Marilene Gathier - Schrijf Vaardig 1

1.3 De hoofdzin als vraagzin

Vraagzinnen

Vraagzinnen kunnen op twee manieren beginnen: 1 met de persoonsvorm :  Ga jij morgen naar school? 2 met een vraagwoord :  Wat ga je morgen doen?

Vraagwoorden zijn: wie – wat – waar – waarom – welk(e) – wanneer – hoe – hoeveel

Een vraag die met de persoonsvorm begint, kun je met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoorden. Een vraag die met een vraagwoord begint, kun je niet met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoor den.

Woordvolgorde in de vraagzin

In de vraagzin staat het onderwerp achter de persoonsvorm : (vraagwoord) persoonsvorm onderwerp rest

werkwoord(en)

Hebben

jullie

het huiswerk allemaal

gemaakt?

Waarom

wil

je

haar vandaag niet

bellen? doen?

Wat

moeten

we

zaterdag

In zinnen met wie , wat , welk(e) en hoeveel is het vraagwoord soms zelf (deel van) het onderwerp. Na de persoonsvorm krijg je dan vaak het woordje er . vraagwoord = onderwerp persoonsvorm rest werkwoord(en) Wie heeft er net voor mij gebeld? Welke cursisten moeten ( er ) hun schrijfopdracht nog inleveren?

32

Made with FlippingBook Online newsletter