Broddelen - Yvonne van Zaalen en Coen Winkelman

hoofdstuk 1

Theoretische achtergronden

Veel auteurs (Scripture, 1912; Freund, 1952; Mensink-Ypma, 1990; Preus, 1992; Blood et al., 2000; Ward, 2006) hebben er al op gewezen dat de wetenschappelijke differentiaaldiagnostiek tussen broddelen en stotte ren gezien de vergelijkbare karakteristieken vaak moeilijk is. Ook het feit dat je een logopedist wel eens hoort zeggen ‘Stotteren? Het is volgens mij meer broddelen’ geeft al aan dat hier veel onduidelijkheid over heerst. Bij zuiver stotteren is er sprake van veel onvrijwillige interrupties in de vloeiendheid van de spraak en stotterende sprekers hebben vaak een ge voel van controleverlies (Shapiro, 1998; Quesal, 2004; Ward, 2006; Gui tar, 2006; St. Louis et al., 2007). De interrupties hebben meestal de vorm van: • herhalingen van klanken, syllaben of eenlettergrepige woorden; • verlengingen van klanken; • blokkades van de ademstroom of de stemgeving in spraak. Broddelen kan gezien worden als een verborgen stoornis (Winkelman, 1993). Omdat broddelen en stotteren tegelijkertijd bij één persoon kun nen voorkomen, was het tot in het begin van de 20 e eeuw ook in weten schappelijke studies moeilijk om broddelen en stotteren te differentiëren. Wel hadden St. Louis et al. (1985, 1996) op basis van klinische kennis de verschillende vloeiendheidsstoornissen van niet-vloeiende sprekers van elkaar onderscheiden. Zij constateerden bij broddelende sprekers een hoge frequentie normale niet-vloeiendheden (revisies, interjecties, frase- en syllabeherhalingen) en een lage frequentie van typische stotter-niet vloeiendheden. Hoewel het dus onderscheiden stoornissen zijn, kan bij sommige per sonen het broddelen zich wel ontwikkelen tot stotteren, mogelijk doordat de persoon een spreekangst ontwikkelt als gevolg van negatieve reacties uit de omgeving (‘Wat zeg je?’, ‘Ik begrijp je niet!’, ‘Wat praat je weer war rig’ of ‘Ik versta je niet’) of een sociale fobie en onzekerheid doordat de spreeksymptomen niet specifiek worden benoemd (Winkelman, 1990). Uit de reacties begrijpt de broddelende spreker dan wel dat hij iets ‘fout’ doet, maar wat dat dan is, blijft vaak onbenoemd. Om een betere differentiaaldiagnose te kunnen stellen, is er ten be hoeve van het broddeldiagnostisch onderzoek naast verschillende tes ten op het gebied van de communicatie (hardop lezen, spontane spraak, een verhaal navertellen, vragenlijsten en cognitietests) ook een test voor spraakmotorische vaardigheden ontwikkeld (St. Louis et al., 2003; Sick, 2004; Ward, 2006; St.Louis et al., 2007).

verborgen stoornis

sociale fobie

1.2 Definities, begrippen en modellen

In de laatste decennia van de vorige eeuw is het onderzoek naar brod delen gericht geweest op zowel de hoorbare symptomen als de onderlig

16

Made with FlippingBook Ebook Creator