Westpoort_DAV_lesboek

Overige PBM dienen altijd gedragen te worden, toegespitst op de situatie: veiligheidsschoeisel: altijd, bouwhelm: indien van toepassing, valbeveiliging: indien van toepassing, etc.

Afhankelijke adembescherming mag niet worden toegepast:  in besloten ruimtes  indien het zuurstofgehalte lager dan 19% is  als de verontreiniging zo zwaar is dat filters niet meer kunnen voldoen  in bijzondere situaties waarbij het logisch is onafhankelijke lucht te gebruiken (bv. heat stress)  bij het verwijderen van niet-hechtgebonden asbest (RK3) Onder afhankelijke luchtmaskers vallen bijvoorbeeld ook wegwerpmaskers en snuitjes. In het containment bij sanering moet echter altijd een volgelaatsmasker worden gebruikt met een aanblaasunit. Luchtzuiverende adembescherming Luchtzuiverende ademhalingsmaskers halen beperkte concentraties schadelijke stoffen uit de lucht, maar verbeteren of veranderen het zuurstofgehalte niet. Deze kunnen dus alleen gebruikt worden in ruimtes waar genoeg zuurstof aanwezig is (> 20 vol%) en waar de hoeveelheid schadelijke stoffen het maximaal afvangend vermogen van het filter niet overschrijden. De maskers bestaan uit een zacht rubberen of siliconen (vol)gelaatstuk en een vervangbare filterbus. De filterbus van luchtzuiverende maskers is weer onder te verdelen in twee categorieën, te weten:  luchtzuiverende maskers met stoffilters,  luchtzuiverende maskers met gasfilters,  combinatiefilters Volgelaatsmasker Voor het verwijderen van asbest wordt altijd gebruik gemaakt van volgelaatsmaskers. Deze maskers zijn vervaardigd van neopreen of siliconenrubber. De keuze voor één van deze materialen wordt voornamelijk bepaald door de persoonlijke voorkeur van de gebruiker met betrekking tot het draagcomfort. Een masker moet worden beschouwd als een persoonlijk uitrustingsstuk, dat nooit door anderen wordt gedragen. Maskers worden na iedere werkperiode grondig schoongemaakt en aan het einde van iedere werkdag zorgvuldig gedesinfecteerd.

4.5. Gebruik van de juiste adembeschermingsmiddelen, passend bij de situatie

Voorschriften Bij het verwijderen van niet-hechtgebonden asbest in binnensituaties is onafhankelijke adembescherming verplicht. Twee typen Omgevingslucht afhankelijk: Inademen van lucht uit de omgeving. (volgelaatsmasker met aanblaasunit en P3-filter) Omgevingslucht onafhankelijk: Lucht wordt via slang of flessen toegevoerd.

Omgevingslucht afhankelijke ademhalingsbescherming moet worden toegepast:  Bij hechtgebonden materiaal  Buitensaneringen  Risiscoklasse 2 verwijdering  Bij voldoende zuurstof in de werkruimte

Omgevingslucht onafhankelijke adembescherming moet worden toegepast:  in besloten ruimten  indien het zuurstofgehalte lager dan 19% is  als de verontreiniging zo zwaar is dat filters niet meer kunnen voldoen  in bijzondere situaties waarbij het logisch is onafhankelijke lucht te gebruiken (bv. heat stress)  bij het verwijderen van niet-hechtgebonden asbest/amfibolen (Risicoklasse 2A)

Opleidingscentrum Westpoort© | DAV, versie februari 2019 | Pagina 31 van 46

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online