14ZW4PWFB2

3

Uitvoeren

De competenties uit deze beroepsprestatie worden beoordeeld met behulp van de voortgangsbeoordelingslijst. De beoordelingsvormen zijn: gedragsbeoordeling en/of specifieke bewijsstukken. Maak hierover afspraken met je begeleider(s).

Opdrachten

A. Persoonsbeschrijving van de kinderen samenstellen Kies in overleg met je begeleider kinderen met ontwikkelings- en/of opvoedingsproblemen uit je groep voor wie je een plan van aanpak gaat maken. Dit doe je op methodische wijze. • Kies als het mogelijk is kinderen van verschillend geslacht en verschillende leeftijd. • Ga voor de kinderen na waarom het kind in de opvang is geplaatst. • Verzamel informatie over de oorzaak van de problemen in ontwikkeling en gedrag. • Achterhaal de zorg- en begeleidingsbehoeften van de kinderen en de wensen en verwachtingen van het kind en zijn ouders. Gebruik daarvoor verschillende bronnen. • Stel voor de kinderen een observatieplan op, waarin je de observaties opneemt en bespreek de plannen met je begeleider. • Voer de observaties uit. Stel vervolgens een persoonsbeschrijving samen van de door jou gekozen kinderen. Onderzoek welke mogelijkheden de organisatie heeft om in te spelen op de behoeften van het kind. Zoek uit welke aanvullende of alternatieve ondersteuning nodig is. B. Plan van aanpak opstellen Verwerk de verzamelde informatie in een plan van aanpak voor de dagelijkse verzorging en begeleiding van beide kinderen. • Neem in je plan ook aanvullende ondersteuning van andere deskundigen op. • Houd bij het schrijven van het plan van aanpak rekening met het pedagogisch beleid van de organisatie. • Bespreek jouw plan van aanpak en ook mogelijke alternatieven met je begeleider, collega’s, de gedragsdeskundige van jouw organisatie en de ouders. Persoonsbeschrijving van de kinderen met observaties WP1.1: H, N, R

Plan van aanpak WP 1.3 J, M Gedragsbeoordeling WP 1.3: C, E

C. Uitvoering

• Voer je plan van aanpak uit. • Informeer de ouders over de sociaal-emotionele ontwikkeling van hun kind en geef hun inzicht in de gang van zaken in de voorziening. Deel hierbij je kennis over de opvoeding met de ouders. Houd

rekening met de achtergrond van het kind en zijn ouders. • Geef advies over aanvullende of alternatieve hulpverlening. • Verwerk de feedback van je begeleider op je plan van aanpak

Gedragsbeoordeling WP 2.1: B, C, D, E, U

29

Fase 2

Gespecialiseerd pedagogisch medewerker 4 kinderopvang

Made with