Westpoort_DAV_lesboek

Veiligheidsvoorziening, platte daken binnen 4 m van de dakrand:  Dakrandbeveiliging of  Vangnetten,  Indien niet mogelijk: Veiligheidsharnas dragen Kennis van het nemen van de juiste voorzorgsmaatregelen bij werken op daken (Zie paragraaf 4.14)

4.7. Het gebruiken van het juiste klimmaterieel voor een bepaalde situatie

Er kunnen persoonlijk beschermingsmiddelen worden ingezet tegen het risico van werken op hoogte, maar altijd als aanvulling op collectieve beveiliging, zoals leuningen en vangnetten. Op daken weet een DAV dat hij naast de ABM ook valbeveiliging moet dragen. Deze valbeveiliging is voorzien van een geldig keuringscertificaat.

Controleer en denk bij het gebruik van ladders aan:

de ladder moet onder een hoek van 70° staan

 

Een valbeveiligingssysteem :

de ladder mag niet beschadigd zijn

Samen met de in het valbeveiligingssysteem opgenomen harnasgordel en valdemper is de gebruiker niet alleen beschermd tégen een val, maar ook tijdens de val en daarna. Door het juist kiezen van het bevestigingspunt moet de valafstand

 de ladder moet 1 meter boven de dakrand uitsteken  klim nooit hoger dan de laatste vier treden van boven  gebruik de ladder niet bij windkracht 6 of meer  blijf met het gebruik van stalen ladders tenminste 2,5 m van niet geïsoleerde leidingen of installaties vandaan

wel zo klein mogelijk worden gehouden. Wie een harnasgordel gebruikt, moet precies weten hoe het systeem werkt en hoe te handelen in geval van nood. Daarom is het verplicht medewerkers te trainen in het gebruik. Een vallijn : ‘fall restraint’ sluit een val volledig uit, omdat de persoon niet bij de rand kan komen, en een ‘fall- arrest’ zorgt ervoor dat de persoon niet tot aan de grond kan vallen. Begrijpen in welke uitzonderingssituaties met ladders en trappen gewerkt mag worden Ladders:  Moeten zijn gekeurd,  Steken tenminste één meter boven platforms op hoogte uit,  Staan op een stevige vlakke ondergrond,  Hebben een hellingshoek van circa 70˚,  Mogen niet op de bovenste vier sporten worden betreden.  Boven windkracht 6 niet gebruiken  Niet ondersteboven gebruiken  Wegglijden tegengaan (stabiliteitsbalk/touw)  Beide voeten op sporten  Gereedschappen en materialen met touw hijsen

Nemen van de juiste voorzorgsmaatregelen bij werken op daken Werken op hellende en platte daken  Als een dak niet geschikt is om op te lopen, dan zijn loopplanken een vereiste (min. 60 cm breed)  Een opening in een dak afzetten met hekwerk en kantplanken

De DAV weet dat boven de 2,5 meter hoogte geen ladder mag worden gebruikt zonder valbeveiliging.

Opleidingscentrum Westpoort© | DAV, versie februari 2019 | Pagina 34 van 46

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online