 De hofcultuur in de Late Middeleeuwen (Remco Sleiderink) 155 De stedelijke samenleving in de Late Middeleeuwen (Marc Boone) 171 De commercialisering van de landbouw in de Late Middeleeuwen (Bas van Bavel) 180 58 79

Inleiding

a de instorting van het Romeinse rijk trad de middeleeuwse duisternis in, waaraan pas na duizend jaar een einde werd gemaakt toen de humanisten hun licht over de wereld lieten schijnen – deze opvatting, door de humanisten zelf uitentreu ren verkondigd, leeft nog altijd voort in het historisch bewust zijn van Europa. In de meeste westerse talen is ‘middeleeuws’ een synoniem voor ‘achterlijk’ of ‘barbaars’, terwijl men de Renaissance verbindt met de herrijzenis van letteren, kunsten, wetenschappen en vooral van een zelfstandig denken. Intussen weten we wel beter. Veel van onze intellectuele en ar tistieke tradities hebben hun wortels juist in de Middeleeuwen, het tijdperk dat onder meer het leven schonk aan de volkstalige litera tuur, de universiteit en de boekdrukkunst. Staatsinstellingen als het koningschap en het parlement, en economische organisatie vormen als het handelskapitalisme en het bankwezen gaan even eens op de Middeleeuwen terug. En veel middeleeuwse tradities zijn op hun beurt voortzettingen van wat de Oudheid had voortge bracht. Het begin van de Middeleeuwen vormt geen werkelijke breuk met de late Oudheid, zomin als de Renaissance een werkelij ke breuk met de Middeleeuwen vormt. De middeleeuwse wereld berust op drie grote pijlers: de antie ke, de christelijke en de Germaanse beschaving. Het samengaan van antieke en christelijke elementen was niet nieuw. In het Romeinse rijk was het christendom aan het eind van de vierde eeuw staatsgodsdienst geworden en met de klassieke beschaving ver mengd geraakt. Ook Germaanse invloeden waren het Romeinse rijk niet vreemd geweest: aan beide zijden van de noordelijke rijks grenzen leefden Germaanse stammen, waaruit soldaten werden gerekruteerd voor de daar gelegerde legioenen. Na de grote *volks verhuizingen, toen het West-Romeinse keizerrijk was ingestort en Germaanse koningen over grote delen van Europa heersten, wer den de Germaanse invloeden wel aanzienlijk sterker. De Vroege Middeleeuwen, behandeld in de hoofdstukken I en II, vormen het tijdperk waarin de drie oude elementen van cultuur nieuwe verbin dingen aangaan op politiek, sociaal, economisch en geestelijk ge bied. In de Hoge Middeleeuwen, behandeld in hoofdstuk III, is op alle gebieden van het openbare leven sprake van dynamiek en

12

EEN KENNISMAKING MET DE MIDDELEEUWSE WERELD

schaalvergroting. De ontwikkeling van de staatsmacht, de handels economie, de burgerij, de kerk en het intellectuele leven brengt ver anderingen teweeg van minstens even grote omvang als die aan het begin of het eind van de Middeleeuwen. Bovendien zorgen de kruistochten ervoor dat de westerse beschaving ook buiten Europa een voet aan de grond krijgt. In de Late Middeleeuwen, onderwerp van de hoofdstukken IV en V, kristalliseren deze ontwikkelingen zich uit. De universiteit, de standenvergadering (het parlement) en de bedelorden komen alle in de dertiende eeuw van de grond. Intussen wordt gepoogd de hele samenleving van de christelijke beschaving te doordringen. Het stelselmatig samenvatten en doeltreffend verbreiden van wat een christen moet weten, denken, geloven en doen, slokt de mees te scheppende krachten op. Maar er zijn tegenkrachten. Het onbe hagen in de middeleeuwse cultuur drijft geleerden en kunstenaars tot het zoeken naar nieuwe vormen. Op godsdienstig gebied gist het nog veel meer. Renaissance en Reformatie veranderen om streeks 1500 het aanzien van de cultuur, al is het soms maar aan de oppervlakte. Op politiek en economisch gebied blijven de middel eeuwse verhoudingen voorlopig bestaan. Veerkracht en taaiheid zijn wellicht de voornaamste eigenschappen van de beschaving die in de Middeleeuwen is voortgebracht. De verdeling van de middeleeuwse periode in ‘Vroege’, ‘Hoge’ (ook wel: ‘Volle’) en ‘Late’ Middeleeuwen is gebruikelijk in het Neder lands en in andere Germaanse talen ( Früh- , Hoch -, Spätmittelalter , Early , High , Late Middle Ages ). In de Romaanse talen daarentegen is een tweedeling gebruikelijk: de Vroege Middeleeuwen worden ‘hoog’ genoemd ( le haut moyen âge , il alto medioevo , la alta edad media ) en de Late Middeleeuwen ‘laag’ ( le bas moyen âge , il basso medioevo , la baja edad media ). Men moet le haut moyen âge enzovoort dus niet ver talen met ‘Hoge Middeleeuwen’. Een equivalent voor ‘Hoge Mid deleeuwen’ bestaat niet werkelijk in de Romaanse talen, al kan men in het Frans wel spreken van le moyen âge central .

1 Vroege Middeleeuwen I (ca. 400 - ca. 750)

13

n de vijfde eeuw deden zich in West-Europa ogenschijnlijk grootschalige veranderingen voor. Het West-Romeinse rijk maakte plaats voor nieuwe staten, geleid door Germaanse ver overaars. Hiervan bleek het Frankische rijk de krachtigste for matie. De geleerde tradities van de Oudheid werden vooral in kerkelijke kring voortgezet. Niettemin wisten de nieuwe machthebbers en de op Romeinse leest geschoeide geestelijkheid elkaar vanaf het begin te vinden. Op politiek en cultureel gebied raakten antieke, christelijke en Germaanse elementen met elkaar versmolten, terwijl de oude sociaal-economische structuren aan vankelijk grotendeels overeind bleven. Dit hoofdstuk beschrijft eerst de verandering van het politieke en culturele klimaat in West-Europa op de drempel van Oudheid en Middeleeuwen. Vervolgens wordt de vraag gesteld in hoeverre deze verandering een breuk oplevert met het Romeinse verleden. Het lijkt erop dat de continuïteit tamelijk groot is geweest, zowel op het gebied van bestuur en economie als op dat van godsdienst en ge leerdheid. Na de dood van keizer Theodosius I de Grote (395), die in 380 het christendom tot enig toegelaten godsdienst had verklaard, was het Romeinse rijk voorgoed in twee helften verdeeld, elk met hun eigen keizer. Het Oost-Romeinse of Byzantijnse rijk bleef bestaan tot 1453, toen de Turken Constantinopel veroverden. Het West-Ro meinse rijk daarentegen ging al in de loop van de vijfde eeuw ten onder aan de *volksverhuizingen. Langs de gehele noordgrens van het Romeinse rijk, die langs de Rijn en de Donau liep, woonden Germaanse stammen, van de Friezen aan de Noordzee tot de Ostrogoten (of Oost-Goten) in de huidige Oekraïne. Vreemden waren de Germanen voor de Ro meinen allang niet meer. Sommige stammen woonden binnen de grenzen van het rijk, zoals de Bataven in de Rijndelta, bij wie zich in de vierde eeuw de Salische Franken voegden die vervolgens naar het zuiden uitzwermden. Germaanse boeren waren door de Ro meinen overal in de grensstreken toegelaten om het land te ontgin nen. Ook werden Germanen in de Romeinse legioenen opgeno Volksverhuizingen en val van het West-Romeinse rijk

14

VROEGE MIDDELEEUWEN I

HUNNEN

0 100 200 300 400 500 km

Hunnen

Visigoten

Franken

Angelen, Saksen, Juten, Friezen Vandalen Sueven Ostrogoten

grens van het Romeinse Rijk grens tussen het West- en het Oost-Romeinse Rijk

Constantinopel

OSTROGOTEN

375

VISIGOTEN

Donau

VANDALEN

410

Ravenna

Rome

452

487

455

SUEVEN

JUTEN

ANGELEN

SAKSEN Rijn

406

FRIEZEN

Carthago

Hippo

FRANKEN 486

451

Parijs Soissons

418

429

15

VOLKSVERHUIZINGEN EN VAL VAN HET WEST - ROMEINSE RIJK

Kaart 1: De volksverhuizingen tot omstreeks 500. Vanaf 375 vestigden zich Germaanse stammen binnen de grenzen van het Romeinse rijk. Tot in de tiende eeuw zou het Westen blootstaan aan invallen van uitheemse volkeren.

men. In de loop van de vierde eeuw was de grensverdediging zelfs afhankelijk geworden van legers die hoofdzakelijk uit Germanen bestonden. Ook de Germanen buiten de rijksgrenzen namen het nodige van de Romeinen over: niet alleen krijgstechnieken, maar in het geval van de Goten zelfs het (*ariaanse) christendom. Tot slot bestond tussen Romeinen en Germanen een levendige handel. Germaanse invallen deden zich in de derde en vierde eeuw dikwijls voor. De voornaamste aanzet voor de volksverhuizingen, waarbij hele stammen zich permanent in het rijk vestigden, vorm de het opdringen van de Hunnen uit Azië. Dezen dreven de Ger manen voor zich uit. De Visigoten (of West-Goten) verkregen in 375 toestemming hun intrek te nemen op de Balkan, aan de Ro meinse zijde van de Donau, met de status van * foederati (‘bondge noten’). Zij kwamen al snel in opstand. Geleid door Alarik vielen zij Illyrië en vervolgens Italië binnen. In 410 werd Rome geplunderd. In 418 vestigden zij zich als foederati in Aquitanië. Al vóór de Visigotische inval in Italië, in 406, waren de Van dalen, Sueven en Alemannen bij Mainz de Rijn overgestoken, wel dra gevolgd door de Bourgondiërs. De laatste twee stammen on derwierpen oostelijk Gallië, terwijl de Sueven en Vandalen het Iberisch schiereiland bezetten. Maar niet voor lang: de Visigoten maakten zich vanuit Aquitanië meester van het gebied van de Vandalen, die in 429 naar Noord-Afrika overstaken en de Romeinse provincies aldaar innamen, in 435 de status van foederati afdwin gend. Onder hun koning Genserik of Geiserik veroverden zij de Ba learen, Corsica, Sardinië en Sicilië, en in 455 plunderden zij Rome. Het keizerlijk hof was toen al naar Ravenna verplaatst. De Hunnen zelf vielen tegen 450 Gallië binnen, onder hun be ruchte aanvoerder Attila. In 452 liepen zij Italië onder de voet. Vol gens de overlevering wist paus Leo I de Grote door een persoonlijk onderhoud met Attila de plundering van Rome te voorkomen. Na de dood van Attila in 456 viel de macht van de Hunnen uiteen. In Italië maakten toen Germaanse of Hunse legerleiders de dienst uit, die voor de vorm nog keizers aanstelden. Na 476, toen generaal Odoakar de macht greep, werd geen nieuwe keizer meer benoemd en kwam er formeel een eind aan het West-Romeinse rijk. Het hui dige Noord-Frankrijk stond toen nog altijd onder ‘Romeins’ gezag. Het gebied tussen Somme en Rijn werd beheerst door de Salische Franken, wier hoofdstad Doornik was. Hun koning Childerik († 481) had als Romeins gouverneur de macht uitgeoefend. Zijn zoon Clovis (Clodovech) rukte naar het zuiden op, versloeg in 486 het leger van Syagrius (gouverneur voor Midden-Gallië) en bezette het gebied tot aan de Loire. Door verdere veroveringen op de Aleman nen en de Visigoten, van wie hij Aquitanië afnam, had hij bij zijn dood in 511 het grootste deel van Gallië in handen. In de laatste jaren van zijn regering maakte hij van Parijs zijn voornaamste resi dentie.

16

VROEGE MIDDELEEUWEN I

A N G E L S A K S E N

T T E N

5e-6e eeuw

I

5e-6e eeuw

B R

FRANKISCH RIJK

LONGOBARDEN

486

SUEVEN

Ravenna

Donau

586

Toledo

535

VISIGOTISCH RIJK

Rome

Constantinopel

Napels

Cordoba

536

549

Ceuta

Carthago

533

(Oost-) Romeins Rijk in 565 (Oost-) Romeinse veroveringstochten andere veroveringstochten

Alexandrië

0 200 400 600 800 1000 km

Ook de Ostrogoten roerden zich. Vanaf 453 maakten zij het Oost Romeinse rijk onveilig. Keizer Zeno bedacht een afleidingsma noeuvre: hij gaf de Ostrogotische koning Theoderik de opdracht het keizerlijk gezag in Italië te herstellen. Omstreeks 490 verover de Theoderik Italië op Odoakar en werd er de nieuwe machthebber, in naam ondergeschikt aan de keizer. Na zijn dood in 526 vroeg de Romeinse senaat aan keizer Justinianus (r. 518-565) het land te bevrijden van de ariaanse Goten. Dit was het startsein voor een in drukwekkend herstel van het Romeinse gezag rondom de Middel landse Zee. Justinianus’ legers veroverden in 533-534 Noord Afrika op de eveneens ariaanse Vandalen, namen de Middellandse Zee-eilanden en zuidelijk Spanje in en versloegen in 552 de laatste Ostrogotische koning. Voortaan zetelde in Ravenna een exarch (gouverneur) uit naam van de keizer in Constantinopel. Maar nog was het leed voor Italië niet geleden. Tussen 568 en 572 veroverden de ariaanse Longobarden grote delen van het noorden en midden van het schiereiland. Zij hebben hun naam aan Lombardije gege ven. Ten slotte Brittannië. Het sturen van Romeinse legioenen was in de vijfde eeuw onmogelijk geworden en het land was na 410 voor zijn verdediging op zichzelf aangewezen. Germaanse stammen

Kaart 2 De heroveringen van Justinianus

17

KERKVADERS , PAUSEN EN MONNIKEN

van de overkant van de Noordzee – naast Angelen, Saksen en Juten ook Friezen, Denen en Franken – konden zich er nu vestigen, te beginnen aan de oostkust. Geleidelijk verdreven zij de Brits-Kel tische bevolking, voor zover deze zich niet onderwierp, naar het westen. De strijd vormt de achtergrond voor de latere legende van koning Arthur, aanvoerder van de Britten tegen de Angelsaksen. De Britten wisten zich te handhaven in Wales, Cornwall en westelijk Schotland, waar zij verscheidene christelijke vorstendommen ves tigden. In het midden van de zesde eeuw week een grote groep Britten uit naar de westpunt van Gallië, die naar het moederland van de nieuwe bewoners Bretagne is gaan heten en waar nog altijd een Keltische taal gesproken wordt. Overigens moet men zich de verscheidene Germaanse stam men niet als hechte etnische en culturele eenheden voorstellen. De naam ‘volksverhuizing’ is in wezen misleidend. Het ging bij de invallende ‘volkeren’ dikwijls eerder om coalities van clans die zich voor de gelegenheid met de naam van een stam tooiden, of die door de Romeinen met een bestaande naam werden aangeduid. Zo zijn de Friezen uit vroegmiddeleeuwse bronnen waarschijnlijk geen nazaten van de Friezen die door de Romeinse geschiedschrijver Tacitus worden genoemd. Het gebied tussen Rijn en Eems is vol gens archeologen niet ononderbroken bewoond geweest. Maar omdat Tacitus en anderen de daar levende mensen ‘Friezen’ noem den, deden vroegmiddeleeuwse schrijvers dat ook. In zijn nadagen bracht het West-Romeinse rijk zijn grootste chris telijke denkers voort, die vanwege hun blijvende invloed *kerkva ders worden genoemd (beroemde Griekse vaders waren er al vanaf de tweede eeuw). Veelal in heftige debatten met andersdenkenden legden zij de katholieke leer vast, bijvoorbeeld ten aanzien van de goddelijke drie-eenheid en de genade, zaken waarover de Bijbel zich niet op ondubbelzinnige wijze uitlaat. Bovendien verbonden zij de klassieke literaire en filosofische erfenis met het geloof. De belangrijkste drie Latijnse vaders zijn Ambrosius (ca. 340-397), bisschop van Milaan; Hieronymus (345-420), onder meer samen steller van een nieuwe Latijnse bijbelvertaling die in de Middel eeuwen, zij het niet zonder tekstbederf, als ‘Vulgaat’ werd aanvaard; en Augustinus (354-430), bisschop van Hippo in Noord-Afrika, de meest invloedrijke van allen. Diens bekendste werken zijn de Confessiones ( Belijdenissen ), waarin hij verhaalt hoe hij van losbandige zondaar opklom tot dienaar van God, en De civitate Dei ( De stad Gods ). Dit laatste werk schreef hij naar aanleiding van de plundering van Rome door de Visigoten in 410. Augustinus legt uit dat het opko men en vergaan van aardse staten volstrekt onbetekenend is voor God en dus ook voor de christen. De enige geschiedenis die telt is Kerkvaders, pausen en monniken

Afbeelding 1.1: De oudste afzonderlijke

afbeelding van Augustinus (omstreeks 600) doet sterk denken aan auteursportretten uit de Oudheid. F RESCO IN S INT -J AN VAN L ATERANEN , R OME .

18

VROEGE MIDDELEEUWEN I

Afbeelding 1.2: Paus Gregorius I de Grote op een ivoren reliëf (negende of tiende eeuw) van het omslag van een evangeliarium uit het

klooster Heiligenkreuz (Oostenrijk). De duif op Gregorius’ schouder

symboliseert de Heilige Geest. K UNSTHISTORISCHES M USEUM , W ENEN .

de heilsgeschiedenis, dat wil zeggen de pelgrimstocht van de on zichtbare gemeenschap van ware gelovigen door het aardse tranen dal, op weg naar de hemelse zaligheid. Hiermee weersprak Augus tinus degenen die het lot van de kerk aan dat van het Romeinse rijk verbonden. De scheiding tussen kerk en staat, kenmerkend voor de latere westerse geschiedenis, was in zijn werk al voltrokken. Als vierde grote kerkvader gold in de Middeleeuwen paus Gregorius I de Grote (r. 590-604). Hij was een minder groot geleer

19

KERKVADERS , PAUSEN EN MONNIKEN

de dan de andere drie, maar zijn morele geschriften waren geliefde lectuur. Tijdens zijn pontificaat heeft Gregorius allerminst een principiële scheiding tussen kerk en staat nagestreefd. Hij zag zich eerder als een Oost-Romeins gezagsdrager. Vanaf de vierde eeuw hadden de keizers zich beschouwd als hoeders van de christelijke samenleving en dus ook van de kerk. De keizers, niet de pausen, zaten de eerste algemene *concilies voor. In de zesde eeuw, na de herovering van Italië door Justinianus, braken tussen paus en kei zer dikwijls machtsconflicten uit waarin ook meningsverschillen ten aanzien van de geloofsleer meespeelden. Meermalen werden pausen door de keizer afgezet. Maar Gregorius was de keizer trouw. Hij wees de keizer en zijn ambtenaren zo nodig terecht, maar be twistte geenszins hun recht op inmenging in kerkelijke aangele genheden. Van zijn kant mengde hij zich als vanzelfsprekend in staatszaken. Eerder in zijn carrière was Gregorius prefect van Rome geweest, voordat hij geestelijke werd en een klooster stichtte. Zijn bestuurservaring kwam hem als paus uitstekend van pas: na de Longobardische invallen nam hij de verdediging van de Eeuwige Stad op zich en onderhandelde hij zelfs over vrede. Hij organiseer de de voedselvoorziening door een effectief beheer van de kerkelij ke landgoederen rondom Rome en in Zuid-Italië. Het hele openba re leven – rechtspraak, onderwijs, ziekenzorg en zelfs de langeaf standshandel – kwam in pauselijke handen terecht. Zonder het te willen legde Gregorius hiermee de basis voor de pauselijke staat. De zielzorg slokte intussen zijn meeste aandacht op: hij probeerde zoveel mogelijk gelovigen op het rechte pad te brengen om hen te behoeden voor het hellevuur. Hij nam het initiatief tot de bekering van het overwegend heidense Engeland, die vanaf 597 op gang kwam. De als ‘Gregoriaans’ bekend staande kerkmuziek is naar hem vernoemd, maar dateert van de Karolingische tijd (zie p. 64). Aan het begin van de Middeleeuwen werd ook de grondslag gelegd voor het westerse monnikendom. Vooral in de vierde eeuw, toen de keizers zich inlieten met geloofszaken en de kerk speelbal dreigde te worden van de politiek, hadden kluizenaars zich in een behoefte aan ascese van de wereld afgezonderd. Soms op een erg letterlijke wijze: met name in Egypte trokken veel ‘woestijnvaders’ de wildernis in, zoals Antonius († 356), wiens verzoekingen talloze malen zijn afgebeeld. Halverwege de vierde eeuw kwam het ceno bitisme op: in plaats van een solitair bestaan te leiden, leefden monniken in groepsverband, onder een regel en een prior (over ste). Kloosters werden in West-Europa onder meer gevestigd door bisschop Martinus van Tours (Sint Maarten, † 397) in de omgeving van zijn residentie en door Cassianus († 430/35) in Marseille. In Ierland werden plattelandskloosters, bij afwezigheid van (bis schops-)steden, de voornaamste organisatorische eenheden van de kerk. Onzeker is of de Britse missionaris Patrick († 461), de belang rijkste geloofsverkondiger op het groene eiland, de hand heeft ge had in de stichtingen. Maar de later dominant geworden vorm van

20

VROEGE MIDDELEEUWEN I

Afbeelding 1.3 Benedictus kastijdt een

monnik die zich door de duivel laat verleiden. Miniatuur uit een elfde-eeuws handschrift, geschreven in het klooster Monte Cassino, met onder meer een levensbeschrijving van Benedictus door Gregorius de Grote. B IBLIOTHECA A POSTOLICA V ATICANA , MS . V AT . LAT . 1202 FOL . 30 V .

het westerse monnikendom is bepaald door Benedictus van Nursia († ca. 560). Deze stichtte tussen Rome en Napels de abdij Monte Cassino, het moederklooster van de benedictijner orde. De Regel van Benedictus is afgestemd op de versterving van de eigen wil en verlangens, al is de ascese iets minder streng dan in de oosterse kerk gebruikelijk was. Nederigheid, kuisheid en gehoorzaamheid (aan de abt) zijn de belangrijkste idealen. De dag is verdeeld in uren van gebed, met inbegrip van lezen en mediteren, en handenarbeid: ora et labora . Per etmaal vinden acht gemeenschappelijke eredien sten plaats met *koorgebed ( opus Dei , ‘het werk van God’), ook ’s nachts, want de slaap telt eveneens als een genieting waaraan men zich niet teveel mag overgeven. Monniken mogen de abdij alleen met toestemming van de abt verlaten. De benedictijner regel ver spreidde zich vanaf de zevende eeuw over West-Europa. De abdijen streefden naar voldoende grondbezit om in hun materiële noden te voorzien. Vanaf de vroegste tijd werden ook nonnenkloosters op gericht, al bleven die in de Vroege Middeleeuwen naar verhouding dun gezaaid. Dubbelkloosters, met een mannen- en een vrouwen afdeling, kwamen zelden voor. Het Frankische rijk van de Merovingen – de naam van het konink lijk geslacht, afgeleid van de legendarische stamvader Merovech – week in drie opzichten af van de andere Germaanse rijken op voor malig West-Romeins grondgebied. Ten eerste waren de Franken niet verhuisd, zoals veel andere Germaanse stammen, maar waren zij langs de Rijn en de Maas blijven wonen en hadden zij van daar uit hun macht uitgebreid. In hun stamland waren zij in de meer derheid, waarmee zij over een machtsbasis beschikten die tegen politieke woelingen bestand was. Goten, Longobarden en Vanda len daarentegen vormden in de door hen beheerste gebieden ver Het Merovingische rijk

De Germanen

als stam door het leven gingen. Individuen van zeer diverse achtergrond sloten zich aan bij een succesvol leider, die samen met zijn familie de kern vormde waaromheen zich een stam groepeerde. Zo’n stam tooide zich bij voorkeur met een oude en daardoor eerbiedwaardige naam, soms ook wel met een nieuwe. Zo zijn de benamingen ‘Franken’ of ‘Alemannen’ nieu we vondsten. In beide gevallen verwijst de benaming naar een verbond van vrije mannen, wat reeds een aanwijzing is voor het De Vandalenleider Stilicho († 408) liet zich afbeelden in zijn hoedanig heid van Romeins consul en magis ter militum. De afbeelding toont hoezeer ‘Germaanse’ leiders prijs stelden op de Romeinse beschaving. Rechterhelft van een ivoren diptiek, vervaardigd in kringen van het kei zerlijke hof in Milaan omstreeks 400 en bewaard in de kathedraal van Monza.

Tot voor kort stond in de mees te schoolboekjes te lezen dat de invallen van barbaarse, Ger maanse stammen vanaf de vierde eeuw een einde maak ten aan de beschaving van het Romeinse rijk. Tegenwoordig ziet men het anders. De ‘barbaren’ onderhielden al voor onze jaartelling contact met de Romeinen, niet alleen aan de grenzen van het rijk maar ook ver daarbuiten. Som mige stammen vestigden zich in het rijk als bondgenoten die militaire diensten leverden. De contacten misten hun uitwer king op de stammen niet. De Bataven die omstreeks het jaar 100 in Noord-Engeland de grens van het Romeinse rijk bewaakten, schreven elkaar briefjes in het Latijn, zoals blijkt uit houten schrijftafel tjes die daar onlangs zijn op

gegraven. Het christendom, in de late vierde eeuw staatsgodsdienst van de Romeinen, werd door de meeste barbaarse stammen overgenomen, soms al voordat ze zich binnen het rijk vestigden. Theo derik, koning van de Ostrogoten aan het eind van de vijfde eeuw, hield er een ‘Romeinse’ levensstijl op na: de bouwwerken in Ravenna met hun impo sante mozaïeken getuigen daarvan. Geletterde Ro meinen als Boethius en Cassiodorus waren werk zaam aan zijn hof. De barbaren waren dus niet altijd barbaars. Ze groeiden door de eeuwen heen naar de Romeinen toe. Onbedorven Germanen tegenover decadente Romeinen stellen, zoals vroe gere Duitse historici deden, is dan ook onjuist. ‘Barbaars’ was in feite een karakterisering die de Romeinen toekenden aan alle niet-Romeinen. Ook ‘Germaans’ was een verzamelnaam. Alle be volkingsgroepen aan de overzijde van de Rijn wer den door de Romeinen zo genoemd. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat de Germaanse stam men geen oude, raszuivere eenheden waren. In werkelijkheid ontstonden voortdurend nieuwe politieke en militaire verbanden, die vervolgens

weinig exclusieve karakter van deze stammen. Vooral in de tijd van de *volksverhuizingen ont stonden dergelijke groeperingen steeds opnieuw. Oude verbanden vielen even snel uiteen als ze waren ontstaan en gingen vervolgens in nieuwe coalities op. Ter versteviging van de onderlinge band werd de fictie aangehangen van een ge meenschappelijke afstamming. Deze fictie kreeg haar neerslag in latere geschiedwerken die de zo genaamde oorsprong van de stammen beschre ven. Dit voortdurende proces van stamvorming noemt men wel ethnogenese. De Germaanse stammen beschouwden zichzelf niet als onderling verbonden, als behorend tot een groep van ‘Germaanse’ volkeren. Desondanks hebben historici deze Romeinse constructie over genomen en is zij een eigen leven gaan leiden. ‘De Germanen’ zijn zodoende niet alleen door de Romeinen geschapen, maar vormen tevens een van de meest hardnekkige erfenissen die de Ro meinen hebben nagelaten.

R OB M EENS

22

VROEGE MIDDELEEUWEN I

E Z E N

I

F R

Londen

S A K S E N

Utrecht

Tongeren

Maastricht

Doornik

Kamerijk

Keulen

THÜRINGEN

Rijn Metz R I P U A R I S C H E F R A N K E N Zülpich 506 496 Mainz

531

486 S Y A G R I U S

486

BRITTEN

Soissons

R I J K V A N

Parijs

Reims

491-498

Orléans

A L E M A N N I Ë

496

536

BEIEREN

555

A Q U I T A N I Ë

B O U R G O N D I Ë

Salzburg

507-509

523-536

RHAETIË

537

Bordeaux

Lyon

GASCOGNE

531-532

I T A L I Ë

PROVENCE

537

Ravenna

Narbonne

Marseille

V I S I G O T H I S C H R I J K

Rome

N

gebied van de Salische Franken (4e eeuw) uitbreiding tot aan Clovis’ troonbestijging (482) veroverd door Clovis, 486-509 veroverd door Clovis’ zoons, 531-555

500 km

100

400

300

0

200

23

HET MEROVINGISCHE RIJK

moedelijk een kleine vijf procent van de bevolking. De vermenging van deze stammen met andere bevolkingsgroepen begon al vroeg en kreeg haar beslag nadat de politieke rol van de veroveraars was uitgespeeld. Alleen voor Engeland gold dat de meeste bewoners tot dezelfde stammen behoorden als hun koningen. Franken en An gelsaksen wisten dan ook als enige Germanen hun taal in te voeren in tevoren geromaniseerd gebied. Ten tweede breidden de Franken hun macht niet alleen naar het zuiden uit, steeds grotere delen van Gallië opslokkend, maar ook naar het oosten dat nooit onder Romeins bestuur had gestaan. Clovis’ zoons lijfden, behalve Bourgondië en de Provence, ook Bei eren en Thüringen in. In de nooit geromaniseerde gebieden waren de Franken geen barbaren, maar degenen die de Romeinse bescha ving en het christendom kwamen brengen. Ten derde was Clovis de eerste Germaanse koning die zich tot het katholicisme bekeerde. Vóór zijn doop in de kathedraal van Reims, in 496 of enkele jaren later, waren alle Germaanse vorsten ofwel heidenen, ofwel *arianen. Tussen de overheersers en de ge romaniseerde bevolking – overwegend katholiek in de steden, veel al heidens op het platteland – bleef daardoor een godsdienstige kloof bestaan. Zo waren gemengde huwelijken bij de Goten verbo den, al werd het verbod niet strikt nageleefd. De doop van Clovis en zijn volgelingen maakte toenadering tussen Franken en Gallo Romeinen mogelijk. De vooraanstaande families uit beide bevol kingsgroepen waren tegen 700 tot één rijksaristocratie versmolten, die bisschoppen, beambten en legeraanvoerders leverde. Clovis en zijn opvolgers voorzagen de bisschoppen en de kloosters ruim schoots van land, waarvan dikwijls de *immuniteit werd gegaran deerd. Koninklijke beambten mochten het dan niet betreden om er hun functies uit te oefenen. Bovendien bevorderden de koningen de kerstening van nieuw veroverd gebied. Christenen waren in hun ogen de betrouwbaarste onderdanen. Toch mag het een wonder heten dat het Frankische rijk niet ten onder is gegaan. Bij de Merovingen werd het rijk na het overlij den van de koning over diens erfgenamen verdeeld. Ook hiermee weken zij af van de andere Germanen: bij de Angelsaksen, Longo barden en Visigoten was het koningschap niet overerfbaar, maar werd uit de heersende dynastie een koning gekozen aan wie het hele rijk werd toevertrouwd. Na Clovis’ dood in 511 kreeg elk van zijn vier zoons een deel van het rijk. Zij heersten nog in betrekkelij ke eendracht en breidden het Frankische machtsgebied zelfs aan zienlijk uit. Nadat zijn broers waren gestorven, heerste Clotharius I van 558 tot 561 weer over het hele rijk. Daarna vond een nieuwe ver deling plaats. Austrasië (het oude stamland), Neustrië (het door Clovis op Syagrius veroverd gebied), Aquitanië en Bourgondië kre gen hun eigen heersers die elkaar onophoudelijk bevochten en lie ten ombrengen. Dagobert (r. 629-639) was de laatste koning die met succes over het hele rijk regeerde. Na zijn dood ging Aquitanië

Kaart 3: Het Frankische rijk onder Clovis en zijn zoons. Vanuit hun kerngebied in de zuidelijke Nederlanden veroverden de Salische Franken grote delen van West-Europa. Bekende overwinningen van Clovis zijn die bij Soissons (486), waar hij de Romeinse stadhouder Syagrius versloeg, en die bij Zülpich (Tolbiac, 496), waarop zijn bekering tot het christendom zou zijn gevolgd.

24

VROEGE MIDDELEEUWEN I

Dokkum

F R I E Z E N

Ipswich

Londen

Hamwich

Utrecht

S A K S E N

Dorestad

Domburg

Quentovic Terwaan

Doornik

Maastricht

THÜRINGEN

Kamerijk

Fulda

Rijn

Saint-Denis

BRETAGNE

A U S T R A S I Ë

Mainz

Reims

Parijs

Metz

N E U S T R I Ë

A L E M A N N I Ë

BEIEREN

732

Luxeuil

Poitiers

Sankt-Gallen

725

Salzburg

RHAETIË

BOURGONDIË

Chur

Lyon

Bordeaux

A Q U I T A N I Ë

L O N G O BA R D I S C H R I J K

Pavia

ASTURIË

Bobbio

PROVENCE

Ravenna

Narbonne

Marseille

N

I S L A M I T I S C H R I J K

100

0

200 km

veroveringstochten van de moslims (teruggeslagen) onvolledig onderworpen gebied

zijn eigen weg en viel Bourgondië uiteen in kleinere gezagskrin gen. De oostelijke gebieden herwonnen hun zelfstandigheid. In Austrasië en Neustrië trokken de *hofmeiers de macht naar zich toe. Een onbedoeld gevolg van de erfelijkheid van het Frankische koningschap was de doorbraak van rouwen op het politieke toneel: was de koning overleden en zijn erfopvolger minderjarig, dan kon de koningin het regentschap uitoefenen. Pepijn I van Landen, hofmeier van Austrasië onder Dagobert, geldt als stamvader van de Pippiniden ofwel Karolingen. Zijn klein zoon Pepijn II van Herstal († 714), hofmeier van Austrasië (679) en Neustrië (687), noemde zich ‘vorst van de Franken’ en poogde als krijgsheer het rijk nieuw leven in te blazen. Hij veroverde Utrecht op de Friezen en liet er de Engelse missionaris Willibrord tot aarts

Kaart 4: Het Frankische rijk bij de dood van Karel Martel.

25

HET MEROVINGISCHE RIJK

Afbeelding 1.4: Graf van Dagobert in de door hem gestichte abdijkerk van Saint-Denis bij Parijs. Bijna alle (West-)Frankische en Franse koningen zijn in deze kerk begraven. Dagoberts monument dateert uit de dertiende eeuw. De Franse koning Lodewijk IX de Heilige liet toen nieuwe graf monumenten maken voor zijn voorgangers.

bisschop benoemen. Zijn zoon Karel Martel (r. 714-741; de aandui ding ‘Karolingen’ is van zijn naam afgeleid) slaagde erin de Frie zen, die Utrecht weer hadden heroverd, en ook de verloren gebie den ten oosten van de Rijn definitief te onderwerpen. Bovendien wist hij ten zuiden van de Loire zijn gezag te doen gelden. Evenals zijn voorgangers beloonde hij zijn krijgers dikwijls met kerkelijk land. Zijn zoon Pepijn III de Korte (r. 741-768) ging op dezelfde voet verder maar bereikte in 743/44 een compromis met de kerk: de begunstigden mochten het land in vruchtgebruik houden, maar erkenden het kerkelijk eigendom en droegen daarvoor een belas ting af (men noemt deze landen precaria verbo regis , ‘gunsten op ver zoek van de koning’). Het belangrijkste wapenfeit van Karel Martel betreft zijn terugdringen van de Arabieren (slag bij Poitiers, 732). Al bij de dood van Mohammed, precies honderd jaar eerder, hadden diens volgelingen het hele Arabische schiereiland in handen. In de eeuw die volgde veroverden zij het Midden-Oosten en (omstreeks 700) Noord-Afrika op het Oost-Romeinse rijk, terwijl in oostelijke rich ting de Indus werd bereikt. In 711 stak een Arabisch-Berbers leger over naar Spanje en verpletterde de Visigoten. Alleen Asturië, in het noordwesten, bleef in christelijke handen. Tegen 720 vielen de moslims het Frankische rijk binnen. Hun nederlaag bij Poitiers betekende een keerpunt. Karel Martel en Pepijn de Korte drongen hen terug tot de Pyreneeën. De islamitische macht in Europa zou zich concentreren in het emiraat van Córdoba, opgericht in 756 en onafhankelijk van de kalief in Bagdad. Ook andere Germaanse rijken hadden in de zevende eeuw te lijden onder gezagsverbrokkeling. Engeland was verdeeld in een groot aantal koninkrijkjes. In de zevende eeuw klonterden deze samen tot een zevental: Mercië, Northumbrië en East Anglia, waar

26

VROEGE MIDDELEEUWEN I

van de bewoners zich als Angelen beschouwden (een aangenomen identiteit: dat zich hier alleen Angelen hadden gevestigd, lijkt onwaarschijnlijk); Wessex, Essex en Sussex, beheerst door de ‘Sak sen’; en Kent, dat het rijk van de Juten werd genoemd. In sommige gevallen werd een meerkoppig koningschap uitgeoefend, terwijl onderworpen heersers dikwijls aanbleven als onderkoningen. Door dat de laatsten de onafhankelijkheid opeisten wanneer de koning gestorven was, vielen de zeven rijken soms weer in kleinere eenhe den uiteen. De politieke banden met het Frankische rijk waren vrij sterk - veel koningen trouwden met Frankische prinsessen - en in elk geval Kent lijkt tot op zekere hoogte ondergeschikt te zijn geweest aan het Merovingische gezag. In Longobardisch Italië zetelde een koning te Pavia. Maar de feitelijke macht werd uitgeoe fend door een twintigtal hertogen. Met name die van Benevento en Spoleto trokken zich weinig aan van het koninklijk gezag.

Ging het Romeinse rijk wel teloor?

De *volksverhuizingen en de val van het West-Romeinse rijk zijn dikwijls voorgesteld als dramatische gebeurtenissen die een einde maakten aan de antieke beschaving en de westerse wereld onder

Kaart 5: Angelsaksisch Engeland in de zevende en achtste eeuw. De geschiedschrijver Beda (zie p. 46) onderscheidde zeven Angelsaksische rijken, aange duid als de ‘heptarchie’. De grenzen lagen niet vast en bovendien vielen ze soms in kleinere rijkjes uiteen. De hep tarchie werd afgescheiden van de Keltische vorstendommen in Wales door een 200 kilometer lange aarden wal, opgeworpen door koning Offa van Mercië (r. 757-796).

Iona

Lindisfarne

Jarrow Wearmonth

R I J K E N

Whitby

NORTHUMBRIË

York

I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I

Chester

K E L T I S C H E

Lincoln

Offa’s dijk

Thetford EAST ANGLIA

MERCIË

Ipswich

I I I

I I I I I I I I

London ESSEX

T h e e m s

-

KENT

Canterbury

B R I T S

Winchester

WESSEX

SUSSEX

Hamwich

FRANKISCH RIJK

100

0

200 km

Made with FlippingBook - Share PDF online