Milieu Compact nr 4

SELECTIE VAN HET BELANGRIJKSTE MILIEUNIEUWS compact mILIEU

Nummer 4 Jaargang 26 26 februari 2014

Scheidingsinstallatie zeeft kunststof uit vuilnis

Uitgelicht

Staatssecretaris Mansveld van Milieu opende sa- men met directeur Vincent op 10 februari de nieu- we afvalscheidingsinstallatie van Attero, het afval- bedrijf in Drenthe. Diverse soorten plastic worden hier uit het huisvuil gehaald en gesorteerd zodat het weer nieuwe grondstof kan worden en niet ge- woon de verbrandingsoven in gaat

Duurzame Bouwvrouw Iedereen kan een powervrouw in de bouw, die duurzaamheid succesvol op de kaart zet, voor- dragen voor de verkiezing Duurzame Bouw- vrouw 2014. Een jury, onder voorzitterschap van voormalig milieuminister Jacqueline Cra- mer, bepaalt op 17 april welke krachtige vrou- wen in aanmerking komen voor de award. Vanaf 18 april kan iedereen via de website ‘www.duurzamebouwvrouw.nl’ een stem uit- brengen op één van de genomineerden. Houtstook en gezondheid Zo’n 10 procent van de Nederlanders onder- vindt overlast door houtstook van hun buren. Om de problemen aan te pakken vindt op vrijdag 23 mei het congres ‘Houtstook en ge- zondheid: problemen voorkomen’ plaats. Ini- tiatiefnemers zijn de VVM, netwerk van mi- lieuprofessionals, RIVM, het Longfonds, de Stichting Haard en Rookkanaal en de vereni- ging Partners voor Gezond Leefmilieu (PGL). Informatie: www.vvm.info. Nationaal Windenergie Congres Zeker na het afsluiten van het Energieakkoord staat windenergie volop in de belangstelling. Dit maakt het Nationaal Windenergie Con- gres op 15 en 16 mei extra actueel.

Foto: Michiel Wijnbergh

Nu wordt jaarlijks zo’n 10 miljoen ton afval ver- brand of gestort. Mansveld wil dat in tien jaar te- rugbrengen tot 5 miljoen ton. Mansveld: “Afval is waardevol. Weggooien is geen optie meer. Afval is grondstof voor een nieuw product.” De staats- secretaris heeft daar een speciaal programma voor opgesteld: Van Afval Naar Grondstof (VANG). Via VANG wil zij bijvoorbeeld ondernemende kop- lopers ondersteunen, de afvalberg verkleinen en een slimme productie van goederen stimuleren zodat deze na gebruik gemakkelijk kunnen wor- den ontmanteld en hergebruikt. Op die manier wil Mansveld toewerken naar een minimaal gebruik van grondstoffen. Samenwerking met bedrijfsle- ven en gemeenten staat daarbij voorop.

1

milieu

compact

Milieuvergunning rundvee- en varkenshouderij met hondenfokkerij en ammoniakemissie 13 Raad van State vernietigt milieuvergunningen Enci Maastricht 14

InHOUd

BEdrijf Essent en HIER klimaatbureau bundelen krachten 3 Supermarkten in actie tegen voedselverspilling 3 Meer waarde uit minder afval 3 PaperlinX en SITA sluiten overeenkomst voor afvalverwerking 3 Oplossing tegen voedselverspilling 4

HANdHAViNG Kwaliteitsslag voor milieuvergunningen 14

duurzAME ONtWikkELiNG Windunie weer duurzaamste energiebedrijf 15

Groene economische groei in Nederland (Green Deal) 15 Minder plastic tasjes door beprijzing en bewustwording 16 Maatschappelijke organisaties lanceren overstapcampagne 17 Oprichten lokale energiecoöperaties populair 17 Nieuw bij SDE+: haalbaarheidsstudie17 SER-voorzitter vindt sneller verduurzamen onverstandig18 Rotterdam opent Marktplaats Energie-Efficiency 18 EurOpESE uNiE Commissie start raadpleging over allergene geurstoffen 18 Raadpleging over EU-aanpak van illegale handel in wilde dieren en planten 19 Generation Awake zegt stop met afval verspillen 19 Agenda voor de steden van morgen 19 puBLiCAtiES Bodemkwaliteit meten met nieuwe instrument 20 Isolatie woningen leidt tot halvering CO2-uitstoot huishoudens in 2050 20 Brandstofmix elektriciteitsbedrijven in beeld 21 iNtErNEt Maximale besparing op stroom per apparaat 21 ‘Recyclemanager’ vergemakkelijkt afval scheiden 21 BEriCHtEN Meer aandacht nodig voor gewasbeschermingsmiddelen in de leefomgeving 21 RIVM onderzoekt positieve effecten van ‘groen’ in stad 22 Online winkelen funest voor milieu 22

OVErHEid Inleveren elektronisch afval makkelijker 4

Nucleaire kennis en toezicht samen in nieuwe autoriteit 4 Nationaal Energiebespaarfonds helpt huiseigenaren op weg 5 Nieuwe scheidingsinstallatie zeeft kunststof uit het vuilnis 5 Nederland wil ambitieus Europees klimaatbeleid 5 GrENSOVErSCHrijdENdE prOjECtEN Nederland, Duitsland en Denemarken maken afspraken over Waddenzee 6 WEt EN rEGELGEViNG Gevoelige bedrijfsinformatie mag niet openbaar worden 7 Midterm review 2013 Bodemconvenant 7 Besluit grote inrichtingen milieubeheer BES 8 rECHtSprAAk Bevoegdheid tot gedeeltelijk intrekken omgevingsvergunning 8 Belanghebbenden bij sanering bodemverontreiniging 9 Milieueffectrapport voor inrichting voor houden gespeende biggen 9 Afwijzing verzoeken om schadevergoeding vanwege Betuweroute 10 Instemming met toepassing rekenmethodiek externe veiligheid 10 Belanghebbendheid vereniging bij bestemmingsplan en relativiteitsvereiste 11 Weigering Nbw-vergunning t.b.v. verplaatsing benzinestation 11 Bestemmingsplan en landschappelijke inpassing tracébesluit 12 Bestemmingsplan en evidente privaatrechtelijke belemmering 12 Omgevingsvergunning voor verandering veehouderij en ligging bebouwde kom 13

Natuurorganisaties breiden samenwerking uit 22 Gemeenten kiezen massaal voor Wecycle 22

redactieadres DG Communicatie Postbus 158 1600 AD Enkhuizen 0228-326068 graafcom@wxs.nl www.dgcommunicatie.nl www.milieucompact.nl

Abonnementen Als abonnee (€ 549,- p.j) ontvangt u: • iedere twee weken 24 pagina’s actueel milieunieuws • toegang tot online-archief met geavanceerde zoekfuncties • maandelijks overzicht van voortgang nationale wetgeving • ieder kwartaal overzicht van voortgang Europese wetgeving

jan de Graaf DG Communicatie

robert donkers Coördinator Stedelijk Milieubeleid Directoraat-Generaal Milieu Europese Commissie, Brussel

Louise van den Broek DG Communicatie

thieu korten Special advisor Dutch Employers Coorperation Programma (DECP)

MilieuCompact verschijnt 23 maal per jaar. Abonnementen kunnen op elk gewenst tijdstip ingaan en lopen automatisch door, indien zij niet twee maanden voor het ver- strijken van de abonnementstermijn schriftelijk zijn opgezegd. Hoewel uiterste zorg is besteed aan de inhoud van Milieu Compact, aanvaardt de uitgever noch de redactie enige aansprakelijkheid voor onvolledigheid of onjuistheid of voor gevolgen daarvan. Verveelvoudigen en openbaarmaking van Milieu Compact is slechts toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. ISSN 1385-6464.

jan van den Broek Senior adviseur Omgevingsrecht

john zigenhorn Jurist Stichting Advisering Bestuurs- rechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening

2

milieu

compact

het streven naar schaal, internationalisering en efficiency kan bijdragen aan kostenefficiënte ver- werking van een wereldwijd groeiende afvalberg. Keerzijde is echter dat een dergelijk toekomst- scenario (Big waste) met een eenzijdige focus op volume en prijs ten koste kan gaan van investe- ringen in recycling en afvalpreventie. Het uitblij- ven van vernieuwing en verduurzaming in afval- verwerking kan op termijn resulteren in hogere externe (milieu)kosten en een toenemend tekort aan grondstoffen. In een alternatief scenario (Small waste) laat ING Economisch Bureau zien dat wanneer maat- schappij en sector kiezen voor verduurzaming, zelfvoorziening en afvalpreventie, er nieuwe mo- gelijkheden ontstaan om juist meer waarde te cre- eren uit minder afval. Daarbij ligt de nadruk op het leveren van kennis en advies omtrent recycling en afvalpreventie en het managen van afvalstro- men en daaruit voortkomende grondstoffen. Dit vraagt echter wel om een grote omslag in den- ken en vereist investeringen in hoogwaardige en veelal meer kleinschalige verwerking van afval. Beide toekomstscenario’s kennen hun voor- en nadelen. Voor de afvalsector is het zaak om een balans te vinden tussen groot en klein. Partnerships, waarbij grotere partijen met com- merciële slagkracht de samenwerking aangaan met kleine innovatieve spelers, kunnen de twee werelden verbinden en de kansen vergroten om meer waarde uit minder afval te genereren. Persbericht ING Economisch Bureau, 14-02-2014 paperlinX en SitA sluiten overeenkomst voor afvalverwerking PaperlinX - een internationale groothandel in papier, enveloppen, sign -en packaging-pro- ducten - gaat in zee met SITA voor de inzame- ling en verwerking van haar afvalstromen. SITA is in de komende drie jaar verantwoordelijk voor het totaalpakket aan afvalstromen - pa- pier, folie, gevaarlijk afval, hout en bedrijfsaf- val - bij de locaties van PaperlinX in Diemen, Zutphen, Wormerveer en Zwijndrecht. Boven- dien gaat zij dit afval zoveel mogelijk geschikt maken voor hergebruik. PaperlinX koos voor SITA vanwege haar integrale aanpak waar- door duurzaamheid door optimale afvalschei- ding en kostenbesparing hand in hand gaan. Persbericht Sita, 14-02-2014

BedRIjf

Essent en HiEr klimaatbureau bundelen krachten Essent en het HIER klimaatbureau verlengen hun samenwerking met drie jaar. Beide partijen willen consumenten helpen energiebewuste keuzes te maken en bundelen daarvoor opnieuw de krachten. Om consumenten inzicht te geven in welke huishou- delijke apparaten bepalend zijn voor het stroomver- bruik, ontwikkelde HIER de tool ‘HIER checkt: jouw stroomrekening’. “HIER kan Essent helpen om be- staande, duurzame producten en diensten te ver- beteren en nieuwe energieoplossingen te ontwik- kelen”, zegt Erwin van Laethem, CEO van Essent. “We vinden onze samenwerking van grote waarde voor een groener Nederland.” Lodewijk de Waal, voorzitter van het HIER klimaat- bureau: “HIER wil heel Nederland betrekken bij de oplossing van het klimaatprobleem. Essent is de grootste producent van groene stroom in Nederland en het enige grote energiebedrijf dat zich tot nu toe voor alle groene stroomproducten voor consu- menten houdt aan de norm van HIER dat het voor meer dan 80 procent in Nederland is opgewekt.” Persbericht Essent, 31-01-2014 Supermarkten in actie tegen voedselverspilling Alle supermarkten in Nederland, vertegenwoordigd in het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), hebben afgesproken in 2014 minimaal twee consumentenacties in te zetten om consumenten bewuster te maken van voedselverspilling. Voor- beelden van mogelijke acties zijn het verstrekken van de bewaarwijzer van het Voedingscentrum, het geven van meer uitleg over houdbaarheids- data en het geven van bewaartips en recepten voor het koken met kliekjes in de consumenten- magazines. Deze activiteiten zullen gedurende het hele jaar worden uitgevoerd en vermeld worden op de gezamenlijke website www.passievoorfood.nl Persbericht CBL, 12-02-2014 Meer waarde uit minder afval Uit onderzoek naar de toekomst van de afval- sector door ING Economisch Bureau blijkt dat

3

milieu

compact

Oplossing tegen voedselverspilling De hedendaagse consument stelt steeds hogere eisen aan de kwaliteit én versheid van producten. Men is eerder geneigd voedsel weg te gooien als het daar niet helemaal meer aan voldoet. Siemens introduceert vacuumTechnology, een innovatieve methode om voedsel significant langer te bewa- ren. Het nieuwe koelsysteem combineert een lage bewaartemperatuur van bijna 0°C met een sterke reductie van het zuurstofgehalte en het op peil houden van de luchtvochtigheid, waardoor etens- waren, zelfs bereide maaltijden tot vijf keer langer vers blijven. De nieuwste koel-vriesoplossing biedt drie verschil- lende bewaarzones: een conventionele koeling in het bovenste gedeelte, viersterren vriezer en ijs- maker onderin en een vitaFresh-zone in het mid- den. De vitaFresh-zone is opgedeeld in twee laden, beide met een temperatuur tegen 0°C. De bovenste lade heeft een automatische luchtvochtigheidsre- geling en is daarmee ideaal voor producten die tot driemaal langer goed blijven bij een hoge luchtvoch- tigheid zoals groente, fruit en salades. Onder deze lade zit de vacuümlade, die met een speciale hand- greep hermetisch afgesloten kan worden. Wanneer men op een knop drukt, wordt de lucht uit deze lade gezogen. De luchtdruk neemt met 300 millibar af waardoor producten tot vijfmaal langer vers blijven. Het is daardoor uitermate geschikt voor levensmid- delen die snel bederven, zoals vis of rauw vlees, maar ook voor reeds bereide maaltijden. VacuumTechnologie remt de bacteriegroei en vita- mines en voedingsstoffen blijven langer behouden. Niet alleen het reduceren van de luchtdruk helpt; het op peil houden van het vochtpercentage draagt ook bij aan het langer vershouden van etenswaren. Persbericht Siemens, 11-02-2014

in de plaats een nieuwe kopen. Dit wordt mogelijk gemaakt door de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, die op 14 februari 2014 in werking is getreden. De Regeling draagt hiermee bij aan de doelstelling van staatssecre- taris Mansveld (Infrastructuur en Milieu) om de hoeveelheid afval die wordt gestort en verbrand te halveren en meer te recyclen. Winkels met een verkoopoppervlakte voor elektro- nische apparatuur van meer dan 400 m2 zijn voort- aan verplicht om een inzamelpunt voor klein afge- dankt elektrisch of elektronisch afval te hebben. Mansveld: “Bij dit punt kunnen consumenten hun kapotte of oude elektrische spullen achterlaten. Dit voorkomt dat producten als elektrische tanden- borstels, broodroosters en waterkokers in de prul- lenbak belanden, terwijl onderdelen nog gebruikt kunnen worden.” Producenten en importeurs zijn (mede)verant- woordelijk voor de inzameling en verwerking van de producten die zij op de markt brengen, op het moment dat die afgedankt worden. Met de nieuwe regeling wordt stapsgewijs de hoeveelheid ingeza- melde apparatuur die zij jaarlijks moeten innemen verhoogd: van nu 4 kilo per Nederlander, naar 12 kilo in 2016, naar uiteindelijk 17 kilo per Nederlan- der in 2019. Om te voorkomen dat afval onterecht als tweede- hands apparatuur wordt gelabeld en geëxporteerd moeten exporteurs deze testen om te kijken of het werkt. Ook moeten zij hierover documenten kun- nen overleggen. Hiermee wordt de kans op illegale dump buiten Europa van elektrisch en elektronisch afval voorkomen. De nieuwe regeling zorgt er ook voor dat in Ne- derland (en in de landen waarnaar dit afval wordt geëxporteerd), de verwerkers van ingezameld elektrisch en elektronisch afval aan minimum kwaliteitseisen zullen moeten voldoen. Dit zorgt ervoor dat nog meer waardevolle grondstof- fen herwonnen en hergebruikt kunnen worden. Persbericht IenM, 13-2-2014 Nucleaire kennis en toezicht samen in nieuwe autoriteit De expertise op het gebied van nucleaire veilig- heid gaat samen verder in de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). De

OveRHeId

inleveren elektronisch afval makkelijker Er komen meer inleverpunten voor kapotte elek- tronische apparaten. Ook kunnen consumenten nu een apparaat inleveren zonder dat ze daarvoor

4

milieu

compact

Nieuwe scheidingsinstallatie zeeft kunststof uit het vuilnis Staatssecretaris Wilma Mansveld opende maandag 10 februari een nieuwe installatie die bruikbaar kunst- stof uit afval haalt. Dat kunststof wordt niet langer weggegooid, maar kan worden gebruikt als grondstof voor nieuw kunststof. De installatie is ontwikkeld door Attero in Wijster, één van de grootste afvalverwer- kers van ons land. Nu wordt jaarlijks zo’n 10 miljoen ton afval verbrand of gestort. Mansveld wil dat in tien jaar terugbrengen tot 5 miljoen ton. Mansveld: “Afval is waardevol. Weggooien is geen optie meer. Afval is grondstof voor een nieuw product.” De staatssecreta- ris heeft daar een speciaal programma voor opgesteld: Van Afval Naar Grondstof (VANG). Via VANG wil zij bijvoorbeeld ondernemende koplopers ondersteunen, de afvalberg verkleinen en een slimme productie van goederen stimuleren zodat deze na gebruik gemak- kelijk kunnen worden ontmanteld en hergebruikt. Op die manier wil Mansveld toewerken naar een mini- maal gebruik van grondstoffen. Samenwerking met bedrijfsleven en gemeenten staat daarbij voorop. Rijksoverheid.nl, 11-02-2014 Nederland wil ambitieus Europees klimaatbe- leid De Europese Unie moet nog dit jaar de ambitie uit- spreken de broeikasgasuitstoot in 2030 met mini- maal 40 procent te verminderen. Dat is goed voor het milieu en geeft een impuls aan de internatio- nale onderhandelingen over een nieuw mondiaal klimaatakkoord: de opvolger van het Kyotoprotocol. Het kabinet reageert hiermee op het voorstel van de Europese Commissie over het klimaat- en energie- beleid voor de periode 2020-2030. De kabinetsre- actie is door staatssecretaris Mansveld (IenM) naar de Tweede Kamer gestuurd mede namens minister Kamp (EZ). Het kabinet vindt het positief dat de Commissie het verminderen van de CO2-uitstoot centraal wil stellen in het Europese klimaat- en energiebeleid. Andere voorgestelde doelen, zoals een percentage duur- zaam opgewekte energie, zijn volgens Nederland minder hard nodig indien het CO2-reductiedoel hoog genoeg is. De voorgestelde CO2-vermindering van 40 procent is dan ook een ‘ondergrens’ om te zorgen dat in 2050 de broeikasgasuitstoot met 80-95 pro- cent lager is dan in 1990. Dit is wereldwijd afgespro- ken om te voorkomen dat de aarde deze eeuw meer dan 2 graden Celsius opwarmt.

ministerraad heeft daarmee ingestemd op een voorstel van minister Kamp (EZ). Ook de activi- teiten van Rijksdienst voor Ondernemend Neder- land op het gebied van stralingsbescherming gaan naar de ANVS. De nieuwe organisatie treedt naar verwachting eind 2014 in werking. Met de vorming hiervan wordt de beschikbare expertise en ervaring optimaal benut. De ANVS valt straks als zelfstan- dig bestuursorgaan onder de verantwoordelijkheid van de minister van Infrastructuur en Milieu. Tot nu toe is de kennis over en het toezicht op de nucleaire sector verspreid over meerdere minis- teries en uitvoerende diensten. Met de oprichting van de ANVS worden alle 150 medewerkers on- dergebracht in één onafhankelijke organisatie die voldoet aan internationale richtlijnen, onder meer van het internationale atoomenergieagentschap. De nieuwe autoriteit gaat zich bezighouden met ontwikkeling van wet- en regelgeving, veilig- heidseisen, vergunningsverlening, toezicht en voorlichting. De ANVS wordt medeverantwoor- delijk voor de voorbereiding op mogelijke in- cidenten waar straling zou kunnen vrijkomen. rvo.nl Nationaal Energiebespaarfonds helpt huisei- genaren op weg Minister Blok heeft het Nationaal Energiebespaar- fonds gepresenteerd. Huiseigenaren kunnen een beroep op het fonds doen om hun woning ener- giezuinig te maken. In totaal is 300 miljoen euro beschikbaar, 70 miljoen is afkomstig van de over- heid. Rabobank en ASN Bank hebben de overige 230 miljoen euro ingelegd. Particuliere huiseige- naren kunnen tegen gunstige voorwaarden een lening afsluiten om energiebesparende maatre- gelen te nemen. Zij kunnen maximaal 25 duizend euro lenen. De eerste aanvragen zijn inmiddels binnen, vertelt Blok op de VSK. ‘Erg gunstig al- lemaal omdat de investeringen ook nog eens fis- caal aftrekbaar zijn.’ Blok kondigde tegelijkertijd aan dat hij met de VNG is overeengekomen dat in elke gemeente het zogenaamde Energieloket komt. “Dit energie- loket wijst burgers op subsidiemogelijkheden, op de Energiebespaarlening en brengt ze in contact met lokale installateurs. In die zin ondersteunen we als overheid de installateur”, aldus de minister. ANP, 6-2-2014

5

milieu

compact

Een belangrijk instrument in het Europese klimaat- beleid is het ETS-handelssysteem voor emissierech- ten. Daarin betalen bedrijven voor het recht om CO2 te mogen uitstoten. Het kabinet ziet goede elemen- ten in het Commissievoorstel om dit systeem te ver- sterken, zoals het plan het emissieplafond jaarlijks te verlagen met 2,2 procent in plaats van de huidige 1,74 procent. De uitwerking van het plan voor een zogeheten stabiliteitsreserve in het ETS ziet het kabi- net met belangstelling tegemoet. Daarmee wordt het overaanbod aan emissierechten automatisch buiten de markt gehouden totdat er weer schaarste op de markt is. Als de prijs voor de ETS-rechten hoog ge- noeg is, is dat voor bedrijven een prikkel om te inves- teren in het beperken van hun uitstoot. Het kabinet is positief over de 27 procent doelstelling voor opwekking van duurzame energie voor Europa als geheel. Nederland draagt hieraan al bij via de afspraak in het Energieakkoord: 16 procent van de energie moet in 2023 duurzaam zijn. Voor de jaren daarna bekijken kabinet en andere betrokken partij- en hoe Nederland dit aandeel verder kan verhogen. Een Europees doel biedt een grotere mate van vrij- heid aan lidstaten om rekening te houden met speci- fieke omstandigheden. Tegelijkertijd is het een posi- tief signaal voor mensen en bedrijven die investeren in duurzame energie, zoals het Energieakkoord wil stimuleren. Kabinet en Commissie vinden energiebesparing een belangrijke pijler van het klimaat- en energie- beleid. Bovendien levert energiebesparing banen op en hoeft er minder energie te worden geïm- porteerd. Om in te kunnen schatten wat het voor- stel van de Commissie voor Nederland betekent, vraagt het kabinet aan het Planbureau voor de Leefomgeving en Energieonderzoek Centrum Ne- derland om de effecten ervan in kaart te brengen Persbericht EZ, 7-2-2014 gRens OveRscHRIjdende PROjecTen Nederland, duitsland en denemarken maken af- spraken over Waddenzee Staatssecretaris Dijksma (EZ) heeft met Dene- marken en Duitsland een Ministeriële Verklaring

ondertekend tijdens de trilaterale regeringsconfe- rentie over de Waddenzee in Denemarken. Voor Nederland staat de verklaring in het teken van de balans tussen economie en ecologie. De drie lan- den zijn het erover eens dat de beroepsvissers in de internationale Waddenzee te maken moeten hebben met dezelfde voorwaarden voor natuurbe- scherming en visserij. Dit betekent dat de beoorde- ling hoe, waar en wanneer er gevist mag worden tijdens de periode van het Nederlandse voorzitter- schap gelijk worden getrokken, zodat er voor de vissers een gelijk speelveld ontstaat. Een andere afspraak is dat het aantal havens met LNG-instal- laties rond de Waddenzee wordt uitgebreid. LNG is een gas dat goed gebruikt kan worden als schone- re brandstof voor de scheepvaart. Hierdoor wordt de belasting voor de natuur een stuk minder. Daar- naast is er een oproep gedaan voor meer ‘groene’ Waddenzeehavens. Dit zijn havens die zorgen dat er zo min mogelijk vervuiling in de Waddenzee te- recht komt. Er zijn nu al havens die een speciaal groen label hebben zoals Groningen Seaports. En dat zouden er meer moeten worden. De drielanden hebben eveneens afspraken ge- maakt om het duurzaam toerisme rondom het Waddengebied te bevorderen. Alleen al in Neder- land overnachten jaarlijks 12 miljoen toeristen in de Waddenregio. Een kleine 20 partijen – waaronder ANWB, Waddenprovincies, gemeenten en natuur- organisaties – gaan het Werelderfgoed Wadden- zee promoten als vakantiebestemming. Daarnaast is het van belang in te zetten op milieuvriendelijk openbaar vervoer om de toeristenstroom te re- gelen. Verder zijn er plannen thematische routes op te zetten voor fietsers en wandelaars langs de Waddenzee. Het Waddengebied is tot slot een essentiële tus- senstop voor de 12 miljoen trekvogels die heen en weer vliegen van de Arctische gebieden naar (West) Afrika. Bescherming heeft alleen zin als er wordt samengewerkt met (West)Afrika. Er zijn afspraken gemaakt over onder andere ge- gevensuitwisseling van deze vogels. Goede ge- gevens leidt tot effectievere besteding van het geld voor de bescherming van de trekvogels. De focus ligt vooral op West-Afrika omdat daar de meeste Waddenzeevogels overwinteren. Persbericht EZ, 5-2-2014

6

milieu

compact

de mindere economische tijden staat de afrondings- termijn wel onder druk. Er zijn nauwelijks ontwikke- lingen waarop een bodemsanering kan meeliften. Daarom wordt er een uiterste inspanning geleverd om alle locaties waar sprake is van spoed tenmin- ste te beheersen, zoals is afgesproken. Omdat veel locaties in handen zijn van bedrijven is een verder- gaande samenwerking met bedrijfsleven nodig. De kosten van de aanpak worden gedragen door het Rijk, andere overheden en het bedrijfsleven. Voor de spoedlocaties waar (ook) humane risico’s aanwezig zijn, is de schatting van de bevoegde overheden dat deze na juli 2013 in totaal nog 298 miljoen euro gaan kosten (206 miljoen euro voor bedrijfsleven en 92 miljoen euro voor de overheden). Op basis van de opgave door de andere overhe- den zijn de totale kosten van de totale spoedopgave ecologie en verspreiding geschat op ca. 1,45 mil- jard euro. Dit bedrag kent nog veel onzekerheden. Omdat 80 procent van dit bedrag wordt gevormd door 20 procent van de gevallen vindt nog nader onderzoek plaats naar de kosten van deze grote gevallen. Zo’n 660 miljoen euro is al voorzien in di- verse programma’s van overheid en bedrijfsleven (bijvoorbeeld in de gasfabriekenregelingen). Daar- mee resteert nog circa 783 miljoen euro. Ongeveer 343 miljoen euro zal hiervan door de overheid moe- ten worden opgebracht. Naast deze kosten zijn nog middelen nodig voor zaken als nazorg, apparaats- kosten en bodemontwikkelingsgeld. Alle genoemde bedragen zijn indicatief en op basis van de opgave van de bevoegde overheden. Naar de onderbou- wing van deze bedragen wordt nog nader onder- zoek verricht. Het huidige convenant met de andere overheden loopt in 2015 af. Samen met de andere overheden en het bedrijfsleven onderzoekt staatssecretaris Mansveld de wenselijkheid voor nieuwe afspraken. Omdat het veel bedrijfslocaties zijn zal het bedrijfs- leven hierbij worden betrokken. Inzet van de nieuwe afspraken is om de transitie van bodembeleid ver- der vorm te geven. Na het afronden van de sanering van de spoedlocaties kan worden overgegaan naar een beheersfase waarin zorgen voor de bodem- kwaliteit een integraal onderdeel van het ruimtelijk beleid wordt. Daarnaast zullen afspraken worden gemaakt over de nazorg van locaties en over delen van kennis en informatie.

WeT en RegeLgevIng

Gevoelige bedrijfsinformatie mag niet openbaar worden VNO-NCW en MKB-Nederland roepen de Tweede Kamer op om niet akkoord te gaan met het initiatief- wetsvoorstel Wet open overheid. Een nieuwe wet is onnodig en duur, vinden de ondernemingsorganisa- ties. Bovendien wordt daarmee de geheimhouding van gevoelige bedrijfsinformatie op het spel gezet. Bedrijven moeten erop kunnen vertrouwen dat ge- voelige informatie die zij aan de overheid verstrek- ken, niet in de openbaarheid komt. Als dat wel ge- beurt, kunnen bedrijven er voortaan vanaf zien om die informatie te delen. Het gaat bijvoorbeeld om informatie over energiegebruik en de veiligheid van ict-systemen. De bestaande Wet openbaarheid van bestuur (WOB) zou op dit punt juist versterkt moeten worden. De ondernemingsorganisaties zijn daarnaast te- gen de gedachte in het initiatiefwetsvoorstel om de dwangsom bij niet tijdig beslissen door de overheid in te trekken. Zo kan volgens de indieners Groen- Links en D66 worden voorkomen dat burgers een informatieverzoek doen om geld te verdienen aan de verwachte overschrijding van de beslistermijn. VNO- NCW en MKB-Nederland vinden de dwangsom ech- ter belangrijk als stok achter de deur voor overheids- instanties. Misbruik van informatieverzoeken kan ook op een andere manier worden aangepakt. Het kan harder worden bestraft, een verzoek kan niet in behandeling worden genomen, of de beslistermijn kan worden verlengd. Ook dat kan geregeld worden in de WOB VNO-NCW, 28-01-2014 Midterm review 2013 Bodemconvenant In 2009 hebben Rijk, provincies (IPO), gemeenten (VNG) en waterschappen (UvW) het convenant bodemontwikkelingsbeleid afgesloten. Het conve- nant heeft betrekking op de periode 2010 tot en met 2015. Conform de bepalingen heeft het uitvoerings- programma van het bodemconvenant een midterm review opgesteld. Hieruit blijkt dat de uitvoering van het convenant in het algemeen goed verloopt. Door

Er zijn de afgelopen jaren diverse aanpassingen

7

milieu

compact

gedaan op de bestaande Wet bodembescher- ming. De vernieuwing bodembeleid vereist ook nieuwe wetgeving. Deze zal onderdeel uitmaken van de Omgevingswet. Mijn streven is de nieuwe bodemregelgeving tegelijkertijd met de inwerking- treding van de Omgevingswet in te laten gaan. Tweede Kamer, 30 januari 2014, nummer 30 015-48 Besluit grote inrichtingen milieubeheer BES Op 1 juli 2014 moet het Besluit houdende regels met betrekking tot de vergunningverlening, het toe- zicht daarop en de handhaving daarvan voor be- paalde categorieën grote inrichtingen op Bonaire, St. Eustatius en Saba (Besluit grote inrichtingen milieubeheer BES) in werking treden. Kern van dit besluit is de verschuiving van de bevoegdheid voor vergunningverlening en handhaving voor een be- perkt aantal specifieke inrichtingen (olie-industrie) van het eilandbestuur naar de Minister van Infra- structuur en Milieu. Op grond van de Wet VROM BES kan de Minister van IenM verantwoordelijkheid nemen met betrekking tot de vergunningverlening, toezicht en handhaving. Dit besluit regelt: • een vergunningplicht voor inrichtingen (op basis van hoofdstuk 5 van de Wet VROM BES) die zich richten op het opslaan of overslaan van aardolie, aardolieproducten of koolwaterstoffen; • de eisen waar een aanvraag om een vergun- ning (op basis van artikel 5.9 van de Wet VROM BES) aan moet voldoen; • de aanwijzing van MER-plichtige activiteiten, be- sluiten en plannen (op basis van artikel 7.1 van de Wet VROM BES) voor zover die betrekking hebben op de aangewezen inrichtingen; • regels voor het wijzigen van een (al dan niet vergunningplichtige) inrichting waarbij deze wijziging meldingsplichtig dan wel vergunning- plichtig kan zijn (op basis van artikel 5.25 van de Wet VROM BES). Het besluit richt zich tot degene die een inrichting drijft. Een inrichting is “elke door de mens bedrijfs- matig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht”. Er is sprake van een inrichting in de zin van de wet wanneer aan twee eisen is voldaan: 1. De activiteit moet worden gedekt door de begrip- somschrijving van ‘inrichting’;

2. De activiteit moet zijn aangewezen bij of krach- tens algemene maatregel van bestuur, wat is gebeurd in dit besluit. Tweede Kamer, 30 januari 2014, 32 473-19

RecHTsPRAAk

Bevoegdheid tot gedeeltelijk intrekken omge- vingsvergunning Bij besluit van 7 februari 2012 heeft het college van BenW van Nijmegen de bij besluit van 22 september 2008 aan Toorank op grond van de Wet milieubeheer verleende vergunning voor het produceren, distilleren en bottelen van alcohol- en niet-alcoholhoudende dranken met en zonder koolzuur alsmede de verpakking ervan, gedeelte- lijk ingetrokken. Bij uitspraak van 26 maart 2013 heeft de rechtbank het besluit van 7 februari 2012 vernietigd. De rechtbank heeft overwogen dat vast staat dat Toorank in de drie jaar voorafgaand aan de gedeeltelijke intrekking van de omgevingsver- gunning dranken heeft opgeslagen op het ter- rein van de inrichting. Dat betekent dat niet kan worden geoordeeld dat gedurende drie jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning. Naar het oordeel van de recht- bank kan deze bepaling daarom geen grondslag vormen voor de gedeeltelijke intrekking van de omgevingsvergunning. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2006 in zaak nr. 200507197/1. Volgens de rechtbank is in die uitspraak op overeenkomstige wijze geoordeeld over de gedeeltelijke intrekking van een milieuvergunning op grond van artikel 8.25, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer. Die bepaling verleende, aldus de rechtbank, een vergelijkbare intrekkingsbevoegd- heid als thans artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wabo. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat met de invoering van de Wabo de wetgeving op dit punt inhoudelijk is gewijzigd. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, volgt uit de tekst van artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wabo niet dat de bevoegdheid tot het geheel dan wel ge- deeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning slechts bestaat als in het geheel geen gebruik is gemaakt van de vergunning. Temeer gezien de

8

milieu

compact

Milieueffectrapport voor inrichting voor houden gespeende biggen Bij besluit van 3 juli 2012 heeft het college van BenW van Oirschot een revisievergunning als be- doeld in artikel 8.4 van de Wet milieubeheer ver- leend voor een inrichting voor het houden van gespeende biggen. Blijkens het bestreden besluit heeft het college, naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van 15 oktober 2009, aan de hand van de criteria vermeld in bijlage III van de richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten beoor- deeld of een milieueffectrapportage noodzakelijk is. Het college komt tot de conclusie dat zich geen zo- danig belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zullen voordoen, dat een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Voor de woning van appellant sub 3, een voormalige bedrijfswoning bij een veehou- derij, geldt op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet geurhinder en veehouderij een afstands- norm van 50 meter. Aan deze afstandsnorm wordt voldaan. Niet in geschil is dat de gevraagde veran- dering van de inrichting leidt tot een toename van de cumulatieve geurbelasting bij de woning. Die toename blijkt ook uit de tot het bestreden besluit behorende tekeningen van bijlage 2 bij de aanmel- dingsnotitie van 3 december 2011, waarin de cumu- latieve geurbelasting van de omgeving voor en na de gevraagde verandering is weergegeven. Appel- lant sub 3 heeft niet aannemelijk gemaakt dat de beoordeling van het college in zoverre onvolledig is geweest. Het betoog van appellant sub 5, dat het college de geurbelasting van de bij de veehouderij aan de locatie 3 aanwezige voorzieningen voor Bed and Breakfast en huisvesting van seizoenarbeiders niet bij zijn beoordeling heeft betrokken, slaagt niet. Deze voorzieningen moeten volgens het college worden aangemerkt als geurgevoelige objecten, maar omdat zij juridisch planologisch deel uitmaken van de nog in werking zijnde veehouderij, geldt hier- voor de afstandsnorm van artikel 3, tweede lid, van de Wet geurhinder en veehouderij. Aan die norm wordt voldaan. Uit bijlage 2 bij de aanmeldingsno- titie blijkt voorts dat de cumulatieve geurbelasting bij de voorzieningen enigszins toeneemt. Appellant sub 5, heeft niet aannemelijk gemaakt dat het col- lege bij zijn beoordeling of een milieueffectrapport nodig is, geen rekening heeft gehouden met deze geurbelasting. Bij zijn beoordeling of een milieuef- fectrapport moet worden gemaakt, heeft het college rekening gehouden met in de omgeving gelegen Natura 2000-gebieden. Appellant sub 4 heeft niet

woorden ‘voor zover’ in de tekst van artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder a, die erop duiden dat de bevoegdheid tot intrekken ook bestaat wanneer van een deel van de vergunning gedurende drie jaar geen gebruik is gemaakt. Vaststaat dat het stoken van whisky gedurende drie jaar niet bin- nen de inrichting heeft plaatsgevonden. Het col- lege was dan ook bevoegd om de vergunning met toepassing van artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder a, voor wat betreft het stoken van whisky in te trekken. De rechtbank heeft dit niet onderkend. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 24-12-2013, nr. 201304161/1/A4 Belanghebbenden bij sanering bodemveront- reiniging Bij besluit van 27 februari 2013 heeft het college van GS van Noord-Holland vastgesteld dat zich op de locatie Amsteleiland 1 - 4 te Amstelveen een geval van ernstige bodemverontreiniging voordoet, waar- van spoedige sanering voor het huidige gebruik niet noodzakelijk is, maar voor het toekomstige gebruik wel. Tevens heeft het college bij het besluit van 27 februari 2013 ingestemd met het voor de betrokken locatie ingediende saneringsplan. Het beroep van appellanten sub 2 tegen het bestreden besluit ziet uitsluitend op de instemming met het saneringsplan. Wanneer op grond van de Wet bodembescherming een besluit tot instemming met een saneringsplan wordt genomen, zijn onder meer de eigenaren en bewoners van percelen waarop gevolgen kunnen worden ondervonden van de bodemverontreiniging waarop de sanering betrekking heeft dan wel de eigenaren en bewoners van percelen waarop ge- volgen kunnen worden ondervonden van de wijze waarop zal worden gesaneerd, belanghebbenden. De te saneren locatie omvat het gehele Amste- leiland. Het perceel van appellante sub 2A en de woonboot van appellant sub 2B zijn op korte af- stand van het Amsteleiland gelegen. Gelet hierop is niet op voorhand uitgesloten dat, zoals overigens ook vermeld in het saneringsplan, zij gevolgen, zo- als geluidhinder, kunnen ondervinden van de wijze waarop zal worden gesaneerd. Reeds om die re- den is de Afdeling van oordeel dat de belangen van appellanten sub 2 rechtstreeks bij het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de instemming met het saneringsplan, zijn betrokken, zodat zij belang- hebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb zijn. Derhalve is hun beroep ontvankelijk. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 18-12-2013, nr. 201303401/1/A4

9

milieu

compact

aannemelijk gemaakt dat de conclusie van het col- lege, dat de ammoniakdepositie op deze gebieden zal afnemen, onjuist is. De in het door Royal Hasko- ning DHV opgestelde rapport van 22 augustus 2012 vermelde conclusie dat de installatie plan-m.e.r.- plichtig is vanwege de ingevolge de Nbw 1998 ver- eiste passende beoordeling, waarnaar appellant sub 5 heeft verwezen, is in dit verband voorts niet van belang. Artikel 7.2a van de Wet milieubeheer, waarin de bedoelde plan-m.e.r-plicht is opgeno- men, is niet van toepassing op een besluit tot ver- gunningverlening. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd vindt de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat, hoewel de geur- en fijn stofemissie, alsmede de cumulatieve geurbelasting toenemen, vanwege de inrichting niet zodanige milieueffecten te verwachten zijn dat een milieueffectrapport diende te worden opgesteld. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 18-12-2013, nr. 201207838/1/A4 Afwijzing verzoeken om schadevergoeding vanwege Betuweroute Bij afzonderlijke besluiten van 25 november 2010 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu ver- zoeken van appellant en anderen om vergoeding van schade afgewezen. Bij afzonderlijke besluiten van 11 juli 2011 heeft de minister de gemaakte be- zwaren ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 18 oktober 2012 heeft de rechtbank die besluiten ver- nietigd. Niet in geschil is dat de door appellant en anderen gestelde schade niet een gevolg is van uit het Havenspoorlijnproject voortvloeiende besluiten van bestuursorganen anders dan de planologische maatregelen die voortvloeien uit de Planbeschrij- ving Havenspoorlijn en/of rechtmatige uitvoerings- handelingen, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Regeling. Derhalve dienen de verzoeken om vergoeding van schade in beginsel te worden behandeld als verzoeken om vergoeding van pla- nologische schade, waarbij de maatstaven voor vergoeding van planschade van overeenkomstige toepassing zijn. Dat betekent dat de minister bij het vaststellen van een eventuele schadevergoeding niet een drempel of korting wegens het normale maatschappelijke risico mag hanteren. In het kader van het onderzoek of de planologische maatrege- len, bedoeld in artikel 1, aanhef en onder j, van de Regeling, voor appellant en anderen leiden tot een planologische verslechtering die schade tot gevolg heeft, dient ten aanzien van de gestelde geluids-

overlast van het spoorverkeer op de Calandbrug een vergelijking te worden gemaakt tussen de maximale geluidsbelasting onder de oude situatie, waarbij rekening dient te worden gehouden met de onder de oude situatie bestaande planologische beperkingen voor de omvang van het goederen- verkeer op de havenspoorlijn, en de maximale ge- luidsbelasting onder de nieuwe situatie. De feitelijke geluidsbelasting is derhalve niet van belang. De minister dient bij de beoordeling van de maximale gebruiksmogelijkheden van de havenspoorlijn in de oude en de nieuwe situatie op de relevante peilda- tum of peildata uit te gaan van een reële prognose van het maximaal aantal te verwachten treinbewe- gingen per spoor en per tijdseenheid en de daar- mee gemoeide geluidsbelasting op de gevels van de woningen. Aan de hand daarvan dient te wor- den onderzocht of deze geluidsbelasting zodanig is, dat het Havenspoorlijnproject, als onlosmakelijk onderdeel van de Betuweroute, tot een planologi- sche verslechtering met een daaruit voortvloeiende waardevermindering van de woningen heeft geleid. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 18-12-2013, nr. 201211096/1/A2 instemming met toepassing rekenmethodiek externe veiligheid Bij besluit van 17 december 2012 heeft de staats- secretaris van Infrastructuur en Milieu op grond van artikel 8c van de Regeling externe veiligheid inrich- tingen ingestemd met toepassing van de rekenme- thodiek RISK-NL 4.1. Bij ongedateerd besluit, ge- nomen medio maart, heeft de staatssecretaris het door het Buurtschap hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Ingevolge artikel 8c van de Revi kan de minister, indien de rekenmethodiek Bevi vanwege specifieke omstandigheden niet pas- send is, op verzoek van het bevoegd gezag besluiten dat een andere, passende rekenmethodiek mag wor- den toegepast. Artikel 8c van de Revi mag uitsluitend worden toegepast als de rekenmethodiek Bevi van- wege specifieke omstandigheden niet passend is. Bij brief van 19 juli 2012 heeft het college van BenW van Bergen op Zoom de staatssecretaris verzocht “om conform het bepaalde in artikel 8c Revi te be- sluiten dat de rekenmethodiek, die is gehanteerd in het kader van de revisievergunning voor TNO Hei- molen, mag worden toegepast.” Naar aanleiding van het verzoek heeft de staatssecretaris advies in- gewonnen bij het RIVM. Het RIVM concludeert dat RISK-NL 4.1 een passende rekenmethodiek is “voor de casus TNO Heimolen.” De staatssecretaris heeft

10

milieu

compact

vervolgens het instemmingsbesluit genomen. Het instemmingsbesluit vermeldt dat gelet op het ver- zoek, artikel 8c van de Revi, en het door het RIVM uitgebrachte advies, wordt ingestemd met het toe- passen van de rekenmethodiek RISK-NL 4.1 “voor inrichtingen voor de opslag van ontplofbare stoffen, zoals TNO Heimolen te Bergen op Zoom”. Het ver- zoek, de toepassing van artikel 8c en het advies zijn uitsluitend gericht op en beperkt tot TNO Heimolen te Bergen op Zoom. De staatssecretaris vermeldt ten slotte in de aanhef van het bestreden besluit dat een bezwaarschrift is ingediend tegen “mijn besluit van 17 december 2012 (…) tot instemming met het ge- bruik van de rekenmethode RISK-NL 4.1. (…) voor de inrichting TNO Heimolen te Bergen op Zoom”. Het bestreden besluit vermeldt voorts dat het betreft “mijn instemming met de toepassing van een andere rekenmethodiek (…) ten behoeve van de beoorde- ling van een aanvraag om een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4 van de Wet milieubeheer”. Gelet op al het bovenstaande is de Afdeling van oor- deel dat, zoals de staatssecretaris ter zitting ook te kennen heeft gegeven, de vermelding in het instem- mingsbesluit dat de instemming ziet op inrichtingen “zoals” TNO Heimolen als een kennelijke verschrij- ving moet worden aangemerkt. Het instemmingsbe- sluit betreft uitsluitend TNO Heimolen te Bergen op Zoom. De Afdeling is voorts van oordeel dat, zoals de staatssecretaris ter zitting heeft bevestigd, het instemmingsbesluit uitsluitend dient ter voorberei- ding van het door het college te nemen besluit op de aanvraag van de revisievergunning op grond van de Wet milieubeheer voor TNO Heimolen te Bergen op Zoom. Niet gesteld en ook niet gebleken is dat het Buurtschap door het instemmingsbesluit, los van het voor te bereiden besluit, rechtstreeks in zijn be- lang wordt getroffen. In het kader van het nieuw te nemen besluit door het college op de aanvraag van de revisievergunning kan immers aan de orde wor- den gesteld of terecht is ingestemd met de rekenme- thodiek RISK-NL 4.1. Het instemmingsbesluit is dan ook aan te merken als voorbereidingsbesluit in de zin van artikel 6:3 van de Awb. Het instemmingsbesluit is derhalve niet vatbaar voor bezwaar en beroep. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 18-12-2013, nr. 201304030/1/A4 Belanghebbendheid vereniging bij bestemmingsplan en relativiteitsvereiste Bij besluit van 29 oktober/1 november 2012 heeft de raad van de gemeente Westvoorne het bestem- mingsplan “[locatie] Rockanje” vastgesteld. Voor de

vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werk- zaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzon- der behartigt. De belangen die de vereniging zich blij- kens haar statuten ten doel stelt te behartigen, zijn de bescherming van de (internationaal befaamde) natuurgebieden van en in de nabijheid van Voorne en de kwaliteit van de woon- en leefomgeving van de bewoners van Voorne. Deze doelstelling is gericht op het behartigen van algemene belangen als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Het plangebied ligt binnen de territoriale begrenzing van de statu- taire doelomschrijving. Teneinde haar statutaire doel te bereiken verricht de vereniging naast het voeren van procedures ook feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Volgens de statuten geeft zij invulling aan haar statutaire doel- stelling door het verstrekken van informatie, het or- ganiseren van acties en publieke bijeenkomsten en het onderhouden van contact met overheden, pers, bedrijven en andere (rechts)personen. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de opgave van de feitelijke werkzaamheden onjuistheden bevat. Gezien het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de vereniging gelet op haar statutaire doelstelling en haar feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang in het bijzonder be- hartigt, zodat zij belanghebbende is in de zin van ar- tikel 1:2 van de Awb. Voor zover de raad een beroep doet op het relativiteitsvereiste neergelegd in artikel 8:69a van deAwb en artikel 1.9 van de Crisis- en her- stelwet, overweegt de Afdeling als volgt. Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder a, van Deel C van de op 1 januari 2013 in werking getreden Wet aanpassing bestuursprocesrecht, blijft het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wet op dit geding van toepassing. Hieruit volgt dat artikel 8:69a van de Awb niet van toepassing is. Artikel 1.9 van de Crisis- en herstelwet, zoals dat luidde ten tijde van belang, is evenmin van toepassing. Het relativiteitsvereiste kan de vereniging derhalve niet worden tegengeworpen. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 18-12-2013, nr. 201300084/1/R4 Weigering Nbw-vergunning t.b.v. verplaatsing benzinestation Bij besluit van 30 oktober 2012 heeft het college van GS van Noord-Holland geweigerd om de ver- gunning die krachtens artikel 19d van de Natuur-

11

milieu

compact

Bestemmingsplan en landschappelijke inpas- sing tracébesluit Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad van de gemeente Muiden het bestemmingsplan “Landelijk gebied” vastgesteld. Tegen dit besluit is beroep inge- steld en verzocht een voorlopige voorziening te tref- fen. Verzoekers betogen dat het tracébesluit weguit- breiding Schiphol-Amsterdam-Almere van 21 maart 2011 op onjuiste wijze in het plan is opgenomen. Zij voeren hiertoe aan dat het tracébesluit 2011 voor- ziet in groenvoorzieningen tegenover hun woningen, terwijl het plan het mogelijk maakt dat hier een weg wordt aangelegd. Vast staat dat het tracébesluit 2011 voorziet in een maatregelvlak landschappelijke in- passing op de gronden tegenover de woningen van verzoekers. Het tracébesluit 2013 brengt hierin geen verandering. Volgens het tracébesluit 2011 betreft dit een vlak waarbinnen de voorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing en boscompen- satie worden aangebracht. Vast staat voorts dat het plan op deze gronden voorziet in de bestemming “Verkeer - 2”. Verzoekers betogen terecht dat het plan, anders dan het tracébesluit 2011, het moge- lijk maakt dat op deze gronden wegen worden aan- gelegd. Hoewel het plan binnen deze bestemming eveneens voorziet in groenvoorzieningen, is op deze wijze niet gewaarborgd dat de in het tracébesluit 2011 op de gronden voorziene landschappelijke in- passing en boscompensatie zal worden aangelegd. De voorzitter ziet gelet hierop aanleiding om het plan, voor zover het betreft de gronden met de bestem- ming “Verkeer - 2” tegenover de woningen van ver- zoekers, waarop in het tracébesluit 2011 is voorzien in een maatregelvlak landschappelijke inpassing, te schorsen. Dit heeft als gevolg dat het ter plaatse vi- gerende planologische regime ingevolge artikel 13, vierde lid, van de Tracéwet, zal worden beheerst door het tracébesluit 2011 en het tracébesluit 2013. zie www.RaadvanState.nl; Vz ABRS 08-01-2013, nr. 201309084/2/R1 Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad van de gemeente Gorinchem het bestemmingsplan “Laag Dalem” vastgesteld. Appellant betoogt dat het plan niet kan worden uitgevoerd vanwege een privaat- rechtelijke belemmering. Daartoe voert hij aan dat in een overeenkomst met de voormalige pro- jectontwikkelaar afspraken zijn gemaakt over de bouwgrenzen en bouwhoogten en de positie van Bestemmingsplan en evidente privaatrechtelijke belemmering

beschermingswet 1998 op 19 september 2011 aan Prorail is verleend voor werkzaamheden aan het station Wormerveer, te wijzigen ten behoeve van de hiermee verband houdende verplaatsing van een benzinestation. Bij besluit van 23 april 2013 heeft het college de vergunning van 19 september 2011 gewijzigd ten behoeve van de verplaatsing van een benzinestation. Het gebied Polder Westzaan is, voor zover thans van belang, aangewezen als Na- tura 2000-gebied voor de habitatsoort meervleer- muis. Het gebied dient als foerageergebied voor deze soort. Niet in geschil is dat belangrijke verblijf- plaatsen en vliegroutes van de meervleermuis niet in de nabijheid van de nieuwe locatie van het benzi- nestation zijn aangetroffen. Omdat niet kan worden uitgesloten dat enige meervleermuizen gebruik ma- ken van een route over de Karnemelksloot, die in de nabijheid van de betrokken locatie is gelegen, heeft het college ten behoeve van het bestreden besluit een passende beoordeling gemaakt van de gevol- gen van de verlichting van het beoogde benzinesta- tion voor een eventuele vliegroute over deze sloot. Bij de beoordeling van eventuele lichthinder voor de meervleermuis heeft het college gebruik gemaakt van lichtberekeningen die door bureau Arcadis zijn gemaakt. In het rapport wordt geconcludeerd dat kunstmatige lichtbronnen die zullen worden ge- bruikt onder de luifel van het tankstation en de op te richten lichtmast op een afstand van ongeveer 40 meter, een aandeel van 0 (nul) lux verlichting zul- len hebben. Ten aanzien van de verlichting van de zuil met prijsinformatie en de rand van de kap van het benzinestation is de bijdrage aan de verlichting tot op een afstand van maximaal 50 meter even- eens 0 (nul) lux. In het door appellant aangevoerde ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat dit rapport zodanige gebreken dan wel leemten in kennis bevat dat het college bij de vergunning- verlening niet in redelijkheid hiervan heeft mogen uitgaan. Het Natura 2000-gebied Polder Westzaan bevindt zich op een afstand van ongeveer 50 meter van het beoogde benzinestation. Eventuele vlieg- routes van de meervleermuis langs de Karnemelk- sloot bevinden zich op een afstand van ongeveer 40 meter van het beoogde benzinestation. Gelet hierop en op het voorschrift dat aan de verleende vergunning is verbonden dat kunstmatige lichtbron- nen naar beneden gericht dienen te zijn, heeft het college zich op grond van de passende beoorde- ling ervan verzekerd dat de natuurlijke kenmer- ken van het gebied niet zullen worden aangetast. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 08-01-2014, nr. 201305221/1/R2

12

Made with