Francisca Jungslager en Wilma Maljaars - Kritisch denken & schrijven

francisca jungslager & wilma maljaars

Kritisch denken & schrijven

Van onderzoeksvraagnaar wetenschappelijke tekst

Kritisch denken schrijven

De waarheid is nooit precies zoals je denkt dat hij zou zijn. Johan Cruijff

Kritisch denken schrijven Van onderzoeksvraag naar wetenschappelijke tekst

Francisca Jungslager Wilma Maljaars

c u i t g e v e r ij

c o u t i n h o

bussum 2016

www.coutinho.nl/kritischdenkenenschrijven Je kunt aan de slag met het online studiemateriaal bij dit boek. Dit materiaal bestaat uit feedbackformulieren, checklists en alle doen -teksten.

© 2016 Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens bestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, me chanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toege staan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk ver schuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uit gave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl).

Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl

Omslag: René van der Vooren, Amsterdam

Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Perso nen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever.

ISBN 978 90 469 0538 8 NUR 624

Voorwoord

Boeken over academisch schrijven zijn er in soorten en maten, net als boeken over kritisch denken. Bij het doen van onderzoek en het schrijven van een wetenschappelijke tekst daarover – zoals een scriptie – heb je beide vaardig heden nodig. Je moet ervoor zorgen dat je onderzoek gebaseerd is op een grondige analyse en kritische beoordeling van de literatuur én je moet leren hoe je een academische tekst in zijn geheel goed onderbouwd, gestructureerd en helder op papier krijgt. Die aanpak, waarbij zowel aandacht is voor de ontwikkeling van het aca demisch denkvermogen als van de schrijfvaardigheid, staat centraal in het onderwijs in wetenschappelijk schrijven aan bijvoorbeeld de Universiteit van Amsterdam. In dit boek bieden wij inzichten en hulpmiddelen voor een der gelijke aanpak. De inzichten in dit boek komen voort uit de pragma-dialectische bena dering van argumentatie, ontwikkeld door Frans van Eemeren en Rob Groo tendorst. De analyse van argumentatie en de beoordeling ervan, zoals die in dit boek aan bod komen, zijn in tal van publicaties van Van Eemeren c.s. uitvoeriger behandeld dan wij hier doen. Wij zijn ons bewust van de grote schatplichtigheid aan dit gedachtegoed en zijn dankbaar dat we er in dit boek gebruik van kunnen maken. Wij zijn Frans van Eemeren niet alleen vanuit pragma-dialectisch perspec tief dank verschuldigd, maar ook vanwege zijn bereidheid dit boek door te nemen. Graag willen wij ook alle collega’s bedanken die geholpen hebben dit boek te verbeteren, in het bijzonder Bert Meuffels, die het hoofdstuk over verslag doen van empirisch onderzoek kritisch onder de loep nam. Dank ook aan Lotte van Poppel, Isabella Steenbergen en Masha Bakker, voor jullie er varen blik, jullie tips en jullie steun! Tot slot bedanken wij alle studenten die ons inspireerden tot het schrijven van dit boek. Wij hopen dat huidige en toekomstige studenten dankzij dit boek meer plezier aan het schrijven zullen beleven. Uit ervaring weten wij: geen zin komt vanzelf …

Amsterdam, september 2016

Inhoud

Inleiding

11

Stel een goede centrale vraag

1

Opstellen van de centrale vraag en deelvragen

15

1.1 Op zoek naar een onderwerp 1.2 Kritisch lezen van literatuur 1.3 Van onderwerp naar centrale vraag

15 17 18 26 32

1.4 Deelvragen opstellen

Oefeningen

2

Schrijven van de inleiding

37

2.1 Doel van de inleiding

37 39 41 42 43 44 49

2.1.1 Introductie van het onderwerp

2.1.2 Centrale vraag

2.1.3 Relevantie van het onderzoek

2.1.4 Leeswijzer

2.2 De inleiding herschrijven

Oefeningen

Onderzoek de vakliteratuur

3

Vinden van de juiste informatie

59

3.1 Soorten bronnen

59 60 64

3.2 Zoeken naar de juiste bronnen 3.3 Verwijzen naar literatuur

3.4 Manieren van verwijzen

66 69 79 71 72 77

3.4.1 APA-stijl 3.4.2 MLA-stijl 3.4.3 Chicago-stijl

3.5 Citeren en parafraseren

Oefeningen

4

Analyseren en beoordelen van argumentatie

81

4.1 Argumenten herkennen 4.2 Argumenten beoordelen

81 88 89 95 98

4.3 Relaties tussen standpunt en argument 4.4 Afwegen van andermans argumentatie

Oefeningen

5

Herkennen van drogredenen

107

5.1 Ondeugdelijke redeneringen 5.2 Ondeugdelijke relaties

107 111 114 116

5.3 Overige drogredenen

Oefeningen

Onderbouw je antwoord

6

Bouwen van de argumentatiestructuur van je tekst

121

6.1 De afweging

121 126 130 133

6.2 De verfijning van je argumentatie

6.3 De conclusie

Oefeningen

7

Structureren van je tekst

143

7.1 Opbouw van hoofdstukken en paragrafen

143 145 149 154

7.2 Opbouw van de alinea’s

7.3 Structuuraanwijzingen voor de lezer

Oefeningen

Schrijf en herschrijf je tekst

8

S chrijven van je tekst

163

8.1 Blijf kritisch

163 164 168 171 173 182

8.2 Bied duidelijkheid

8.3 Vind de juiste academische toon

8.4 Durf te variëren 8.5 Schrijf correct

Oefeningen

9

Herschrijven (en nog eens herschrijven)

189

9.1 De afwerking

189 192 194 203

9.2 Een laatste controle

9.3 Leg je tekst in andermans handen

Oefeningen

Andere wetenschappelijke teksten

10

Verslag doen van empirisch onderzoek

211

10.1 De empirische cyclus

212 214 219 222

10.2 Het schrijven van een empirisch onderzoeksverslag

10.3 De afwerking van je onderzoeksverslag

Oefeningen

11

Diverse wetenschappelijke genres

225

11.1 Literatuurverslag

225 228 230 234 237 243 247 249

11.2 Analyse 11.3 Recensie

11.4 Essay

11.5 Wetenschappelijk betoog

11.6 Populairwetenschappelijk artikel

Geraadpleegde literatuur

Register

Over de auteurs

???

Inleiding

Een wetenschappelijke tekst – of je dat nu een scriptie, werkstuk, paper, nota of onderzoeksverslag noemt – kan overal over gaan: over de vrijheid van me ningsuiting, het taalgebruik van politici of een videoclip van Beyoncé. Het zijn allemaal onderwerpen die je aan de borreltafel, in de trein of op Facebook zou kunnen aansnijden, maar ook thema’s die tot wetenschappelijk onderzoek kun nen leiden: bijvoorbeeld naar het belang van de vrijheid van meningsuiting, de metafoor als middel om mensen te misleiden of de vraag of Beyoncé te zien is als het boegbeeld van een nieuwe feministische golf. Het doel van dergelijk onderzoek is inzicht krijgen in de werkelijkheid. Van dat onderzoek doe je verslag in een wetenschappelijke tekst. De ene op leiding noemt zo’n tekst een scriptie of werkstuk, een andere hanteert moge lijk een term als paper of nota. Om begripsverwarring te voorkomen wordt in dit boek veelal gesproken over ‘een wetenschappelijke tekst’ . In een dergelijke tekst geef je antwoord op je onderzoeksvraag op basis van systematisch en controleerbaar uitgevoerd onderzoek. Systematisch, omdat er anders gemakkelijk andere verklaringen voor de resultaten van het onderzoek kunnen binnensluipen. Controleerbaar, omdat het voor je lezers duidelijk moet zijn op welke wetenschappelijke bronnen jij je uitspraken ba seert. Je mag geen informatie gebruiken waarvan je alleen vermoedt dat die waar is of waarvan je vindt dat die waar zou moeten zijn. Als beginnend wetenschapper start je in de regel met literatuuronder zoek: je leert publicaties kritisch te lezen en met elkaar te vergelijken en je leert vragen te stellen. Je gaat zo op zoek naar een wetenschappelijk probleem door je af te vragen op welke punten bepaalde theorieën verschillen. Welk as pect blijft in die publicatie onderbelicht? Is een visie wel goed onderbouwd? Bij elk wetenschappelijk onderzoek staan vragen centraal die nog niet eer der beantwoord zijn. De uitkomst zal dus iets toevoegen of veranderen aan wat al bekend is over de werkelijkheid, om zo tot groei van kennis te komen. Aan die groei ontleent het onderzoek zijn relevantie. Iedere wetenschapper dient de uitkomsten van zijn onderzoek dan ook te onderbouwen: zijn doel is immers zijn lezers te overtuigen van de aanvaardbaarheid van het antwoord op zijn onderzoeksvraag. Een wetenschappelijke tekst moet duidelijk maken dat je dat onderzoek systematisch hebt uitgevoerd en dat je je hebt gebaseerd op controleerbare in formatie. Die tekst moet blijk geven van een academische wijze van denken en

11

Kritisch denken

schrijven

schrijven en bovendien zakelijk en neutraal geschreven zijn, in een stijl en met een toon die kenmerkend zijn voor de academische wijze van verslaglegging. In dit boek staat het schrijven van een wetenschappelijke tekst centraal, een tekst waarin je verslag doet van wetenschappelijk onderzoek. Schrijven is een proces dat tijd en aandacht vraagt en dat je noodzaakt om bij elke stap die je zet kritisch na te denken. In dit boek krijg je hulp bij al die stappen van het schrijfproces: het stellen van een goede centrale vraag, het onderzoeken van de bestaande literatuur, het onderbouwen van het antwoord op je centrale vraag en het schrijven (en herschrijven) van je tekst. Dat betekent niet dat je het schrijfproces per se in deze volgorde doorloopt. Integendeel, er is geen rechte weg naar het eindproduct. Wel zijn er eisen die aan elke wetenschappelijke tekst gesteld worden: ▶▶ De tekst moet wetenschappelijk relevant zijn, een deugdelijke centrale vraag als uitgangspunt hebben en een goede en aantrekkelijke inleiding hebben (hoofdstuk 1 en 2). ▶▶ De tekst moet gebaseerd zijn op een grondige analyse en beoordeling van de gelezen literatuur (hoofdstuk 3, 4 en 5). ▶▶ De centrale vraag moet op een gestructureerde wijze worden beantwoord met deugdelijke argumentatie (hoofdstuk 6 en 7). ▶▶ De tekst moet helder en correct geschreven zijn, er verzorgd uitzien en aan een kritische lezing zijn onderworpen (hoofdstuk 8 en 9). Met inzichten in het schrijfproces, praktische instrumenten, veel voorbeel den en oefeningen leer je in dit boek op welke manier je het best te werk kunt gaan. Daarnaast krijg je gerichte instructies ( doen ) om je eigen schrijfproces vorm te geven. Hoewel het boek voornamelijk gericht is op het schrijven van een onderzoeksverslag op basis van bronnen- en literatuuronderzoek, zijn veel van de inzichten en stappen ook van toepassing wanneer je verslag moet doen van empirisch onderzoek. Dit type onderzoeksverslag komt expliciet in hoofdstuk 10 aan bod. Je onderzoek kan bovendien de aanleiding zijn om een andere tekst dan een scriptie of onderzoeksverslag te schrijven. Om die reden staan in het laat ste hoofdstuk, hoofdstuk 11, andere genres centraal: een literatuurverslag of -analyse, recensie, essay, betoog en populairwetenschappelijk artikel. Het schrijven van een wetenschappelijke tekst vereist helderheid van geest, het vermogen en het lef om door te denken en logische stappen te zetten, daadkracht om je aan het schrijfwerk te zetten en een kritische, scherpe blik bij het herschrijven. Dit alles moet gevoed worden door oprechte nieuwsgie righeid. De ervaring leert dat het plezier in het schrijven dan vanzelf ontstaat.

12

Stel een goede centrale vraag

1

Opstellen van de centrale vraag en deelvragen

Zoals in de inleiding is beschreven, is het doel van een wetenschappelijke tekst een beargumenteerd antwoord geven op een vooraf gestelde vraag. Die vraag heet de onderzoeksvraag of centrale vraag . Je tekst staat of valt met de formulering van die vraag. Wanneer de vraag niet deugdelijk is, zal dat onher roepelijk tot problemen leiden bij het schrijven. Als je de centrale vraag hebt opgesteld, is het noodzakelijk deelvragen te formuleren als voorbereiding op het schrijven van je tekst. Dat zijn de vragen die precies naar de informatie leiden die je nodig hebt om je onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Ze helpen je om informatie te selecteren en koers te houden. Juist omdat de centrale vraag het fundament is, vraagt het bedenken, af bakenen en herformuleren ervan tijd en aandacht en bovenal een kritische houding. Dit hoofdstuk is gericht op het ontwikkelen van die houding. 1.1 Op zoek naar een onderwerp Een onderzoek start met de zoektocht naar een geschikt onderwerp. Soms krijg je de concrete opdracht om een onderzoek te doen naar een aspect van een bepaalde theorie (de taalhandelingstheorie van Searle) of naar een spe cifiek probleem (wie heeft het recht op de Elgin Marbles?). Of je weet dat het onderwerp gerelateerd moet zijn aan een bepaald artikel of boek (een object dat wordt behandeld in deel III – The Renaissance through Rococo – van Janson’s History of Art ). Op die manier word je al enigszins gestuurd in je keuze. In dergelijke gevallen kun je je gericht inlezen in de relevante literatuur. Uit de opdracht leid je dan je vertrekpunt af: het werk van Searle, de discussie over de Elgin Marbles of het tijdvak van de Renaissance tot de Rococo. In andere gevallen ben je misschien vrijer in de keuze van je onderwerp. Persoonlijke interesse kan dan een uitgangspunt zijn, maar die maakt een on derwerp niet automatisch wetenschappelijk relevant. Die relevantie ligt erin dat de uitkomsten van je onderzoek iets nieuws toevoegen aan wat er al be kend is.

15

1  Opstellen van de centrale vraag en deelvragen

Om een onderwerp te vinden dat het waard is om onderzocht te worden, moet je op zoek naar een onduidelijkheid, discussiepunt of spanningsveld in je vakgebied. Een dergelijk probleem kom je alleen op het spoor als je de lite ratuur zeer kritisch leest en beoordeelt. Veel onderzoek dat je in het begin van je studie zult uitvoeren, start dan ook in de (online-)bibliotheek. Raadpleeg handboeken, readers en andere literatuur en denk nog eens terug aan de stof die tijdens eerdere (hoor)colleges is besproken. Wanneer je je zoektocht begint en in een onderwerp duikt op zoek naar een aanknopingspunt voor je onderzoek, kijk dan of je kunt kiezen voor een on derwerp of voor bronnen die nog weinig bestudeerd zijn. Of misschien kan een nieuwe techniek of een andere invalshoek een ander licht werpen op een eerder onderzoek. Als de moderne psychologie de theorieën van Freud in de ban heeft gedaan, omdat men vindt dat zijn leer te veel op verzinsels is geba seerd, kan dat gevolgen hebben voor interpretaties van romans, beeldende kunst en media-uitingen waarin eerdere onderzoekers overtuigd waren van oedipuscomplexen en penisnijd. In de kunstgeschiedenis en archeologie bie den nieuwe technieken nieuwe kansen. Voorwerpen kunnen beter gedateerd worden en er kunnen eerdere lagen, vol informatie, blootgelegd worden. Laat je niet ontmoedigen door alles wat er al onderzocht is, ook niet als je bij het bestuderen van de literatuur ontdekt dat een discussie achterhaald is of dat hiaten inmiddels opgevuld zijn. Wellicht loopt je ingeslagen weg dood, maar vaak ben je dan al andere zijwegen tegengekomen die weer nieuwe ope ningen bieden. Heel misschien moet je terug naar je beginpunt. Dat is niet per se een kwestie van pech hebben. Elke omweg levert je immers iets op: meer kennis en meer inzicht. Het is goed om te beseffen dat een relevant onderzoek veelal een reac tie is op eerdere visies en claims. Het gaat er niet alleen om dat je tot een heldere, goed doordachte conclusie komt, het gaat er ook om dat je de dia loog aangaat, dat je reageert op wat een ander al heeft beweerd. Probeer dus steeds na te gaan waar nog discussie over is of welke aspecten nog niet (goed) onderzocht zijn. Waar vermoed je tegenstrijdigheden tussen theorie en wer kelijkheid? Ga bij de bestudering van de literatuur steeds na waar je zelf twij fels over hebt, waar naar jouw idee een punt onderbelicht is gebleven of waar je tegenstrijdigheden vermoedt tussen verschillende opvattingen of tussen theorie en werkelijkheid. Ga kortom op zoek naar een spanningsveld of een probleem dat verder onderzoek waard is. Vraag hierbij eventueel hulp van je vakdocent. Kortom: begin met lezen. En lees daarna nog meer.

16

1.2  Kritisch lezen van literatuur

1.2 Kritisch lezen van literatuur Om een spanningsveld te vinden, ga je niet alleen lezen, je moet ook leren steeds krítischer te lezen. Dat doe je door jezelf bij elke publicatie de volgen de kritische vragen te stellen: 1 Wat is de centrale vraag? In een goed opgebouwde wetenschappelijke tekst wordt de centrale vraag in de inleiding van de tekst (of in een samenvatting of abstract vooraf) gegeven. 2 Wat is het antwoord op de centrale vraag? Omde publicatie te begrijpen en te beoordelen, moet je weten waar de schrij ver je van wil overtuigen. Blik daarom vooruit naar de conclusie. Soms staat dat antwoord ook in de samenvatting vooraf. Maak voor de beoordeling di rect aantekeningen: in hoeverre is de conclusie aanvaardbaar? Welke vragen blijven onbeantwoord? 3 Wat zijn de centrale begrippen in de publicatie en hoe worden die gedefi nieerd en getoetst? Kijk altijd of en op welke manier de auteur de begrippen die hij in de centrale vraag noemt, definieert. Wat wordt verstaan onder ‘invloedrijk’ bij een vraag als ‘In welke mate waren de inzichten van Stanislavski invloedrijk?’ Cruciale begrippen vragen om uitleg: wat wordt eronder verstaan en hoe worden ze getoetst? Ook hier geldt: noteer al je kritische vragen. 4 Welke methode of welke manier van onderzoek wordt gebruikt? Ga na of er sprake is van literatuuronderzoek en wat de belangrijkste bron nen zijn. Beoordeel of dat ook de meeste actuele en relevante bronnen op dat gebied zijn. Als er sprake is van empirisch onderzoek, moet je nagaan welke instrumenten zijn gebruikt (experimenten, observaties, vragenlijsten, inter views et cetera). Als je dat bepaald hebt, kun je vervolgens proberen te beoor delen in hoeverre deze methode de meest geschikte is en hoeverre het onder zoek deugdelijk uitgevoerd is. Stel steeds weer vragen en noteer wat je opvalt. 5 In hoeverre vind je dat de gegeven informatie en de onderzoeksresulta ten de conclusie onderbouwen? Het analyseren en beoordelen van de gepresenteerde argumentatie is de meest cruciale stap in het beoordelen van de literatuur. In hoofdstuk 4 vind je instrumenten om systematisch argumentatie te analyseren en te beoordelen. Maak daar gebruik van.

17

1  Opstellen van de centrale vraag en deelvragen

6 Biedt de publicatie nieuwe inzichten? Probeer vast te stellen in hoeverre de inzichten relevant zijn. Wordt er iets verklaard wat daarvoor onduidelijk was? Naarmate je jezelf aanleert vanuit deze vragen de literatuur te lezen, kom je steeds makkelijker op het spoor van aspecten die verder onderzocht kunnen worden. Bedenk dat je eigen tekst ook een duidelijk antwoord moet geven op deze vragen. Het zijn immers de vragen die jouw lezer later zal stellen en waarmee je bij het schrijven rekening dient te houden. Lezen en schrijven vereisen namelijk dezelfde kritische geest.

1 Start je zoektocht. Ga gericht lezen en stel jezelf de eerdergenoemde kritische lees vragen. Noteer alle zaken die om opheldering vragen of die lijken te botsen met andere uitspraken. Kies vervolgens een onderwerp dat: ▶▶ aansluit bij je interesse; ▶▶ overzichtelijk is; ▶▶ wetenschappelijke relevant is.

DOEN

1.3 Van onderwerp naar centrale vraag Wie een discussiepunt, onduidelijkheid of spanningsveld heeft gevonden, heeft daarmee een probleem te pakken dat kan leiden tot de centrale vraag van een literatuuronderzoek. Sommigen noemen de centrale vraag om die reden ook wel de probleemstelling. Dat begrip is enigszins verwarrend, om dat je niet vanuit ‘een stelling’ maar vanuit een vraag moet vertrekken. Vanuit het probleem kun je wel een vraag afleiden, zoals in de tekst hierna gebeurt. De aanslagen van 11 september 2001 hebben de hele wereld opgeschrikt. Met de aanslagen in Madrid en Londen, een paar jaar later, kwam de ter roristische dreiging voor veel Europeanen dichterbij. De aanslagen in Pa rijs in januari en november 2015 en die in Brussel in 2016 maakten die dreiging weer heel actueel. Terrorismebestrijding staat bij elke regering opnieuw hoog op de agenda. Ook de Europese Unie heeft te kennen gegeven de hoogste prioriteit te geven aan haar Veiligheidsbeleid. Desondanks werd ook Brussel door

18

1.3  Van onderwerp naar centrale vraag

terreurdaden getroffen. De vraag ligt dan voor de hand of de EU-lidstaten wel hebben geleerd van de eerdere aanslagen. Zo is niet duidelijk of zij voldoende samenwerken om terroristen op te pakken: die samenwerking is in ieder geval niet zichtbaar. De centrale vraag in dit onderzoek luidt daarom in hoeverre de lidstaten van de Europese Unie erin slagen geza menlijk tegen terrorisme op te treden. Om van een probleem tot een deugdelijke onderzoeksvraag te komen, moet je rekening houden met de eisen die (bij bronnen- en literatuuronderzoek) voor een centrale vraag gelden. Een adequate centrale vraag:

▶▶ leidt tot een betogende ofwel argumentatieve tekst; ▶▶ laat zien dat het onderwerp goed is afgebakend ; ▶▶ is enkelvoudig en open, neutraal en concreet geformuleerd.

Deze eisen worden hierna toegelicht.

De vraag moet tot een betogende tekst leiden Omdat het doel van je tekst is de lezer te overtuigen van de aanvaardbaarheid van het antwoord op je centrale vraag, zal die tekst uiteindelijk een betogend karakter krijgen. Juist in dat karakter zit de toegevoegde waarde van je tekst: je komt aan de hand van argumenten tot een eigen standpunt. Als je alleen zou weergeven wat anderen al eerder hebben beschreven of wanneer je iets onderzoekt waar geen verschil van mening over bestaat, is de toegevoegde waarde van je wetenschappelijke tekst te beperkt. In zulke gevallen heb je geen argumenten nodig, maar volstaat een opsomming van feiten. Zie bij voorbeeld de volgende vraag. Het antwoord op deze vraag zal een overzicht zijn van de gevallen waarin Humberto Tan zijn gesprekken op die wijze afrondt. Het doel van een der gelijke tekst is beschrijvend en roept de vraag op wat je met zo’n overzicht wilt aantonen. Het antwoord op die vraag geeft je mogelijk wel een zetje in de goede richting. Vergelijk de vraag hiervoor met de volgende: In hoeverre bepaalt het onderwerp van de interviews de toepassing van negatieve beleefdheidsstrategieën in de gespreksafronding van Humberto Tan? In welke gevallen past Humberto Tan negatieve beleefdheidsstrategieën toe in de gespreksafronding?

19

1  Opstellen van de centrale vraag en deelvragen

Voor de beantwoording van deze vraag zul je de relatie aan moeten tonen tussen de keuze van het onderwerp en het toepassen van de beleefdheids strategieën. Van die relatie zul je de lezer moeten overtuigen; het doel van je tekst zal dus betogend zijn. Om tot een antwoord op deze vraag te komen, zul je wel gebruikmaken van beschrijvingen, maar deze gebruik je alleen om je hoofddoel te ondersteunen (zie ook paragraaf 1.4). Als je bijvoorbeeld wilt bepalen in hoeverre ICT-toepassingen in het ba sisonderwijs effectief zijn, geef je een beoordeling en daarmee geef je de tekst zijn betogende karakter. Je zult dan nog wel eerst moeten inventariseren in welke mate welke ICT-toepassingen in het basisonderwijs terug te vinden zijn. Een dergelijke inventarisatie is beschrijvend van aard, maar zij staat in dienst van de beoordeling. Een beschrijvende centrale vraag kan soms wel een aanzet geven voor een onderzoek, mits je je afvraagt wat je met een dergelijke beschrijving voor ogen hebt. Dat geldt ook bij een beschrijvende vraag die aan empirisch on derzoek ten grondslag ligt (zie hoofdstuk 10). Als je zelf wilt gaan inventa riseren welke leesmethodes in het basisonderwijs gebruikt worden, zal die inventarisatie in de regel een basis voor of aanzet tot vervolgstudies zijn. Bij voorbeeld om later een antwoord te krijgen op de vraag in hoeverre de ene methode effectiever is dan de andere. Ook een beschrijving van een nieuwe ontdekking, een onbekend schil derij of een archeologische vondst zal uiteindelijk aanleiding zijn voor ander onderzoek. Een beschrijvende vraag of een vergelijking is dus in de regel een opmaat naar een hoger doel en zal dan als deelvraag dienst gaan doen. Kijk maar naar een vraag als: Deze vraag leidt tot een beschrijving als er in het vakgebied reeds consensus is over die betekenis. Wanneer deze vraag in een dergelijke context centraal staat in je onderzoek is de relevantie onduidelijk: waarom zou jij die bete kenis nogmaals willen beschrijven? Als je dat doet omdat je zelf de beteke nis nog niet kende, is je doel te particulier. Als je het doet omdat je op basis van die beschrijving een andere vraag kunt beantwoorden, dan heb je geen hoofdvraag maar een deelvraag. Zolang er echter geen overeenstemming over de betekenis van de slang bestaat, kun je beoordelen welke bestaande interpretatie het meest aanne melijk is. Ook wanneer er nog geen interpretatie van die slang bestaat, zul je met argumenten moeten komen die duidelijk maken op welke gronden je er welke betekenis aan toekent. Ook dan leidt de vraag tot een betogende tekst. Wat betekent de slang op de Portlandvaas?

20

1.3  Van onderwerp naar centrale vraag

In beide gevallen dien je de vraag te specificeren, zodat het beoogde doel voor de lezer helder is. Maak dus bij het formuleren van je centrale vraag aan de lezer duidelijk dat je tekst niet puur informatief van aard zal zijn, maar dat je uiteindelijk met een oordeel komt. Ga bijvoorbeeld eens na in hoeverre de hiernavolgende vragen tot een betogende tekst leiden. •• Wat was de functie van Stonehenge? •• Welke rol speelde Amsterdam in de Tachtigjarige Oorlog? •• Hoe heeft Vincent van Gogh zich in Den Haag ontwikkeld? •• Wat is het verschil tussen een metafoor en een metonymia? •• Mijn onderzoeksvraag luidt hierbij: ‘Hoe is de Europese integratie verlopen sinds de totstandkoming van de EGKS?’ •• In welke mate is Rubens beïnvloed door het caravaggisme? Vragen die beginnen met ‘Hoe komt het dat …?’ of ‘Waarom…?’ of ‘Waar door…?’ zullen in de regel tot een verklaring leiden. Ook bij een verklaring is het niet de bedoeling dat je weergeeft wat een ander al eerder heeft verklaard, maar als er reden is om aan die verklaring te twijfelen, kan ze het uitgangspunt vormen voor een betogende tekst. Pas als je ook de aannemelijkheid van die verklaring weegt, kom je tot een betogende tekst. Je ziet dat aan de vragen hierna, waarbij het voor de hand ligt dat antwoorden onderbouwd moeten worden. •• Hoe komt het dat jazzmuziek in de jaren 50 van de vorige eeuw in Ne derland niet populair was? •• Hoe komt het dat verschillende onderzoekers straattaal verschillend definiëren? •• Wat is de culturele verklaring voor het verschil in succes tussen man nen en vrouwen in de westerse popmuziek? Het is aan jou omdie verklaring aannemelijk te maken, op basis van een deug delijke onderbouwing. Er zijn ook ‘hoe-vragen’ waarbij je op zoek gaat naar de oplossing voor een probleem. Bijvoorbeeld bij een vraag als ‘Hoe kan de Belastingdienst zijn website begrijpelijker maken?’. Ook dan is het belangrijk dat je aan de hand van een beoordeling kunt laten zien wat de kern van het probleem is en welke oplossing het meest geschikt is. Besef dan dat je vraag moet leiden tot een antwoord dat onderbouwd moet worden om door de lezer aanvaard te kunnen worden. Denk aan vragen als: In welke mate is een maatregel wenselijk? In hoeverre is een bepaalde

21

1  Opstellen van de centrale vraag en deelvragen

theorie houdbaar? Op welke punten voldoet het werk wel en niet aan de ken merken van een bepaald genre? Het is kortom cruciaal dat je in je tekst tot een afweging komt: in die afweging schuilt het betogende karakter. De vraag laat zien dat het onderwerp goed afgebakend is De centrale vraag van je onderzoek moet zo genuanceerd mogelijk zijn. Som mige studenten willen te veel en stellen brede vragen die (in de beperkte tijd) niet goed zijn te beantwoorden. Dat komt vaak omdat ze bang zijn dat ze anders te weinig stof hebben. Die angst is eigenlijk ongegrond. Het is juist belangrijk het onderwerp goed af te bakenen en alle nuances weer te geven; dat geeft ruimte voor verdieping. Stel dat je verschillende opvattingen over het werk van Seurat tegenkomt en op basis daarvan de volgende vraag stelt: Over het werk van Seurat bestaan vele uiteenlopende opvattingen, theo rieën en ideeën, veelal foutieve en vooral incomplete. In dit onderzoek wil ik beoordelen welke theorie de meest aanvaardbare is. Een dergelijke opzet is lastig uit te voeren. Je zult als onderzoeker alle theo rieën over het werk van Seurat moeten beoordelen, terwijl je er zelf al ach ter bent gekomen dat het er veel zijn. Je zult bovendien in staat moeten zijn om het kaf van het koren te scheiden; je moet weten op welke manier je die theorieën op hun aanvaardbaarheid kunt beoordelen. Hoe kom je tot beoor delingscriteria voor het onderscheid tussen aanvaardbare en onaanvaardbare theorieën? Met andere woorden: hoe maak je je vraag toetsbaar? In dit geval kun je beter één aspect uit een theorie kiezen waarover dis cussie bestaat of waarover nog niets of heel weinig geschreven is. Wellicht zijn er twijfels bij Seurats status als grondlegger van het pointillisme of is niet duidelijk of hij de theorie achter de kleurenleer inderdaad belangrijker vond dan spontaniteit. Wanneer een vraag nog te breed is, kijk dan of je hem verder kunt afbake nen door je te beperken tot een bepaalde periode, een bepaalde locatie, een bepaald thema of een specifiek aspect. Dat zorgt ervoor dat je meer de diepte in kunt, waardoor het antwoord op je vraag in de regel interessanter wordt. Kies liever voor klein en diepgaand in plaats van veel en oppervlakkig. Ga eens na of je het volgende onderwerp geschikt vindt en zo niet, hoe je het geschikter zou kunnen maken.

22

1.3  Van onderwerp naar centrale vraag

De Dode Zeerollen geven ons een unieke inzage in het jodendom in die tijd en de overgang van het jodendom naar het christendom. Ik zou graag te weten willen komen welke parallellen er tussen de Dode Zeerollen en het Nieuwe Testament zijn. Je ziet snel dat een dergelijk onderzoek lastig of niet uit te werken is binnen een kort tijdsbestek. Het vergt nauwgezet onderzoek naar de Dode Zeerollen en het Nieuwe Testament, waarbij je zo mogelijk de originele documenten (de primaire bronnen, zie hoofdstuk 3) moet bestuderen. Afbakening hangt dus ook nauw samen met de haalbaarheid van je onderzoek. Is het materiaal wel toegankelijk? Een ander probleem is dat je je kunt afvragen in hoeverre de centrale vraag uit een probleem voortkomt. In deze opzet zal een overzicht van alle parallellen volgen, waardoor het onderzoek puur beschrijvend van aard zal zijn. Afbakenen is, kortom, een kwestie van keuzes maken, tot je de meest genuanceerde, haalbare en toetsbare vraag te pakken hebt. De vraag is enkelvoudig en moet open, neutraal en concreet geformuleerd zijn Als je te veel wilt of nog niet goed weet wat je wilt, kan dat ertoe leiden dat er meer dan één vraag boven komt drijven. Dat is in eerste instantie niet erg, mits je uiteindelijk maar een keuze maakt en je vragen tot één onderzoeks vraag weet te herleiden. De hoofdvraag dient uit één vraag te bestaan ofwel enkelvoudig te zijn. De volgende vragen zijn dat nog niet, maar je zou die met kleine ingrepen wel tot een enkelvoudige vraag kunnen terugbrengen. •• Ik wil beoordelen of Meditaties van Descartes tot het scepticisme is te rekenen en hoe Hegel over dat scepticisme zou oordelen. •• Welke stijl typeert Stevens het beste en hoe werd dat werk toentertijd door critici ontvangen? In dergelijke gevallen, bij dubbele vragen, zouden er óf twee onderzoeken gedaan moeten worden óf zou bepaald moeten worden welke vraag onder geschikt is aan de andere. In veel gevallen heeft die laatste optie de voorkeur. Als je de tekst hierna leest, zie je het probleem met te veel vragen duidelijk. Internet, 3D-beelden en touchscreens zijn niet meer weg te denken uit het dagelijks leven. Langzaam maar zeker zijn deze technieken ook door gesijpeld naar de archeologie. Maar wat zijn die ontwikkelingen nou pre cies? Met andere woorden: welke ontwikkelingen heeft de digitale tech-

23

1  Opstellen van de centrale vraag en deelvragen

niek in de afgelopen tien jaar doorgemaakt? Ook vraag ik me af welke invloed digitale technieken hebben op de manier waarop het publiek naar het vakgebied kijkt en op wat voor manier deze technieken toegepast kun nen worden door musea in hun tentoonstellingen. Dat brengt me tot de volgende vraag: wat is de toekomstige rol van digitale technieken in de tentoonstelling van archeologische collecties en wat voor invloed zullen deze nieuwe toepassingen hebben op de museumbeleving van de toe komstige bezoeker? Kunnen ze worden gezien als vooruitgang of zitten er ook sterk negatieve kanten aan? De onderzoeker lijkt drie vragen als hoofdvraag te stellen: Wat is de toekom stige rol van digitale technieken in de tentoonstelling van archeologische collecties? Wat voor invloed zullen deze nieuwe toepassingen hebben op de museumbeleving van de toekomstige bezoeker? Kunnen ze worden gezien als vooruitgang of zitten er ook sterk negatieve kanten aan? In zo’n geval is het belangrijk dat je bepaalt welke vraag centraal staat en welke vragen daaraan ondergeschikt zijn. In dit voorbeeld draait het om de vraag in hoeverre de toekomstige rol van digitale technieken in de tentoonstelling van archeologi sche collecties uitsluitend als vooruitgang kan worden gezien. Het is overigens goed dat de auteur nog openlaat of de voordelen of de nadelen van de nieuwe ontwikkelingen zwaarder zullen wegen. Het is immers belangrijk dat er zonder vooroordelen wordt gewerkt. Wie onderzoek gaat doen, weet van tevoren nog niet wat de uitkomst zal zijn. Dat houdt in dat je altijd vanuit een vraag (en niet vanuit een conclusie) vertrekt. In het tekstje hierna is het duidelijker welke vraag centraal staat. Internet, 3D-beelden en touchscreens zijn niet meer weg te denken uit het dagelijks leven. Langzaam maar zeker zijn deze technieken ook door gesijpeld naar de archeologie. In dit onderzoek wil ik nagaan in hoeverre de toekomstige rol van de digitale technieken in de tentoonstelling van archeologische collecties kan worden gezien als vooruitgang. Daartoe ga ik eerst, in paragraaf 1, na welke ontwikkelingen de digitale techniek in de afgelopen tien jaar heeft doorgemaakt. Omvervolgens, in pa ragraaf 2, te beschrijven op wat voor manier musea deze nieuwe technieken (kunnen) toepassen in hun tentoonstellingen. In paragraaf 3 zal ik de meer waarde van deze toepassingen beoordelen voor musea en publiek. Op basis van die bevindingen zal ik tot een antwoord op mijn vraag komen. Zorg ook dat je vraag vrij is van vooroordelen en ongefundeerde aannames, met andere woorden dat je vraag neutraal geformuleerd is. Wie de vraag stelt

24

1.3  Van onderwerp naar centrale vraag

‘Hoe is Newton in staat wetenschap en religie te verenigen?’ suggereert al dat Newton wetenschap en religie inderdaad heeft weten te verenigen, terwijl het misschien nog maar de vraag is of hij daarin geslaagd is. De vraag naar de manier waarop hem dat gelukt is, zal bovendien alleen tot een beschrijving leiden van Newtons handigheid om die twee te combineren, terwijl het on derzoek pas relevant is als onderzocht wordt óf Newton er wel in slaagt religie en wetenschap te verenigen. De vraag laat het antwoord nog open, impliceert een afweging op welke punten het hem wel en niet is gelukt ze te combineren en is dus een adequate onderzoeksvraag. Een gesloten vraag is overigens niet altijd direct problematisch. Wie op zoek is naar een concrete oplossing of empirisch onderzoek (zie hoofdstuk 10) gaat uitvoeren, zal vaker met een gesloten vraag te maken hebben. •• Hoe kan de overheid de burger het beste aanspreken: met je of met u? •• Komt ‘me’ als bezittelijk voornaamwoord als in ‘me moeder’ vaker in het zuiden dan in het noorden van Nederland voor? Bij de eerste vraag zal de onderzoeker ook moeten onderbouwen waarom de ene vorm de voorkeur krijgt boven de andere. Bij de tweede vraag kun je je afvragen waartoe de kennis over het gebruik van ‘me’ gebruikt zal worden. Ook hier geldt dat een beschrijvende tekst de basis zal vormen voor een an der onderzoek. Ten slotte is het belangrijk dat je je centrale vraag zo concreet mogelijk formuleert. Tijdens het zoekproces kun je je vraag nog enigszins aanscherpen (naarmate je zelf helderder voor ogen krijgt wat je wilt gaan doen), maar je verleent jezelf een grote dienst als je de vraag in een zo’n vroeg mogelijk stadi um zo precies mogelijk formuleert. Een opzet als ‘In dit werkstuk zal ik de Meditaties van Descartes behan delen’ is niet duidelijk. De lezer weet niet wat de vraag of het probleem is. Vermijd daarom vage termen als ‘behandelen’, ‘kijken naar’ en ‘zal ik ingaan op’. Dergelijke formuleringen zijn vaak een teken van zwakte: ze impliceren dat je zelf nog niet goed voor ogen hebt wat je wilt gaan doen. Bedenk ook dat het formuleren van de centrale vraag er vooral op is ge richt om jou als schrijver houvast te bieden. Hoe beter je namelijk weet wat je doel is, hoe gerichter je de volgende fasen kunt doorlopen: het opstellen van deelvragen, het maken van een tekstschema en het zoeken naar en selecteren van informatie die je helpt om je vraag te beantwoorden (zie paragraaf 1.4). In hoeverre is Newton erin geslaagd wetenschap en religie te verenigen?

25

1  Opstellen van de centrale vraag en deelvragen

Je centrale vraag kun je als je kompas zien; ze bepaalt de koers van je onderzoek en bepaalt welke literatuur je zult bestuderen. Bij het formuleren en herformu leren van je onderzoeksvraag zet je vaak twee stappen vooruit om er daarna weer één terug te moeten zetten. Het is zeker lastig, maar als je eenmaal een goede vraag te pakken hebt die het onderwerp strak afbakent, kun je gerichter literatuur zoeken en bestuderen. Omgekeerd is het noodzakelijk je eerst (glo baal) in te lezen voordat je op een probleem kunt stuiten. De inventarisatiefase, de fase in het schrijfproces waarin je je centrale vraag en deelvragen opstelt en je inleiding schrijft, is hierop gericht. Je moet je onderzoeksvraag steeds verder preciseren. De eisen die aan de vraag gesteld worden helpen je hierbij. Bedenk dat je zonder die vraag geen onderzoek kunt doen. Durf op een gegeven moment ook een vraag te kiezen: voortschrijdend inzicht kan altijd tot aanpassingen leiden, maar op een gegeven moment moet je aan de slag en zonder voorlopige beginvraag kom je niet verder.

2 Formuleer je centrale vraag. Maak gebruik van de volgende checklist. ▶▶ Leidt deze vraag tot een betogende tekst? ▶▶ Laat de vraag zien dat het onderwerp goed afgebakend is? ▶▶ Is het onderzoek haalbaar en toetsbaar? ▶▶ Is de vraag enkelvoudig en open? ▶▶ Is de vraag neutraal en concreet geformuleerd?

DOEN

1.4 Deelvragen opstellen Als je een (voorlopige) onderzoeksvraag hebt opgesteld, kun je gaan beden ken welke stappen nodig zijn om tot een antwoord te komen. Welke informa tie is essentieel? En in welke volgorde zul je die presenteren? Je gaat zodoende nadenken over deelvragen. Na colleges over Europese literatuurgeschiedenis en het lezen van het boek Max Havelaar weet een student dat Multatuli kritiek gaf op het koloni ale bewind in zijn tijd. Hij weet ook dat Multatuli die kritiek soms op spot tende wijze uitte, maar is dat genoeg om Max Havelaar als een satire te be stempelen? De student besluit het te onderzoeken en stelt de volgende vraag centraal.

In hoeverre is Max Havelaar op te vatten als satire?

26

1.4  Deelvragen opstellen

Om die vraag te kunnen beantwoorden, heeft hij specifieke informatie nodig, die hij op het spoor kan komen via deelvragen. •• Wat zijn de kenmerken van satire? •• Wat zijn de kenmerken van Max Havelaar? •• Welke kenmerken ondersteunen de satireduiding en welke ondergra ven deze? •• In hoeverre zijn die satire-ondersteunende kenmerken voldoende en noodzakelijk om het boek als satire te kenmerken? Bij het opstellen van dergelijke deelvragen moet je voor ogen houden dat zij precies die informatie moeten opleveren die je nodig hebt om tot een ant woord op je centrale vraag te komen. Dat luistert nauw. Je moet niet te veel informatie geven: de plaats van Multatuli in de literatuurgeschiedenis, zijn oeuvre en zijn leven zijn hier niet relevant. Je kunt echter ook niet te weinig informatie geven: er mogen geen hiaten of blinde vlekken ontstaan. Daar naast moeten deelvragen op een logische manier op elkaar voortbouwen en moet de laatste deelvraag gericht zijn op de afweging van de argumenten. Vanuit de deelvragen is het handig om een tekstschema te maken: een globale indeling van je tekst met hoofdstuk- en paragraaftitels. Wanneer de student in het voorbeeld hiervoor zich verder heeft verdiept in relevante theorieën over het genre satire, kan hij de deelvragen nog verfijnen. Hij zou bijvoorbeeld de kenmerken van satire nog kunnen specificeren naar doel en vorm en die specificatie zou kunnen leiden tot het hiernavolgende tekstsche ma. Je zou dat kunnen zien als de voorlopige inhoudsopgave.

Inleiding 1 Satire: doel, functie en kenmerken 1.1 Doel en functie van satire 1.2 Kenmerken van satire 2 Kenmerken van Max Havelaar 2.1 Inhoudelijke kenmerken van Max Havelaar 2.2 Stijlkenmerken van Max Havelaar 3 Max Havelaar als satire? 3.1 Kenmerken die satire-duiding ondersteunen 3.2 Kenmerken die de satire-duiding ondergraven 4 Afweging: in hoeverre is Max Havelaar als satire te duiden? Conclusie

27

1  Opstellen van de centrale vraag en deelvragen

Door een tekstschema te maken, zie je welke informatie je op welke wijze over de tekst moet verdelen. Je ziet ook in één oogopslag of de informatie ge lijkmatig over de hoofdstukken en paragrafen verdeeld wordt. Als tijdens het bestuderen van de literatuur of tijdens het schrijven blijkt dat deze indeling op sommige punten niet goed is, kun je haar altijd nog aanpassen. Zo kom je er misschien gaandeweg achter dat je de kenmerken van Max Havelaar nog moet verfijnen: je zou misschien verschillende stijlfiguren die vaak voorko men verder uit kunnen werken. Of je besluit toch de volgorde te veranderen, als blijkt dat het handiger is om eerst te toetsen of de kenmerken van satire in Max Havelaar terug te vinden zijn om pas daarna te achterhalen of je daarmee Max Havelaar recht doet. Wellicht is Max Havelaar meer dan alleen satire? Een dergelijk schema is dan ook vooral een uitgangspunt, een eerste houvast. Naarmate je onderzoekt vordert, zul je aan de hand van de zogenoemde kri tische vragen (zie hoofdstuk 4) je eigen tekst en de structuur ervan meer dan eens tegen het licht moeten houden. Een overzicht van je deelvragen helpt je echter in de beginfase om vat te krijgen op de noodzakelijke onderdelen. Het helpt je ook bij de beoordeling van de haalbaarheid van je onderzoek. Door het stellen van deelvragen dwing je jezelf namelijk vaak om je onderzoeksvraag verder te verfijnen . Je kunt er op die manier misschien ook achter komen dat je onderzoek niet haalbaar is, bijvoorbeeld omdat het je aan tijd en middelen schort of omdat het me thodologisch te lastig is (zie ook paragraaf 1.3). Een onderzoeker die zich bijvoorbeeld vol enthousiasme op de volgende vraag stort: zal er bij het formuleren van zijn deelvragen achter komen dat hij het zichzelf niet gemakkelijk heeft gemaakt. •• Welke theorieën zijn er over het effect van klassieke muziek op men selijke ontwikkeling? •• Wat zijn de gunstige gevolgen van het luisteren naar klassieke muziek? •• Welk criterium is er om een onderscheid te maken tussen een gunsti ge en minder gunstige werking? •• Hoe zijn effecten op het kind tijdens de zwangerschap te meten? Deze vragen maken al snel duidelijk dat de vraag te breed is (in welk opzicht gunstig?), maar vooral ook lastig toetsbaar: hoe meet je de consequenties van In hoeverre is het luisteren naar klassieke muziek tijdens de zwangerschap goed voor het kind?

28

1.4  Deelvragen opstellen

het luisteren naar klassieke muziek tijdens de zwangerschap? Je weet dan dat je je onderzoeksvraag zult moeten herzien. Bij het opstellen van je deelvragen kun je ervan uitgaan dat, ongeacht je on derwerp, de eerste deelvraag in de regel beschrijvend van aard zal zijn. Je zult allereerst het theoretisch kader uiteenzetten waarin je definities, criteria en in delingen (bijvoorbeeld genres of stromingen) beschrijft of de stand van onder zoek weergeeft. Je gaat dan op zoek naar de theorie die als het noodzakelijke fundament voor jouw onderzoek kan dienen. Het deelantwoord leidt tot een beschrijving, maar wel van die feiten die je nodig hebt om tot een antwoord op je onderzoeksvraag te komen. De tweede deelvraag zal dan in het teken staan van het gekozen object. Wie op zoek gaat naar vrouwonvriendelijk taalgebruik in het tv-programma Nog meer voor mannen van Maxim Hartman, zal het pro gramma pas kunnen gaan analyseren nadat vrouwonvriendelijk taalgebruik is gedefinieerd. De laatste deelvraag zal, zoals eerder opgemerkt, gericht zijn op de afweging van de argumenten (zie paragraaf 6.1). Ook als je wilt onderzoeken of de exploderende welvaart in het naoorlog se Nederland een unieke ontwikkeling betreft, zul je die welvaartsgroei eerst moeten beschrijven. Pas daarna kun je deelvragen stellen die overeenkom sten en verschillen ten opzichte van andere landen aan het licht brengen, om duidelijk te krijgen welke argumenten op uniciteit wijzen en welke daar tegen pleiten. Daarna kun je tot een afweging komen: wegen de overeenkomsten zwaarder dan de verschillen (ofwel zijn er meer argumenten pro dan contra) of andersom? Wie bijvoorbeeld schrijft over de vraag of het onderscheid tussen Barok en Rococo wel zinvol is, zal allereerst willen vaststellen wat onder ‘een zinvol onderscheid’ wordt verstaan: op basis waarvan worden stromingen onder scheiden? Daarbij zal achterhaald moeten worden wat de noodzakelijke en voldoende kenmerken zijn waaraan voldaan moet zijn om van verschillende stromingen te kunnen spreken. Aan welke kenmerken moet in ieder geval voldaan zijn om van een aparte stroming te kunnen spreken en welke ken merken samen zijn voldoende om een onderscheid te mogen maken? Gebaseerd op de beschrijvingen van Janson’s History of Art is misschien af te leiden dat de schilderkunst tijdens de Barok gekenmerkt wordt door extreem realisme, dramatische effecten, clair-obscur, veel emotie, veel vaart/ beweging, berekende dieptewerking, onzichtbare lichtbronnen. In de roco cotijd ligt de nadruk op elegantie, luchtigheid/frivoliteit, lossere vormen, het lieflijke karakter der dingen, asymmetrie en een nog zwierigere bewegende lijn. Schilderingen vormden een geheel met de architectuur, het stucwerk en de meubilering. Deelvragen die dan voor de hand liggen zijn:

29

1  Opstellen van de centrale vraag en deelvragen

•• Wat zijn de indelingsprincipes in het algemeen en specifiek voor Ba rok en Rococo? •• Wat zijn de kenmerken van Barok? •• Wat zijn de kenmerken van Rococo? •• Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen Barok en Rococo? •• Is er voldoende grond voor een onderscheid tussen beide? Op basis van die vragen wordt het volgende tekstschema gemaakt, dat nog voor verbetering vatbaar is. Ga zelf eens na wat er nog beter kan. Inleiding 1 Indelingsprincipes 2 Kenmerken Barok 2.1 Periodisering 2.2 Intentie 2.3 Thematiek 2.4 Enscenering 2.5 Clair obscur: manipulatie van licht en donker 2.6 Vormen: zwierigheid en symmetrie 3 Kenmerken Rococo 3.1 Periodisering 3.2 Intentie 3.3 Thematiek 3.4 Enscenering 3.5 Clair obscur: manipulatie van licht en donker 3.6 Vormen: zwierigheid en symmetrie 4 Verschillen en overeenkomsten tussen Barok en Rococo 5 Afweging: is er voldoende grond voor een onderscheid tussen Barok en Rococo? Conclusie Soms is het nodig om voorafgaand aan je onderzoek een onderzoeksvoorstel te schrijven. In dat geval heb je nu een drietal belangrijke elementen van zo’n voorstel te pakken: de centrale vraag, de deelvragen en het tekstschema. Wan neer je daar nog een inleiding (zie hoofdstuk 2) en bibliografie (zie hoofdstuk 3) aan toevoegt, is je onderzoeksvoorstel (ook wel werkplan genoemd) com pleet. Aanpassingen op zo’n voorstel of werkplan zijn eerder regel dan uitzonde ring. Je centrale vraag, deelvragen en opzet blijven lange tijd voor verbetering vatbaar. Toch moet je deze elementen zo veel mogelijk op orde hebben voor

30

1.4  Deelvragen opstellen

je aan de slag kunt met het schrijven van je inleiding. In het volgende hoofd stuk zul je zien dat het schrijven van een inleiding vaak opnieuw aanleiding is voor het verder aanscherpen van je vraag en aanpak. 3 Formuleer je deelvragen en maak een tekstschema. Maak gebruik van de volgende checklist. ▶▶ Wijzen je deelvragen je de weg naar de informatie die je nodig hebt om je centrale vraag te beantwoorden?

▶▶ Is de beantwoording van elke deelvraag noodzakelijk voor de beantwoording van je centrale vraag? (Is alle informatie relevant?) ▶▶ Bouwen je deelvragen logisch op elkaar voort? ▶▶ Leiden de antwoorden op je deelvragen uiteindelijk tot een volledig en deugdelijk antwoord op je hoofdvraag? (Vallen er geen gaten?)

DOEN

31

Made with FlippingBook Digital Publishing Software