006IPTD0011

a Je bepaalt onderwerp, doel en thema’s van wat je gelezen of gehoord hebt of je bepaalt onderwerp, doel en thema’s van wat je wilt zeggen of schrijven. • Waarover gaat het? • Wat wordt er over dat onderwerp gezegd? • Met welk doel? b Daarna bepaal je het publiek. • Voor wie is de tekst die je gelezen of gehoord hebt? • Wie wil jij bereiken met je boodschap? • Welke functie, welke voorkennis, welk niveau, welke interesses heeft de ontvanger? • Wat betekent dit voor je taalgebruik, woord- gebruik, informatie etc. c Op basis van de voorgaande twee stappen bepaal je welke informatie er dus in de boodschap komt. d Dan kun je kijken op welke manier je de boodschap gaat overbrengen. • Welk medium (brief, mail, memo, telefoonge- sprek etc.) is het beste om dat te doen? • Welke regels (conventies) heeft dat medium? e In de regels (conventies) van het medium staat meestal ook iets over de opbouw van de boodschap. Meestal is er een inleiding, kern en slot. • Wat zet je daar in? • Hoe bouw je dat logisch op? f Heb je dit allemaal goed overdacht, dan kan er nog ruis optreden omdat je: • Verkeerde woorden gebruikt

• Verkeerde zinnen maakt • Een slechte uitspraak hebt Dat moet je zoveel mogelijk voorkomen.

35

Made with