006BTMS0021

STAP 3 VOORBEREIDEN

12 Waarom mag tijdens het lassen de laskabel niet opgerold worden om bijvoorbeeld de stalen duwbeugel van het lasapparaat aan te hangen? 13 Wat wordt er met de voortloopsnelheid bedoeld? 14 Waaraan kun je zien of de voortloopsnelheid goed is? 15 Wat is het gevolg van een te hoge voortloopsnelheid? 16 Wat is het gevolg van een te lage voortloopsnelheid? 17 Hoe groot moet de afstand ongeveer zijn tussen elektrode en werkstuk? 18 Wat is er de oorzaak van dat er slakinsluitingen ontstaan? 19 Op welke twee manieren kan een ‘opdikking’ gelast worden? Maak dit duidelijk met schetsen. 20 Met welke symbolen worden de verschillende opdikkingen aangegeven? 21 Teken de lasaanduiding van een hoeklas met een a-hoogte van 5 waarbij het lassen onder de hand moet worden gedaan. 22 Maak een tekening van een lasaanduiding en geef aan waar de code van het lasproces moet staan. 23 Wat is de betekenis van de lasaanduiding bij stuknummer 5 van tekening BMBE1-94300-06? 24 Wat wordt er bedoelt met ‘inbranding’ van een las? 25 Welke veiligheidsmaatregelen moet je nemen bij het lassen? Denk daarbij aan maatregelen voor jezelf en voor de omgeving. 26 Wat is het voordeel van een lashelm ten opzichte van een laskap? Er zijn zes verschillende oefeningen ‘Onderhands lassen’. Je vindt deze op de tekeningen MIG-BMBE1-94300-02 t/m BMBE1-94300- 07. Je kunt ook aan je praktijkopleider vragen naar een vergelijkbare opdracht. Bekijk de tekeningen van de opdrachten. Voer de onderstaande activiteiten uit voordat je met de oefeningen begint. 27 Maak een materiaal- / zaaglijst aan de hand van de tekeningen van de oefeningen. 28 Maak een lijst van de lasnaadvormen. Zet daar de waarden van de instellingen in, zoals spanning en draadsnelheid. 29 Controleer of de lasapparatuur is aangesloten en ingeschakeld.

15

Made with