bijVoorbeeld - Bart van der Leeuw & Jo van den Hauwe (red.)

Exemplarische opleidingsdidactiek voor taalonderwijs op de basisschool bijVoorbeeld Bart van der Leeuw & Jo van den Hauwe (red.) Els Moonen • Ietje Pauw • Anneli Schaufeli

u i t g e v e r ij

c o u t i n h o c

bij Voorbeeld Exemplarische opleidingsdidactiek voor taalonderwijs op de basisschool

Bart van der Leeuw (red.) Jo van den Hauwe (red.) Els Moonen Ietje Pauw Anneli Schaufeli

c u i t g e v e r ij

c o u t i n h o

bussum 2011

Webondersteuning Bij dit boek hoort een website met extra materiaal. Deze is te vinden via www.coutinho.nl/bijvoorbeeld .

© 2011 Uitgeverij Coutinho b.v. Alle rechten voorbehouden.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opna men, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te vol doen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het over nemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Repro ductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl).

Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl

Zetwerk: Studio Pietje Precies | bno, Hilversum Omslag: Ronald Boiten, Amersfoort Fotoverantwoording: Wilbert van Woensel, Amsterdam. De personen op de foto’s komen niet in de tekst voor. Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of in stanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever.

ISBN 978 90 469 0265 3 NUR 842

Voorwoord

Jaarlijks komen leraren Nederlands van basis- tot hoger onderwijs (lerarenopleidingen inbe grepen) uit Nederland en Vlaanderen bij elkaar op de Conferentie Het Schoolvak Nederlands (HSN). Tijdens de conferentie van 2003 in Utrecht stelde Jo van den Hauwe (Brussel) de vraag: ‘Taaldidactiek exemplarisch aanleren, kan dat?’ In de presentatie die hij op die vraag liet vol gen, liet hij op overtuigende wijze zien dat het kon. Bart van der Leeuw (Den Bosch) zat daar in Utrecht in het publiek en dacht: dat kan ik ook. Vanaf dat moment hebben wij elkaar met enige regelmaat gesproken over de mogelijkheid om de lessen taaldidactiek in de opleiding voor leraar basisonderwijs exemplarisch in te richten. Dat wil zeggen: met de studenten op eigen niveau een taalles uitvoeren, op deze les reflecteren en vervolgens een vertaalslag maken naar hun eigen stagepraktijk op de basis school. We schreven onze mooiste exemplarische lessen op en wisselden ze met elkaar uit. En zoetjesaan ontstond een Bosch-Brusselse opleidingsdidactiek voor taalonderwijs. Toen op de HSN-Conferentie van 2008 bleek dat veel andere opleiders positief reageerden op deze aanpak, was het idee voor een didactiekboek geboren. De realisatie van dit idee heeft door drie factoren de wind flink in de zeilen gekregen. In de eerste plaats vonden we een aantal collega’s van verschillende opleidingen bereid hun exem plarische taaldidactieklessen met ons te delen. Els Moonen (Brussel), Ietje Pauw (Zwolle) en Anneli Schaufeli (Nijmegen) gingen met ons meeschrijven aan het boek. In de tweede plaats kregen we in Nederland de afgelopen jaren de beschikking over een aan tal leerplandocumenten, die we als referentiepunten konden gebruiken voor de inhoud van het boek. De Kennisbasis Nederlandse taal voor de lerarenopleiding basisonderwijs leverde een rijke bron voor de taaldidactische inhoud. Daarnaast wees het Referentiekader Taal ons de weg naar de doelen van taalonderwijs, zowel voor leerlingen in het basisonderwijs als voor studenten aan de lerarenopleiding. En ten slotte raakte het Landelijk Expertisecentrum Opleidingen Nederlands en Diversiteit (LEONED) ervan overtuigd dat dit exemplarische didactiekboek zou kunnen bijdragen aan de vakinhoudelijke kwaliteit van de opleiding en daarmee aan beter gekwalificeerde leraren. Op basis van die verwachting voorzag LEONED in een flinke financiële bijdrage aan dit pro ject, zonder welke dit boek er waarschijnlijk niet was gekomen.

Bart van der Leeuw & Jo van den Hauwe Juli 2011

Webondersteuning

www.coutinho.nl/bijvoorbeeld

Bij dit boek hoort een website met extra materiaal, zowel voor studenten als voor docenten. De docentenwebsite is niet openbaar; docenten krijgen toegang op aanvraag. Bezoek hier voor bovenstaande website. Voor studenten Studenten vinden op de website de theorie waarnaar in het boek geregeld verwezen wordt, te weten de Kennisbasis Nederlands, het Referentiekader Taal , de Ontwikkelingsdoelen kleu teronderwijs , de Eindtermen Nederlands lager onderwijs , de Eindtermen Nederlands algemeen secundair onderwijs en Dertien doelen in een dozijn . Daarnaast kunnen ze bij elk domein toetsvragen downloaden. Voor docenten Het webmateriaal voor docenten bestaat uit een uitgebreide docentenhandleiding met 31 voorbeeldlessen. Bij elke les wordt ondersteunend materiaal aangeboden.

Inhoudsopgave

Algemene inleiding

9

1 Taalonderwijs in de basisschool   2 Taaldidactiek in de opleiding  

10 12 14 17 22

3 Exemplarisch werken: de aanpak van dit boek   4 De Kennisbasis Nederlands: de theorie bij dit boek  

5 Leesaanwijzingen  

1

Mondelinge taalvaardigheid

24

Inleiding  

26 30 36 43 50 58

1 Luisteren naar een literair verhaal   2 Een gesprek voeren over een afbeelding   3 Het voeren van een filosofisch gesprek   4 Presentatie over een controversieel onderwerp  

5 Een lastig telefoongesprek voeren  

2

Woordenschat

64

Inleiding  

66 69 74 81 85

6 Een viertakt over een nieuw woord  

7 Woordleerstrategieën  

8 Spreekwoorden leren met een viertakt  

9 Woordenschat in de taalronde  

3

Beginnende geletterdheid

90

Inleiding  

92 95

10 Nieuwe letters leren   11 Interactief voorlezen  

100

4

Voortgezet technisch lezen

104

Inleiding  

106 109 114

12 Voordrachtslezen   13 Lastige woorden lezen  

5

Begrijpend lezen

120

Inleiding  

122 126 132 138 145

14 Leesstrategieën  

15 Leesstrategieën in een leesspel  

16 Studerend lezen   17 Leerzame vragen  

6

Stellen

152

Inleiding  

154 158 165 172 179

18 Een zakelijke tekst schrijven   19 Een groepsgedicht schrijven   20 Taalronde over hoeden  

21 De tekstbespreking  

7

Jeugdliteratuur

186

Inleiding  

188 191 198 204 210

22 Boekknabbelen   23 Boekpresentatie   24 Sprookjes vertellen  

25 Adolescentenliteratuur en identificatie  

8

Taalbeschouwing

218

Inleiding  

220 225 231 238 245

26 Taalfrappanten in een lus   27 Zinsstructuren onderzocht  

28 Spreekwoorden intercultureel beschouwd  

29 Taalvariatie onder de loep  

9

Spelling

252

Inleiding  

254 258 265

30 Principes van de Nederlandse spelling   31 Een spellingregel correct toepassen  

272 273

Literatuur

Over de auteurs

Algemene inleiding

bij Voorbeeld

1 Taalonderwijs in de basisschool

Als je in een basisschool een willekeurig klaslokaal binnengaat, is de kans groot dat je in een taalles terechtkomt. Leerlingen besteden een groot deel van hun tijd op school aan het leren lezen en schrijven en aan het verder ontwikkelen van hun mondelinge vaardigheden luiste ren en spreken. Taal is een kernvak in het basisonderwijs.

In de kleutergroep van juf Mieke gebeuren zo te zien heel gewone dingen; dingen die je mag verwachten. Maar ze zijn niet willekeurig. Het zijn allemaal doelgerichte (taal)activiteiten. Mieke vertelt het verhaal ‘In bad’ natuurlijk om de leerlingen een fijne lees/luisterervaring te bezorgen. Maar tegelijkertijd werkt ze heel gericht aan een aantal zogenoemde Ontwikke lingsdoelen Nederlands . Dat zijn doelen die de overheid heeft vastgesteld voor het (Vlaamse) kleuteronderwijs. We noemen een aantal van die doelen voor de vaardigheid Luisteren en verbinden die met de voorleesles van juf Mieke. We nemen een kijkje in de kleutergroep van juf Mieke. De leerlingen hebben zojuist met veel en thousiasme bellen geblazen. De potjes zeepsop staan nog op hun tafeltjes en ze zoeken nu allemaal een plaatsje op het grote kleed bij de voorleesstoel. Het rumoer zakt weg en Mieke vraagt waar je nog meer weleens zeepbellen kunt vinden. Enkele kleuters reageren onmiddellijk: ‘Als papa de vaat doet!’, ‘In bad!’ en ‘Als ik in bad ga!’ Andere kleuters peinzen nog wat na over de vraag. Mieke laat een nieuw prentenboek zien. Het heet In bad . Als ze begint voor te lezen zijn de bel lenblazers van zonet een en al oor. Bij elk verhaalfragment toont ze de bijbehorende prent en ver woordt ze de kern nog eens in eigen woorden. Als het verhaal uit is ontspint zich een geanimeerd gesprek over de eigen badervaringen van de kinderen. Op welke weekdag ze in bad gaan, welke spelletjes ze daar doen, hoeveel schuim er in de badkuip gaat enzovoort. Mieke rondt het gesprek af en geeft de kinderen de keus uit een aantal verschillende activiteiten. Ze kunnen doorgaan met bellenblazen, in de boekenhoek het voorgelezen boek zelf nog eens bekijken. In de luisterhoek kunnen ze het verhaal nog eens horen en in de huishoudhoek staat een ‘echt’ bad met eendjes en washandjes; daar kunnen ze het verhaal naspelen.

› De kleuters kunnen voor hen bestemde vragen in concrete situaties begrijpen. Mieke vraagt na het bellenblazen waar je nog meer zeepbellen kunt vinden.

› De kleuters kunnen een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen. Mieke leest een prentenboek voor. In het nagesprek worden de leerlingen uitgedaagd hun begrip van het verhaal te verwoorden. › De kleuters kunnen door de kleuteronderwijzer gegeven opdrachten, met betrekking tot activiteiten in de klas of op school, begrijpen. Na het voorlezen en bespreken van het prentenboek kiezen de leerlingen uit een aantal ver volgactiviteiten. Mieke heeft ze daartoe een en ander uitgelegd en een opdracht gegeven.

10

Algemene inleiding

In de kleutergroepen is het taalonderwijs vooral gericht op het, op een speelse manier, ver der ontwikkelen van de mondelinge vaardigheden spreken en luisteren. Daarnaast maken de leerlingen, wederom op een speelse manier, ook kennis met geschreven taal. Dat zien we in het voorbeeld bij juf Mieke natuurlijk ook al duidelijk terug. Voor de meeste kleuters uit haar groep zijn lezen en schrijven nog slechts toekomstmuziek, maar via het prentenboek maken ze al wel kennis met boeken en met geschreven tekst. Als leerlingen ongeveer zes jaar oud zijn (klas 1 in Vlaanderen, groep 3 in Nederland) start doorgaans het formele lees- en schrijfonderwijs. Daarmee bedoelen we dat leerlingen geschreven taal leren decoderen. Vanaf dat moment komt in het taalonderwijs de nadruk veel meer te liggen op de vaardig heden lezen en schrijven. Die grote aandacht voor schriftelijke vaardigheden blijft bestaan tot het einde van de basisschool. We nemen ook een kijkje in groep 7 (klas 5) van meester Jos. De leerlingen zijn net terug van een excursie naar een bezoekerscentrum van een nabij gelegen natuurgebied. Het educatieve uitstapje heeft bijna de hele ochtend geduurd en de groep hijgt nog wat na van de fietstocht. De leerlingen hebben van het bezoekerscentrum allerlei folders en informatiemateriaal meegekre gen. Die liggen nu uitgespreid op een grote werktafel. In een korte vertelronde laat Jos een aantal leerlingen vertellen wat ze die ochtend het mooiste vonden. Joep noemt de grote langharige koeien die los rondlopen in het gebied. Maaike is erg onder de indruk van de wildroosters in het fietspad. Jos besteedt de laatste tien minuten van de ochtend aan uitleg van een schrijfopdracht. De klas wordt in groepjes van vier verdeeld. Elke groep kiest een onderwerp met betrekking tot het na tuurgebied: wildbeheer, toerisme, geschiedenis, rol van de boeren enzovoort. Over dat onder werp schrijft dat groepje samen een informatief artikel voor de schoolkrant. De volgende afle vering van de schoolkrant wordt namelijk een speciale editie over het natuurgebied, waarin alle teksten van groep 7 worden verzameld. Net als in de kleutergroep vanMieke is ook hier sprake van doelgerichte taalactiviteiten. Jos be zorgt met de excursie zijn leerlingen natuurlijk een plezierige en zeer leerzame ervaring. Maar tegelijkertijd werkt hij heel gericht aan een aantal taaltaken uit het Referentiekader Taal . Dat is een document waarin de Nederlandse overheid heeft vastgelegd wat leerlingen aan het einde van de basisschool op het gebied van taal moeten kunnen. We noemen een aantal van die doelen voor de vaardigheid schrijven en verbinden die met de schrijfopdracht vanmeester Jos. › (De leerling) kan korte, eenvoudige teksten schrijven over alledaagse onderwerpen of over onderwerpen uit de leefwereld. Met de excursie zorgt Jos ervoor dat alle leerlingen een persoonlijke ervaring hebben opgedaan met de inhoud van de schrijfopdracht: het natuurgebied. › (De leerling) kan een verslag of een werkstuk schrijven en daarbij stukjes informatie uit ver scheidene bronnen samenvatten. In de opdracht van Jos schrijven de leerlingen een informatief artikel (werkstuk) waarbij ze gebruikmaken van de eigen ervaring en van de folders uit het bezoekerscentrum.

11

bij Voorbeeld

› Wat betreft de leesbaarheid besteedt de leerling aandacht aan de opmaak van de tekst (handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur). De opdracht van Jos is functioneel; de leerlingen schrijven voor een echte krant, voor een echt publiek. De eisen aan de opmaak van de tekst zijn hierdoor goed op hun plaats. Voorbeelden Met de doorkijkjes in de klassen van Mieke en Jos hebben we in heel kort bestek een indruk gegeven van het taalonderwijs in een basisschool. Het zijn voorbeelden. Maar wel illustra tieve voorbeelden. Ze illustreren het verschil tussen taallessen aan vijfjarigen en taallessen aan elfjarigen. Bovenal illustreren ze een overeenkomst: in alle taallessen op de basisschool werken de leraren aan het doelgericht vergroten van de taalvaardigheid (luisteren, spreken, lezen en schrijven) van hun leerlingen. In de vorige paragraaf bespraken we twee voorbeelden van taalonderwijs in de basis school. In de opleiding voor leraar basisonderwijs (kleuteronderwijs + lager onderwijs) leer je over het ‘wat’ van taalonderwijs: welke inhouden zijn er in taalonderwijs aan de orde? Met inhouden van taalonderwijs bedoelen we meestal vaardigheden. De voorbeel den in de vorige paragraaf gingen immers over de vaardigheden luisteren (de les van Mie ke) en schrijven (de les van Jos). Naast kennis over het ‘wat’ van taalonderwijs verschaft de opleiding jou ook kennis over het ‘hoe’ van taalonderwijs: hoe pak je die taallessen aan? Op welke manier leer jij jouw leerlingen vaardigheden als luisteren en schrijven? De kennis over het ‘wat’ en het ‘hoe’ van taalonderwijs noemen we taaldidactiek . Op welke manier komt nu die taaldidactiek in de lerarenopleiding aan de orde? We geven twee doorkijkjes ter illustratie, die min of meer aansluiten bij de voorbeelden van taalonder wijs uit het vorige hoofdstuk. De opleider laat zijn studenten een filmpje zien van twee kleuters die winkeltje aan het spelen zijn. De ene kleuter is de winkeljuffrouw en de andere speelt voor klant. De kleuters zeggen wei nig. De klant wijst vooral dingen aan die ze wil kopen. Juf Mieke kijkt het spel een poosje aan. Dan stapt zij als tweede klant het spel in en vraagt om uitleg bij de uitgestalde artikelen. De ‘winkeljuf frouw’ formuleert stukje bij beetje haar antwoorden. Vervolgens geeft de opleider een uiteenzetting over het spel van juf Mieke. Aan de hand van theorie over taalverwerving laat hij zien hoe Mieke de mondelinge taalontwikkeling van de kleuters stimuleert. Ten slotte geeft de opleider zijn studenten de opdracht ommet behulp van zojuist aangebrachte theoretische concepten nog een aantal filmfragmenten te analyseren.

2 Taaldidactiek in de opleiding

12

Algemene inleiding

Onder taaldidactiek vallen zowel de inhoud en aanpak van mondelinge taalvaardigheid (het filmpje over het winkeltje bij juf Mieke) als de inhoud en aanpak van spelling (de dictees uit de klas van meester Jos). Twee nogal verschillende zaken, zoals de doorkijkjes laten zien. Daarmee hebben we meteen nog een belangrijk kenmerk van taaldidactiek benoemd: het gaat om een zeer breed en gevarieerd scala aan inhouden (en aanpakken). Om te voorko men dat je wat betreft de inhouden van taalonderwijs door de bomen het bos niet meer ziet, is daar een gestructureerd overzicht van gemaakt. Hierna geven we een toelichting op dat overzicht en de achtergronden ervan. De inhoud van taalonderwijs hebben we eerder al kortweg aangeduid als luisteren, spreken, lezen en schrijven. Dat zijn ook ongeveer de onderwerpen die in belangrijke overheidsdo cumenten worden genoemd. We zetten de onderwerpen uit een Vlaams en een Nederlands document ter vergelijking eens naast elkaar: De opleider geeft zijn studenten het dictee dat door leerlingen uit de klas van meester Jos is gemaakt. Iedere student krijgt twee leerlingenwerkjes te corrigeren. De fouten in het leerlingen werk worden geïnventariseerd op het bord. De opleider laat zien dat bepaalde spelling fouten tot eenzelfde categorie behoren. Hij geeft een uiteenzetting over een aantal van deze foutencategorieën. Ten slotte laat de opleider zijn studenten een foutencategorie kiezen en daarbij geschikt oefen materiaal zoeken in de spellingmethodes die in de leermiddelenkast aanwezig zijn.

Ontwikkelingsdoelen Nederlands voor het kleuteronderwijs (Vlaanderen)

Referentiekader Taal (Nederland)

Luisteren

Mondelinge taalvaardigheid (gesprekken, luisteren, spreken) Lezen (zakelijke teksten / fictionele teksten)

Spreken

Lezen

Schrijven

Schrijven

Taalbeschouwing

Begrippenlijst en taalverzorging

Zoals je ziet is het rijtje ‘luisteren, spreken, lezen en schrijven’ makkelijk in zowel het Vlaamse als het Nederlandse document te herkennen. Maar er zijn ook kleine afwijkingen en ver schillen. Zo is er in beide lijstjes een inhoud aan de vier vaardigheden toegevoegd, namelijk ‘Taalbeschouwing’ of ‘Begrippenlijst en taalverzorging’. Beide termen verwijzen naar ‘kennis over taal’. Je zou kunnen zeggen dat ‘kennis over taal’ een vijfde inhoud is van taalonderwijs, naast de vier vaardigheden. Met name de Nederlandse lijst met inhouden van taalonderwijs laat ook zien dat er soms behoefte is om een inhoud verder op te splitsen. Mondelinge taalvaardigheid wordt opge splitst in gesprekken, luisteren en spreken. Lezen wordt opgesplitst in zakelijke teksten en fictionele teksten. Met dat laatste bedoelen we verhalen en jeugdboeken. Een zinvol onder

13

bij Voorbeeld

scheid: lessen begrijpend lezen zien er immers heel anders uit dan lessen jeugdliteratuur. En zo zijn er binnen de grove indeling in vier of vijf inhouden van taalonderwijs nog meer verfijningen aan te brengen. Hieronder geven we het overzicht van inhouden van taalonderwijs die in dit boek aan de orde komen. In het vervolg zullen we steeds refereren aan deze negen domeinen van taal onderwijs. Elk domein (wat) kent zijn eigen aanpak (hoe).

Domeinen van taalonderwijs 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Mondelinge taalvaardigheid Woordenschat Beginnende geletterdheid Voortgezet technisch lezen Begrijpend lezen Stellen Jeugdliteratuur Taalbeschouwing Spelling

Eigen taalvaardigheid Dat je in je opleiding kennis en vaardigheden opdoet op het gebied van taalonderwijs in de basisschool spreekt vanzelf. Daarmee is echter het taalverhaal niet compleet. Je zult namelijk ook aan je eigen taalvaardigheid moeten werken. Een goede beheersing van het Nederlands is een voorwaarde om een goede leraar te worden. Het spreekt voor zich dat juf Mieke vaar dig is in het luisteren en spreken om op een effectieve manier een rol te spelen in het winkel tje. En het spreekt voor zich dat meester Jos de spelling van het Nederlands goed beheerst, wil hij aan zijn leerlingen de kneepjes van dat vakonderdeel goed kunnen overbrengen. Dit boek gaat over taalonderwijs in de basisschool, maar steeds met een scherpe blik op jouw eigen taalvaardigheid.

3 Exemplarisch werken: de aanpak van dit boek

Dit is een boek over taalonderwijs in de basisschool (zie paragraaf 1), dat gebruikt wordt in de lessen taaldidactiek van jouw opleiding (zie paragraaf 2). Het is een werkboek. Dat bete kent dat je er geen of nauwelijks theorie in zult vinden, maar wel heel veel opdrachten. De theorie is digitaal beschikbaar, op de website www.coutinho.nl/bijvoorbeeld . De opdrachten kun je in principe buiten de lesuren uitvoeren; alleen of met medestudenten. Een goede introductie en adequate feedback van de taaldocent tijdens de lessen zullen het rendement van die opdrachten sterk vergroten.

14

Algemene inleiding

Exemplarisch werken in de opleiding in zes stappen De aanpak van dit boek over taaldidactiek noemen we exemplarisch . Elke reeks activiteiten start bij een voorbeeld (exempel) van taalonderwijs. We onderscheiden activiteiten die je onder begeleiding van de taaldocent uitvoert, en activiteiten die je zelfstandig doet, eventu eel samen met andere studenten. In het volgende schema staan de begeleide activiteiten in de linker kolom en de zelfstandige in de rechter.

begeleid

zelfstandig

1 Uitvoeren taalactiviteit 2 Nadenken over de voorbeeldles

3 Theoretische verdieping

4 Transfer naar praktijk

5 Taalvaardigheid student

6 Feedback

We lopen de zes stappen een voor een langs.

1 Uitvoeren taalactiviteit Onder begeleiding van de taaldocent voer je een bepaalde taalactiviteit uit. Denk aan het voorbereiden en uitvoeren van een mondelinge presentatie , of aan het lezen en verwerken van een interessante maar ook pittige tekst. Het gaat om taaltaken of taalactiviteiten die bruikbaar zijn voor de basisschool en die gestoeld zijn op moderne taaldidactische inzich ten. Maar de inhoud en het materiaal van de taaltaak zijn aangepast aan jouw eigen niveau van taalvaardigheid. De taaltaak moet voldoende uitdagend zijn. In dit boek noemen we deze uitgevoerde taalactiviteit het voorbeeld , of de voorbeeldles . Het is de kern waar het bij de exemplarische aanpak steeds om draait. 2 Nadenken over de voorbeeldles Na afloop denk je na over de taalactiviteit van de voorbeeldles. De bedoeling is dat je met hulp van de taaldocent de onderliggende taaldidactische aanpak herkent en doorgrondt. Dat kan op verschillende manieren: via een klassikaal gesprek, het invullen van een individu eel vragenblad, het uitvoeren van een aantal opdrachten enzovoort. Na het voorbeeld en het nadenken daarover houdt de directe begeleidende rol van de taal docent even op: je gaat zelfstandig aan het werk met een aantal opdrachten. Het betreft opdrachten over de Theorie , de Transfer naar de praktijk en je eigen Taalvaardigheid . De kapstok voor deze opdrachten, de taalactiviteit uit stap 1, wordt in het boek nog eens kort beschreven onder de titel De voorbeeldles .

15

bij Voorbeeld

3 Theoretische verdieping De voorbeeldles wordt als een serie casussen gepresenteerd: gebeurtenissen in de les waar over het boek je allerlei vragen stelt. Door middel van die vragen word je uitgedaagd om de voorbeeldles te analyseren met behulp van taaldidactische theorie. Voor die taaldidactische theorie raadpleeg je de Kennisbasis Nederlands voor de pabo. Dat is een soort encyclopedie waarin allerlei inzichten over taalonderwijs op een systematische wijze zijn samengebracht. In paragraaf 4 staat beschreven hoe je met die Kennisbasis Nederlands kunt werken. 4 Transfer naar praktijk De voorbeeldles biedt natuurlijk ook allerlei aanknopingspunten voor de stagepraktijk. Aan de hand van drie typen opdrachten maak je een transfer van de voorbeeldles naar de lessen op je eigen stageschool: › Lessen bekijken en vergelijken. › Onderdelen van lessen onder de loep nemen. › Je eigen les ontwerpen. 5 Taalvaardigheid student In de eerste stap – uitvoeren taalactiviteit – is een beroep gedaan op je eigen taalvaardigheid. We noemden als voorbeelden mondeling presenteren en lezen en verwerken . Naar aanleiding van die taalactiviteit ga je voor jezelf na hoe goed (of slecht) je daarin bent. Bijvoorbeeld: hoe staat het met mijn presentatievaardigheid en hoe kan ik mezelf daarin verbeteren? 6 Feedback Bij deze laatste stap komt de taaldocent weer in beeld. Van een aantal van de werkopdrach ten (Theorie, Transfer en Taalvaardigheid) zal hij de resultaten opvragen, inzien en beoorde len. Hoe dat precies wordt georganiseerd hangt helemaal af van de werkwijze die op jouw opleiding gangbaar is. De feedback die je vervolgens van je taaldocent krijgt op het gele verde werk helpt je – als het goed is – vooruit in de ontwikkeling van je vakmanschap op het gebied van taalonderwijs. De ontwerpopdracht vormt de kern van deze stap. Eigenlijk gaat het om een herontwerp: je past de voorbeeldles zodanig aan dat hij geschikt is voor je eigen stageklas.

16

Algemene inleiding

4 De Kennisbasis Nederlands: de theorie bij dit boek

In de vorige paragraaf bespraken we de aanpak van dit boek, het exemplarisch werken in zes stappen. In de derde stap wordt van je gevraagd om de voorbeeldles (het exempel) te analyseren met behulp van taaldidactische theorie. Daarbij ga je gebruikmaken van de Ken nisbasis Nederlands. Dat is een digitaal naslagwerk over het wat (de leerstof) en het hoe (de aanpak) van het taalonderwijs op de basisschool. Die Kennisbasis Nederlands is door en voor de pabo’s in Nederland ontwikkeld, maar is ook goed bruikbaar in de Vlaamse leraren opleidingen. De Kennisbasis Nederlands is te vinden op www.coutinho.nl/bijvoorbeeld . In het vervolg van deze paragraaf leggen we uit hoe de kennisbasis is opgebouwd. Domeinen met kenniselementen In de paragrafen 1 en 2 gaven we een eerste indruk van de inhoud van taalonderwijs op de basisschool. Het gaat vooral om de vaardigheden spreken, luisteren, schrijven en lezen. En binnen die vaardigheden zijn nog bijzondere zaken te onderscheiden. Uiteindelijk spreken we van negen domeinen van taalonderwijs, elk met zijn eigen aanpak: mondelinge taalvaar digheid, woordenschat, beginnende geletterdheid, voortgezet technisch lezen, begrijpend lezen, stellen, jeugdliteratuur, taalbeschouwing en spelling. De Kennisbasis Nederlands geeft voor elk van deze domeinen een uitgebreide beschrijving en toelichting. Daarbij wordt gebruikgemaakt van afzonderlijke kenniselementen. We geven hier een voorbeeld van zo’n kenniselement uit het domein beginnende geletterdheid , zodat je je alvast een voorstelling kunt maken van wat je in de Kennisbasis Nederlands kunt vinden.

3.1.12 (9.1.5) Klankzuivere woorden Omschrijving

Een woord dat precies volgens het fonologisch principe wordt geschreven: elk foneem wordt door een apart grafeem weergegeven. Het fonologisch principe – een foneem weergeven door een grafeem – is de basis van de Nederlandse spelling. Kinderen leren deze basis aan het begin van het lees- en spellingonderwijs. Woorden die precies volgens dit fonologisch principe worden geschreven noemen we klankzuivere woorden, zoals maan , kip en moet . Elk foneem (/m/ /aa/ /n/) wordt weergegeven door een apart grafeem ( maan ). De schrijfwijze van veel woorden wijkt echter af van het fonologisch principe. In /maanun/ is de lange /aa/ weergegeven door één a en is de /u/ weerge geven door een e: manen . En in /paart/ is de /t/ aan het eind van het woord weergegeven door een d: paard . Woorden die in hun schrijfwijze afwijken van het strikt fonologisch principe noemen we niet-klankzuivere woorden. Principes Nederlandse spelling; taalbewustzijn en alfabetisch principe; elemen taire spellinghandeling.

Toelichting

Zie ook

17

bij Voorbeeld

Bij het kenniselement Klankzuivere woorden tref je een korte omschrijving aan en vervolgens een uitgebreide toelichting. Bij ‘Zie ook’ zijn een aantal andere kenniselementen genoemd die op de een of andere manier verband houden met klankzuivere woorden. Die zijn natuur lijk ook in de kennisbasis opgenomen. Ordening van de kenniselementen: het klaverblad Elk domein bevat zo’n 35 à 40 kenniselementen. Bij de presentatie van die kenniselementen hanteert de Kennisbasis Nederlands een eenvoudige en toegankelijke ordening. Die orde ning is bij elk domein hetzelfde, zodat je makkelijk bepaalde ordeningsprincipes herkent. De kenniselementen van elk domein worden gepresenteerd in de vorm van een klaverblad met vier ‘blaadjes’ of kwadranten.

domein didactiek

leerinhoud

taaldidactiek taalbeleid

fundament

Op de volgende pagina zie je zo’n klaverblad, maar dan schematisch. Dit is de vorm waarin de Kennisbasis Nederlands de afzonderlijke kenniselementen ordent. Het klaverblad is een inhoudsopgave van wat de kennisbasis over een bepaald domein te bieden heeft. In het klaverblad worden de kenniselementen slechts genoemd. De omschrijving en toelichting (vergelijk Klankzuivere woorden ) vind je door erop te klikken. We geven een korte uitleg van de werking van de Kennisbasis Nederlands door de afzonder lijke kwadranten van het klaverblad onder de loep te nemen.

18

Algemene inleiding

[domeinnaam] 1 Wat: leerinhoud

2 Hoe: domeindidactiek

Leerkrachtvaardigheden › semantiseren Onderwijsmiddelen › didactisch model woordenschatuitbreiding Evaluatie en toetsing › woordenschattoetsen Leerstofordening › woordenlijsten [voorbeeld Woordenschat] Opvattingen over taalonderwijs › interactief taalonderwijs Taalonderwijs in taalheterogene groepen › taalzwakke leerlingen Samenhang tussen domeinen › woordenschat en begrijpend lezen Samenhang met andere vakken › vakbegrippen 4 Hoe/waarom: taaldidactiek en taalbeleid

De leerling als taalgebruiker › formuleren Taalkenmerken › tekstsoorten

[voorbeeld Stellen]

3 Wat/waarom: fundament

Wetenschappelijke achtergrond › taalverwerving Maatschappelijke achtergrond › taalvariatie

[voorbeeld Mondelinge taalvaardigheid]

Kwadrant 1: Wat is de leerinhoud? De kenniselementen die samen de leerinhoud van een domein vormen, zijn in het eerste kwadrant bij elkaar gezet. We hebben er al eerder op gewezen dat het ‘wat’ van taalonder wijs, de leerinhoud dus, voor het grootste deel bestaat uit vaardigheden: spreken, luisteren, schrijven en lezen. Om die vaardigheden te kunnen beschrijven hanteert de Kennisbasis Nederlands twee invalshoeken, die van de leerling als taalgebruiker en die van de kenmerken van het taalproduct . Een voorbeeld uit het domein Stellen ter toelichting: De leerinhoud van het stelonderwijs is, grof gezegd, dat leerlingen teksten leren schrijven. De leerling leert bijvoorbeeld goede zinnen formuleren. Formuleren is een van de kenniselemen ten die je in kwadrant 1 onder het kopje ‘De leerling als taalgebruiker’ kunt terugvinden. De taalactiviteit van de leerling (waaronder het formuleren) levert een bepaald product op, een geschreven tekst. Bij geschreven teksten maken we een onderscheid in verschillende tekst soorten, zoals verhalen, betogen en instructies. Tekstsoorten is een van de kenniselementen die je in kwadrant 1 onder het kopje ‘Taalkenmerken’ kunt terugvinden. Kwadrant 2: Hoe wordt de leerinhoud onderwezen? Naast de leerinhoud van het domein is er ook sprake van een domeinspecifieke didactiek. In het tweede kwadrant zijn kenniselementen samengebracht die de manier beschrijven waarop een domein wordt onderwezen. De domeinspecifieke didactiek kent vier aspecten

19

bij Voorbeeld

of invalshoeken: leerkrachtvaardigheden , onderwijsmiddelen , evaluatie en toetsing en leerstof ordening .

Een voorbeeld uit het domein Woordenschat ter toelichting: Voor het aanleren van nieuwe woorden is het van belang dat de leraar de betekenis van woorden effectief aan zijn leerlingen kan uitleggen. In de taaldidactiek noemen we dat se mantiseren . Die term (ofwel kenniselement) is in kwadrant 2 onder het kopje ‘Leerkracht vaardigheden’ opgenomen. In het woordenschatonderwijs wordt veel gebruikgemaakt van beproefde didactische modellen ; een term die onder het kopje ‘Onderwijsmiddelen’ is opge nomen. Speciaal voor woordenschatonderwijs zijn er woordenschattoetsen in gebruik; een term die je vindt onder ‘Evaluatie en toetsing’. Om het woordenschatonderwijs door de schooljaren heen te plannen kan de leraar gebruikmaken van verschillende woordenlijsten ; zie onder het kopje ‘Leerstofordening’. Kwadrant 3: Wat is het fundament onder de leerinhoud? In kwadrant 1 zijn de kenniselementen samengebracht die de leerinhoud op een praktische manier beschrijven, zoals formuleren en tekstsoorten . De leerinhoud van elk domein is echter ook gefundeerd in meer theoretische kennis. Voor het beschrijven van die theoretische ken nis maakt de Kennisbasis Nederlands een onderscheid tussen wetenschappelijke achtergrond en maatschappelijke achtergrond . De aanstaande leraar moet over deze wetenschappelijke en maatschappelijke achtergrondkennis beschikken om de leerinhouden uit kwadrant 1 te begrijpen en effectief te onderwijzen. Een voorbeeld uit het domein Mondelinge taalvaardigheid ter toelichting: Als leerlingen op jonge leeftijd op school komen zijn zij al taalgebruikers en hebben zij een flink deel van hun moedertaal al verworven. Het onderwijs in mondelinge taalvaardigheid sluit aan bij de wetenschappelijke kennis die er is over (vroege) taalverwerving. Het kennis element taalverwerving is in kwadrant 3 opgenomen onder het kopje ‘Wetenschappelijke achtergrond’. Onderwijs in mondelinge taalvaardigheid heeft bovendien te maken met het feit dat de leerlingen in één klas verschillende taalachtergronden kunnen hebben. Taalvari atie als maatschappelijk verschijnsel heeft gevolgen voor de taallessen op school. Daarom is taalvariatie opgenomen onder ‘Maatschappelijke achtergrond’. Kwadrant 4: Wat zijn de algemeen taaldidactische principes: taalbeleid? In het vierde en laatste kwadrant van het klaverblad staan de kenniselementen die het be treffende domein in algemeen taaldidactisch perspectief zetten. Het gaat hier om keuzes die er ten aanzien van het hele taalonderwijs gemaakt kunnen worden, zowel door de indivi duele leraar als door de school. In dat laatste geval spreken we van taalbeleid . De algemene taaldidactiek en het taalbeleid krijgen bij elk domein een eigen specifieke inkleuring. De Kennisbasis Nederlands beschrijft in dit kwadrant de taaldidactiek vanuit vier invals hoeken. Eerst gaat de kennisbasis in op de manier waarop het betreffende domein aansluit bij verschillende opvattingen over taalonderwijs , zoals ‘Interactief taalonderwijs’ of ‘Taakge-

20

Algemene inleiding

richt taalonderwijs’. Vervolgens beschrijft de kennisbasis hoe de didactiek van het domein zich verhoudt tot taalonderwijs in taalheterogene groepen : hoe wordt er rekening gehouden met meertalige of taalzwakke leerlingen? Daarna gaat de kennisbasis in op de samenhang tussen domeinen : heeft onderwijs in het betreffende domein relaties met andere domeinen van taalonderwijs (bijvoorbeeld Woordenschat en Begrijpend lezen), en zo ja hoe kan die samenhang optimaal worden benut? En ten slotte behandelt de kennisbasis de samenhang met andere vakken : hoe speelt het betreffende domein een rol in bijvoorbeeld het aanleren van vakbegrippen bij geschiedenis, biologie, wiskunde enzovoort. Binnen de vier genoemde invalshoeken maakt de individuele leraar, bewust of onbewust, altijd keuzes. Hij kiest voor een bepaalde opvatting over taalonderwijs, voor een bepaalde aanpak van anderstalige leerlingen in zijn groep, voor een bepaalde mate van samenhang in zijn onderwijsaanbod. Wanneer die keuzes genomen worden in samenspraak met collega’s, dus op het niveau van het team en de school, dan zijn de algemeen taaldidactische principes onderdelen in het taalbeleid van die school. Gebruik van de Kennisbasis Nederlands bij de theoretische verdieping Elke voorbeeldles vraagt op een gegeven moment om een theoretische verdieping. Daartoe krijg je opdrachten waarmee je de voorbeeldles gaat analyseren. Een voorbeeld uit het do mein Mondelinge taalvaardigheid:

2 De leraar leest een verhaal voor aan zijn leerlingen. › Welke eisen kun je stellen aan de spreektechniek van de leraar? › Welke aspecten van spreektechniek heb je kunnen waar nemen toen jouw docent het verhaal voorlas/vertelde? Licht je antwoord toe. › Welk aspect van taalontwikkelende interactievaardighe den van de leraar krijgt de nadruk bij het voorlezen/ver tellen van een verhaal? Welke eisen kun je stellen aan dit aspect van interactievaardigheid? › Aan welke eisen voldeed jouw docent tijdens zijn vertel ling? Licht je antwoord toe.

De opdracht formuleert eerst een lessituatie of casus: De leraar leest een verhaal voor aan zijn leerlingen. Over deze casus wordt een aantal vragen gesteld. In elke vraag is een term gemarkeerd, bijvoorbeeld spreektechniek . Zo’n gemarkeerde term staat voor een kennisele ment uit de Kennisbasis Nederlands. Die is binnen het domein Mondelinge taalvaardigheid op te zoeken en te raadplegen. Met hulp van de theorie (de Kennisbasis Nederlands) kun je zodoende een gefundeerd antwoord geven op de gestelde vragen. PAGINA 7

21

bij Voorbeeld

5 Leesaanwijzingen

Verwijzingen naar de website In de tekst van dit boek tref je geregeld verwijzingen naar belangrijke documenten. Bijvoor beeld: › Referentiekader Taal (Nederland); › Eindtermen Nederlands lager onderwijs (Vlaanderen); › Kennisbasis Nederlands (Nederland). Die documenten zijn niet in dit boek opgenomen. Je kunt ze raadplegen op de website die bij het boek hoort: www.coutinho.nl/bijvoorbeeld . Elke verwijzing naar die website is ge markeerd met het volgende pictogram: Op deze website vind je ook voorbeelden van toetsvragen bij elk van de negen domeinen. Verwijzingen naar de voorbeeldles Het uitgangspunt bij alle opdrachten in dit boek is een voorbeeldles die de taaldocent op de opleiding heeft gegeven. Als steuntje in de rug start elk hoofdstuk met een korte, staps gewijze beschrijving van die voorbeeldles. In de theorieopdrachten met de Kennisbasis Ne derlands (zie het voorbeeld aan het slot van de vorige paragraaf) zijn de meeste vragen te beantwoorden met behulp van de Kennisbasis Nederlands. Voor een enkele vraag is het ook noodzakelijk dat je de voorbeeldles ‘aan den lijve’ hebt ervaren. Die vragen zijn gemarkeerd met het volgende pictogram: Het onderwijssysteem in Nederland en Vlaanderen Dit boek kan door aspirant-leraren in zowel Nederland als Vlaanderen gebruikt worden. We hebben het boek zo samengesteld dat steeds de Nederlandse en de Vlaamse onderwijssi tuatie herkenbaar is. De lezer moet zich echter wel realiseren dat het onderwijssysteem in beide landen niet identiek is. Een voor dit boek essentieel verschil is de organisatie van het basisonderwijs en de daarop voorbereidende lerarenopleiding. Nederland kent een ongedeelde basisschool met acht groepen, voor leerlingen van vier tot en met twaalf jaar. Er is één opleiding voor leraar basisonderwijs (de pabo) van vier jaar. Vlaanderen kent drie kleuterklassen voor leerlingen van ongeveer drie tot en met vijf jaar, en een zesjarige lagere school voor leerlingen van zes tot en met twaalf jaar. Er is een aparte driejarige opleiding voor leraar kleuteronderwijs en daarnaast een driejarige opleiding voor leraar lager onderwijs.

22

Mondelinge taalvaardigheid

begeleid

zelfstandig

1 Uitvoeren taalactiviteit 2 Nadenken over de voorbeeldles

3 Theoretische verdieping

4 Transfer naar praktijk

5 Taalvaardigheid student

6 Feedback

Inleiding 1 Luisteren naar een literair verhaal

2 Een gesprek voeren over een afbeelding 3 Het voeren van een filosofisch gesprek 4 Presentatie over een controversieel onderwerp 5 Een lastig telefoongesprek voeren

24

De kennisbasis voor Mondelinge taalvaardigheid

1 Wat: leerinhoud

2 Hoe: domeindidactiek

Leerling als taalgebruiker 1 luisterdoelen 2 luistervaardigheid 3 spreekdoelen 4 spreektechniek 5 sociale taalfuncties 6 cognitieve taalfuncties 7 mondeling presenteren 8 taalgebruiksbewustzijn

Leerkrachtvaardigheden 1 taalontwikkelende interactievaardigheden 2 modeling bij mondelinge taalvaardigheid 3 vragen stellen Onderwijsmiddelen 4 mondelinge taalactiviteiten 5 groeperingsvormen mondelinge taalvaardigheid

Evaluatie en toetsing 6 toetsen mondelinge taalvaardigheid 7 observatie mondelinge taalvaardigheid

Taalkenmerken 9 gesprekssoorten 10 gesprekssituaties 11 gesprekspatronen 12 relaties in teksten

Leerstofordening 8 leerlijnen mondelinge taalvaardigheid

3 Wat/waarom: fundament

4 Hoe/waarom: taaldidactiek en taalbeleid

Wetenschappelijke achtergrond 1 taalverwerving

Opvattingen over taalonderwijs 1 opvattingen taalonderwijs algemeen 2 mondelinge taalvaardigheid in interactief taalonderwijs Taalonderwijs in taalheterogene groepen 3 taalheterogene groepen algemeen 4 taalstimulering Samenhang tussen domeinen 5 mondelinge taalvaardigheid en woordenschat 6 mondelinge taalvaardigheid en stellen 7 mondelinge taalvaardigheid en taalbeschouwing 8 mondelinge taalvaardigheid en jeugdliteratuur 9 mondelinge taalvaardigheid in geïntegreerd taalonderwijs

2 taalontwikkelingsfasen 3 tweede taalverwerving 4 functies van taal

5 communicatieve competentie 6 cognitief academisch taalgebruik

Maatschappelijke achtergrond 7 taalvariatie 8 taalachterstand 9 voor- en vroegschoolse educatie (VVE)

Samenhang met andere vakken 10 mondelinge taalvaardigheid in taalontwikkelend vakonderwijs

25

Inleiding

Inhoud en doelen Mondelinge taalvaardigheid basisonderwijs

Welke inhouden komen er in het domein Mondelinge taalvaardigheid aan bod? Wat zijn de doelen van het onderwijs in Mondelinge taalvaardigheid? Deze paragraaf biedt in een notendop informatie over deze vragen. We baseren ons daarbij op verschillende officiële leerplandocumenten waarmee de overheid het wat en waarom van het taalonderwijs in de basisschool heeft vastgelegd: › het Referentiekader Taal in Nederland;

› de Ontwikkelingsdoelen kleuteronderwijs in Vlaanderen; › de Eindtermen Nederlands lager onderwijs in Vlaanderen.

Op deze plek gaat het vooral om een introductie van deze leerplandocumenten. De com plete teksten zijn te vinden op de website.

Referentiekader Taal Nederland Het Referentiekader Taal beschrijft in niveau 1F wat leerlingen aan het eind van basisschool moeten kunnen. Bij het domein Mondelinge taalvaardigheid gaat het om het volgende.

Kan eenvoudige gesprekken voeren over vertrouwde onderwerpen in het dagelijks leven op en buiten school.

A Gesprekken

1 Deelnemen aan discussie en overleg. 2 Informatie uitwisselen.

Taken

Kan luisteren naar eenvoudige teksten (van 5 à 10 minuten) over alledaagse, concrete onderwerpen of over onderwerpen die aansluiten bij de leef wereld van de leerling. Teksten hebben een eenvoudige structuur en lage informatiedichtheid.

B Luisteren

1 Luisteren naar instructies. 2 Luisteren als lid van een livepubliek. 3 Luisteren naar radio en tv en gesproken tekst op internet.

Taken

Kan in eenvoudige bewoordingen een beschrijving geven, informatie geven, verslag uitbrengen, uitleg en instructie geven in alledaagse situaties in en buiten school.

C Spreken

1 Een monoloog houden.

Taken

Bron: Referentiekader Taal Niveau 1F.

26

Inleiding

Ontwikkelingsdoelen kleuteronderwijs in Vlaanderen De Ontwikkelingsdoelen kleuteronderwijs beschrijven wat een kind aan het eind van de derde kleuterklas (groep 2) zou moeten kennen en kunnen. Hieronder vind je een aantal voorbeel den van de ontwikkelingsdoelen voor Luisteren en Spreken. 1 Luisteren 1.1 Een mondelinge boodschap, eventueel ondersteund door gebaar, mimiek met betrekking tot een concrete situatie begrijpen. 1.2 Voor hen bestemde vragen in concrete situaties begrijpen. 1.3 Een mondelinge, voor hen bestemde boodschap, ondersteund door beeld en/of geluid, begrijpen. 2 Spreken 2.1 Een voor hen bestemde mededeling en/of een verhaal zo (her)formuleren, dat de inhoud ervan herkenbaar overkomt. 2.2 Spreken over ervaringen of gebeurtenissen uit de eigen omgeving of over wat ze van anderen vernamen. 2.3 Spreken over gevoelens als blijheid, angst, verdriet, verwondering. Bron: Ontwikkelingsdoelen kleuteronderwijs. Eindtermen Nederlands lager onderwijs in Vlaanderen De Eindtermen Nederlands beschrijven wat leerlingen aan het eind van de basisschool moe ten kennen en kunnen. Ter illustratie geven we enkele voorbeelden uit de doelenlijst voor Luisteren en Spreken.

De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) de informatie achterhalen in: 1.1 een voor hen bestemde mededeling met betrekking tot het school- en klasgebeuren; 1.2 een voor hen bestemde informatieve radio-uitzending; 1.3 een uiteenzetting of instructie van een medeleerling, bestemd voor de leerkracht; 1.4 een telefoongesprek. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) het gepaste taalregister hanteren als ze: 2.1 aan leeftijdgenoten over zichzelf informatie verschaffen; 2.2 aan iemand om onbekende informatie vragen; 2.3 over een op school behandeld onderwerp aan de leerkracht verslag uitbrengen; 2.4 in een telefoongesprek informatie uitwisselen.

1 Luisteren

2 Spreken

Bron: Eindtermen Nederlands lager onderwijs.

27

1  Mondelinge taalvaardigheid

Mondelinge taalvaardigheid van de leraar

Voor de leraar die onderwijs geeft in mondelinge taalvaardigheid is het natuurlijk van belang dat hijzelf ook mondeling taalvaardig is. Wat verwacht de samenleving van de mondelinge taalvaardigheid van leraren? Een antwoord op deze vraag is in verschillende leerplandocu menten vastgelegd, zoals: › het Referentiekader Taal in Nederland; › de Eindtermen Nederlands algemeen secundair onderwijs in Vlaanderen; › de Taalcompetenties van leraren in Nederland en Vlaanderen.

Op deze plek gaat het vooral om een introductie van deze leerplandocumenten. De com plete teksten zijn te vinden op de website.

Referentiekader Taal Nederland Het Referentiekader Taal beschrijft in niveau 4F wat leerlingen aan het eind van het voort gezet onderwijs moeten kunnen. Van startende leraren mag minimaal hetzelfde verwacht worden. Voor het domein Mondelinge taalvaardigheid gaat het om het volgende: A Gesprekken Kan in alle soorten gesprekken de taal nauwkeurig en doeltreffend gebruiken voor een breed scala van onderwerpen uit (beroeps)opleiding en van maat schappelijke aard. B Luisteren Kan luisteren naar een grote variatie aan, ook complexe, teksten over on derwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard, die ook abstracte thema’s kunnen behandelen.

Kan duidelijke gedetailleerde monologen en presentaties houden over tal van onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard. Kan daarbij subthema’s integreren, specifieke standpunten ontwikkelen en het geheel afronden met een passende conclusie.

C Spreken

Bron: Referentiekader Taal Niveau 4F.

Eindtermen Nederlands Vlaanderen De Eindtermen Nederlands algemeen secundair onderwijs (derde graad) beschrijven wat leer lingen aan het eind van het secundair onderwijs moeten kunnen. Van startende leraren mag minimaal hetzelfde verwacht worden. Ter illustratie geven we een aantal doelformuleringen voor Luisteren en Spreken/gesprekken voeren.

28

Inleiding

1 De leerlingen kunnen op structurerend niveau luisteren naar uit eenzettingen en probleemstellingen door een bekende volwassene met betrekking tot een leerstofonderdeel bestemd voor bekende leeftijdgenoten en ze kunnen die schriftelijk weergeven (vergelijk schrijven). 2 De leerlingen kunnen op beoordelend niveau via diverse media en multimediale informatiedragers luisteren naar de volgende tekst soorten bestemd voor een onbekend publiek: › diverterende teksten zoals praatprogramma’s; › informatieve teksten zoals verslagen van feiten en ervaringen; › persuasieve teksten zoals standpunten en meningen in probleemoplossende discussies; › activerende teksten zoals reclameboodschappen. 7 De leerlingen kunnen op structurerend niveau aan een bekende volwassene vragen stellen en antwoorden formuleren aangaande leerstofonderdelen in de schoolvakken. 8 De leerlingen kunnen op structurerend niveau ten overstaan van een onbekend publiek: › instructies geven; › gedocumenteerde informatie presenteren; › een sollicitatiegesprek voeren.

1 Luisteren

2 Spreken/

gesprekken voeren

Bron: Eindtermen Nederlands derde graad secundair.

Taalcompetenties van leraren in Nederland en Vlaanderen Het Referentiekader Taal en de Eindtermen Nederlands beschrijven de algemene taalvaar digheid van leerlingen/studenten. Het document Dertien doelen in een dozijn beschrijft de gewenste taalcompetenties voor het beroep van leraar. Hier gaat het dus om professionele taalvaardigheid. Voor het domein Mondelinge taalvaardigheid vind je daar bijvoorbeeld:

Gesprekken

Taalcompetentie 1: Gesprekken voeren met leerlingen De leraar kan gesprekken voeren met leerlingen als volwaardige gesprekspart ners, zowel individueel als in een groep, over onderwerpen die door alle partners aangebracht kunnen worden, en in het bijzonder over leerinhouden. De gesprek ken komen de totale ontwikkeling van de leerlingen, en in het bijzonder hun taal ontwikkeling, ten goede. Taalcompetentie 10: Een presentatie houden met schriftelijke ondersteuning De leraar kan een presentatie op verschillende manieren (bijvoorbeeld interac tief, kort of lang) houden voor volwassen gesprekspartners (met name ouders en collega’s) over klas- en schoolcontext. Hij maakt flexibel gebruik van een effec tieve ondersteuning in schrift en beeld.

Spreken

Bron: Dertien doelen in een dozijn.

29

Made with FlippingBook - Online Brochure Maker