CZW20120044

CZW20120044

O

Beroepsprestatie 1.4 Signaleren en in kaart brengen van de hulpvraag

Gespecialiseerd pedagogisch medewerker 4 kinderopvang Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg | Niveau 4

Beroepsprestatie

1.4

Signaleren en in kaart brengen van de hulpvraag (2012-gpm-4-ko-pm-4-jz-bp1.4)

Opleiding:

Gespecialiseerd pedagogisch medewerker 4 kinderopvang - Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg

Niveau Fase 1

4

Artikelnummer CZW20120044

Colofon Deze uitgave is gerealiseerd onder verantwoordelijkheid van het Consortium Beroepsonderwijs - Zorg en Welzijn & Assisterenden Gezondheidszorg

Dagelijks bestuur en managementteam L. Fine B. Huijberts A. Pijnenburg

I. Rabelink M. Wouters

Ontwikkelteamleider A. Liem-Rosekrans

Ontwikkelaars van deze fase B. Akkermans M. Verkade

Redactie A. Brink M. Brok

Ontwerp H. Witjes (Studio Blanche)

Foto’s Consortium Beroepsonderwijs

Ondanks alle inspanningen is het mogelijk dat het Consortium Beroepsonderwijs niet alle copyrights van de in de uitgave opgenomen illustraties heeft geregeld. Degene die meent alsnog rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht contact op te nemen met het Consortium Beroepsonderwijs.

© 2013 Consortium Beroepsonderwijs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe- stand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, namelijk elektronisch, mechanisch, door fotokopie, opnamen of enige andere manier, zonder toestemming van het Consortium Beroepsonderwijs - Zorg en Welzijn & Assisterenden Gezondheidszorg.

Inhoud

Beroepsprestatie 1.4 .........................................................4

Werkprocessen met de bijbehorende competenties .................5

Typering . ........................................................................5

De opdracht .....................................................................7

Het resultaat. ...................................................................9

Beoordelingslijst gpm-4-ko .............................................. 11

Beoordelingslijst pm-4-jz ................................................. 15

Daar waar zij staat, wordt ook hij bedoeld en omgekeerd.

Beroepsprestatie 1.4

Signaleren en in kaart brengen van de hulpvraag

Werkprocessen met de competenties van deze beroepsprestatie

Nummer en titel van het werkproces

Competenties bij het werkproces

1.1

H

Inventariseert de situatie en wensen van het kind/de jongere

Overtuigen en beïnvloeden (alleen voor gpm-4-ko)

N

Onderzoeken

R

Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

1.3

C

Maakt een plan van aanpak

Begeleiden (alleen voor gpm-4-ko)

E

Samenwerken en overleggen

J

Formuleren en rapporteren

M

Analyseren (alleen voor gpm-4-ko)

3.3

E

Stemt de werkzaamheden af met betrokkenen

Samenwerken en overleggen

Q

Plannen en organiseren

3.8

D

Evalueert de werkzaamheden

Aandacht en begrip tonen

J

Formuleren en rapporteren

M

Analyseren

Typering De (gespecialiseerd) pedagogisch medewerker werkt volgens methodische stappen. Dat betekent dat je stapsgewijs op bewuste, systematische en procesmatige wijze handelt om bepaalde doelen te kunnen bereiken. Aan de werkprocessen hierboven kun je al zien welke stappen dat zijn: steeds weer ben je bezig met de cyclus van voorbereiden, uitvoeren en evalueren. Daar komt heel wat bij kijken en je doet niet ‘zomaar iets’. Als gespecialiseerd pedagogisch medewerker 4 kinderopvang of pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg ben je steeds bezig om de ontwikkeling van kinderen/jongeren te stimuleren. Als professionele beroepskracht is dat niet iets wat je toevallig even doet. De eerste stappen zet je door precies te onderzoeken waar de behoeften en de verwachtingen van het kind/de jongere liggen. Bijvoorbeeld: in je groep is een kind/jongere met een taalachterstand geplaatst. Door onderzoek/observatie kom je erachter dat die taalachterstand te maken heeft met het feit dat de ouders thuis een andere taal spreken en weinig tijd hebben om het kind voor te lezen. Tijdens je verdere speurtocht ontdek je ook dat het kind door voor te lezen en actieve taalspelletjes te doen snel woorden oppikt en deze ook gaat gebruiken. Belangrijk is dat je ontdekt dat het kind plezier heeft in die spelletjes. Het is dus een schot in de roos.

5

SIGNALEREN EN IN KAART BRENGEN VAN DE HULPVRAAG

Je maakt een plan van aanpak om dergelijke taalactiviteiten doelbewust als middel in te zetten om de taalontwikkeling te stimuleren. Natuurlijk doe je dit niet alleen. Je werkt samen met collega’s en ouders om dit plan goed uit te kunnen voeren. Tot slot evalueer je tussentijds, want je wilt weten welke resultaten je plan van aanpak en je uitvoering hebben opgeleverd. Yvonne volgt de opleiding gespecialiseerd medewerker kinderopvang 4. Ze leert hoe ze voortgang en/of afwijkingen in de sociaal emotionele ontwikkeling kan signaleren. Als ze een stap verder is, kan ze ook ouders adviseren bij opvoedingsvraagstukken. Ze heeft te maken met gedrag en gedragsverandering.

Binnen de jeugdzorg kun je heel andere situaties tegenkomen.

Jasper vertelt over een jongere waarbij sprake is van vroege verwaarlozing. De jongere vertoont probleemgedrag. De begeleiding vraagt een specifieke aanpak die volgens vaste stappen verloopt.

Zowel Yvonne als Jasper vinden het signaleren en in kaart brengen van de hulpvraag een belangrijke eerste stap in de methodische werkwijze.

Oriënteren en Plannen Overleg met je begeleider over je POP en de voorwaarden voor het uitvoeren van de opdracht in de beroepsprestatie. Bekijk de resultaten en de beoordelingslijst. Wanneer bepaalde bewijsstukken niet haalbaar zijn, zoek dan naar vervangende bewijsstukken. Soms is het nodig dat je een aanvullend bewijsstuk inlevert. Bespreek je keuze voor de bewijsstukken met je begeleider. Maak vervolgens je PAP. Leg een inleverdatum voor de resultaten vast.

GO / NO GO

Stap 1 en 2 van de Wegwijzer zijn aangetoond.

GESPECIALISEERD PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 KINDEROPVANG - PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG - Fase 1 6

De moeilijkheidsgraad van de opdracht staat in de tabel hieronder aangegeven.

De mate van complexiteit van de beroepssituatie

De mate van zelfsturing

De mate van verantwoordelijkheid voor

gesloten context

geleid

uitvoering van eigen takenpakket jouw samenwerking met collega’s de hele zorg- en begeleidingscyclus aansturing van collega’s op hetzelfde of lager niveau

open context

begeleid

complexe context

zelfstandig

De opdracht

A. De totale opdracht Je voert de totale opdracht uit in de beroepspraktijk.

Je competenties op het gebied van werken volgens methodische stappen worden beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie. Maak hierover afspraken met je beoordelaars.

Je werkt daarnaast aan onderstaande specifieke opdrachten.

B. Naar aanleiding van observatie een hulpvraag formuleren en verantwoorden Voer een observatie uit bij een kind/jongere om informatie te verzamelen over het kind/de jongere. Richt je vooral op afwijkingen in ontwikkeling en gedrag. Onderzoek en inventariseer door middel van een gesprek de wensen en verwachtingen van het kind/de jongere en zijn ouders/vervangende opvoeders. Formuleer na dit onderzoek een passende hulpvraag voor (of samen met) het kind/de jongere (gebruik hierbij de SMART-methode). Leg de hulpvraag en de verantwoording van je keuzes voor aan je begeleider en vraag feedback. (Aanvulling alleen voor gpm-4-ko) Tevens geef je (in de verantwoording) aan of de beslissing het kind te plaatsen in de opvang, juist is. Onderbouw je mening met argumenten.

7

SIGNALEREN EN IN KAART BRENGEN VAN DE HULPVRAAG

C. De hulpvraag van het kind/de jongere vertalen in een plan van aanpak De hulpvraag werk je uit in een plan van aanpak. Het plan van aanpak bespreek je met het kind/de jongere en/of de ouders/vervangende opvoeders. Pas het plan van aanpak aan als uit het gesprek nieuwe informatie en/of andere wensen/verwachtingen komen. (Aanvulling alleen voor gpm-4-ko) Geef in je plan van aanpak duidelijk aan welke (extra) ondersteuning bij de opvang moet worden ingeschakeld. D. Evalueren van het plan van aanpak Voer het plan van aanpak uit. Vraag het kind/de jongere en andere betrokkenen naar hun ervaring, ideeën en gevoelens over de geboden opvang en begeleiding. Concludeer of de geboden opvang en begeleiding voldoen en of er voldoende voortgang is bij het kind/de jongere. Benoem positieve punten en/of geef haalbare oplossingen. Verwerk de uitkomst in een kernachtig volledig en inzichtelijk evaluatieverslag. Geef in de evaluatie ook je mening of extra ondersteuning voor het kind nodig is en of deze geboden kan worden door de opvang. Als dat volgens jou niet mogelijk is, geef je aan waar ouders/vervangende opvoeders terecht kunnen voor aanvullende of alternatieve zorg of dienstverlening voor hun kind.

Als je kiest voor een vervangende of aanvullende opdracht, let er dan op dat deze voldoet aan de beoordelingslijst van deze beroepsprestatie.

GESPECIALISEERD PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 KINDEROPVANG - PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG - FASE 1 8

Het resultaat A. De afgetekende beoordelingslijst van deze beroepsprestatie.

Specifieke bewijsstukken B. Observatieverslag en formuleren van een hulpvraag met bijbehorende verantwoording. WP 1.1: H, N, R. (Competentie H alleen voor gpm-4-ko) C. Plan van aanpak. WP 1.3: C, E, J. (Competentie C alleen voor gpm-4-ko) D. Evaluatieverslag van het plan van aanpak. WP 1.3: M. (alleen voor gpm-4-ko). WP 3.3: E, Q. WP 3.8: D, J, M.

Vervangende of aanvullende bewijsstukken – – – –

Neem de bewijsstukken op in je portfolio.

9

SIGNALEREN EN IN KAART BRENGEN VAN DE HULPVRAAG

Beoordelingslijst

beroepsprestatie 1.4 Signaleren en in kaart brengen van de hulpvraag (2012-gpm-4-ko-bp1.4)

Naam student:

Datum:

Opleiding: Gespecialiseerd pedagogisch medewerker 4 kinderopvang

Cohort:

Fase:

voldoende goed

Prestatie-indicatoren

onvoldoende

Competenties

Ontwikkelingsgericht

- componenten

Werkproces 1.1 Inventariseert de situatie en wensen van het kind/de jongere

p Dit betekent dat: • je de (mede) door jou genomen beslissing tot het wel of niet plaatsen van het kind in de opvang onderbouwt en verdedigt zodat: • duidelijk is waarom het kind wel of niet in de opvang wordt geplaatst.

H Overtuigen en beïnvloeden

– ideeën en meningen naar voren brengen en onderbouwen

p Dit betekent dat: • je verschillende bronnen gebruikt om informatie te

N Onderzoeken

verzamelen met betrekking tot afwijkingen in ontwikkeling en gedrag

– informatie achterhalen

zodat: • duidelijk is voor jou wat de oorzaken zijn en of/hoe hierop in de opvang kan worden ingespeeld. p Dit betekent dat: • je actief de wensen en verwachtingen van het kind en zijn ouders/vervangende opvoeders inventariseert zodat: • je voor jezelf duidelijk krijgt hoe de organisatie, binnen de mogelijkheden van de dienstverlening, inspeelt op de situatie en wensen van het kind.

R Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

– behoeften en

verwachtingen achterhalen

11

SIGNALEREN EN IN KAART BRENGEN VAN DE HULPVRAAG

Prestatie-indicatoren

voldoende goed

Competenties

Ontwikkelingsgericht

onvoldoende

- componenten

Werkproces 1.3 Maakt een plan van aanpak

p Dit betekent dat: • je ouders/vervangende opvoeders informatie en advies geeft over aanvullende of alternatieve zorg of dienstverlening zodat: • je duidelijk maakt welke (extra) ondersteuning bij de opvang wordt ingeschakeld of waar de ouders/vervangende opvoeders voor (extra) ondersteuning voor hun kind terecht kunnen. p Dit betekent dat: • je de inhoud van het plan van aanpak en de consequenties ervan met het kind en ouders/vervangende opvoeders bespreekt zodat: • je weet wat ze kunnen verwachten als je het plan van aanpak uitvoert. p Dit betekent dat: • je een nauwkeurig en volledig plan van aanpak opstelt zodat: • je het kind en de ouders/vervangende opvoeders precies kunt vertellen welke aanpak je hanteert en welke ontwikkeling je nastreeft.

C Begeleiden

–– adviseren

E Samenwerken en overleggen

–– afstemmen

J Formuleren en rapporteren

–– nauwkeurig en volledig rapporteren

p Dit betekent dat:

M Analyseren

• je conclusies trekt uit beschikbare informatie • je verschillende alternatieven en hun consequenties bekijkt

–– conclusies trekken

zodat: • je weet dat de dienstverlening die in het plan van aanpak is opgenomen bij het kind past en ook daadwerkelijk geboden kan worden.

Werkproces 3.3 Stemt de werkzaamheden af met betrokkenen

p Dit betekent dat: • je tijdig en regelmatig overlegt bij de uitvoering van de opvang en begeleiding met collega’s • je anderen raadpleegt als dat nodig is en weet wat de consequenties zijn van je eigen acties • je je zo opstelt dat de samenwerking in het team soepel verloopt zodat: • je gezamenlijke dienstverlening eenduidig en soepel verloopt.

E Samenwerken en overleggen

–– afstemmen –– anderen raadplegen en overleggen

p Dit betekent dat:

Q Plannen en organiseren

• je rekening houdt met de haalbaarheid van je werkzaamheden in tijd en kwaliteit

zodat: • je de continuïteit en kwaliteit van de opvang en begeleiding waarborgt.

–– doelen en prioriteiten stellen

12

GESPECIALISEERD PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 KINDEROPVANG - PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG - Fase 1

onvoldoende

Prestatie-indicatoren

voldoende goed

Competenties

Ontwikkelingsgericht

- componenten

Werkproces 3.8 Evalueert de werkzaamheden

p Dit betekent dat: • je het kind en andere betrokkenen vraagt naar hun ervaring, ideeën en gevoelens over de geboden opvang en begeleiding • je aandachtig luistert

D Aandacht en begrip tonen

–– luisteren –– interesse tonen

zodat: • je de informatie meeneemt/inbrengt bij de evaluatie.

p Dit betekent dat: • je alle benodigde gegevens zorgvuldig verwerkt en registreert • je hoofd- en bijzaken onderscheidt

J Formuleren en rapporteren

zodat: • je rapportages en evaluaties kernachtig volledig en inzichtelijk zijn.

–– nauwkeurig en volledig rapporteren –– vlot en bondig formuleren

t Dit betekent dat: • je beschikbare (cijfermatige, mondelinge) gegevens grondig analyseert • je concludeert of de geboden opvang en begeleiding en de uitgevoerde coördinerende, beleidsmatige, beheertaken en netwerkcontacten voldoen • je concludeert of er voldoende voortgang is • je met haalbare oplossingen komt zodat: • je de uitvoering van de werkzaamheden als dat nodig is (in overleg) bijstelt.

M Analyseren

–– informatie uiteenrafelen –– conclusies trekken –– oplossingen voor problemen bedenken

Bewijsstukken Ontwikkelingsgericht

A.

De ingevulde beoordelingslijst van deze beroepsprestatie.

Specifieke bewijsstukken:

Werkprocessen Competenties

1.1

H - N - R

B. Observatieverslag en formuleren van een hulpvraag met bijbehorende verantwoording.

1.3

C - E - J

C. Plan van aanpak.

1.3 3.3 3.8

M E - Q D - J - M

D. Evaluatieverslag van het plan van aanpak.

Aanvullende of vervangende bewijsstukken:

Werkprocessen Competenties

Cesuur In deze beroepsprestatie zijn de competenties binnen de werkprocessen op het vereiste beheersingsniveau aangetoond.  ja  nee

13

SIGNALEREN EN IN KAART BRENGEN VAN DE HULPVRAAG

Onderbouwing van de beoordeling met voorbeelden die in verband staan met de prestatie-indicatoren

Indien de student competenties binnen een werkproces onvoldoende heeft aangetoond, geef dan op het niveau van de prestatie-indicator aan wat de oorzaak daarvan is.

De beoordelaars van de beroepsprestatie 1.4 Signaleren en in kaart brengen van de hulpvraag (2012-gpm-4-ko-bp1.4) zijn:

Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)

Naam beoordelaar

Functie beoordelaar

Handtekening

Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)

Naam beoordelaar

Functie beoordelaar

Handtekening

Naam student

Handtekening

GESPECIALISEERD PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 KINDEROPVANG - PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG - Fase 1 14

Beoordelingslijst

beroepsprestatie 1.4 Signaleren en in kaart brengen van de hulpvraag (2012-pm-4-jz-bp1.4)

Naam student:

Opleiding: Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg

Fase:

Cohortnummer:

Datum:

voldoende goed

Prestatie-indicatoren

onvoldoende

Competenties

Ontwikkelingsgericht

- componenten

Werkproces 1.1 Inventariseert de situatie en wensen van het kind/de jongere

p Dit betekent dat: • je verschillende bronnen gebruikt om informatie te verzamelen over het kind/de jongere

N Onderzoeken

– informatie achterhalen

zodat: • je een volledig beeld hebt van de situatie en wensen van het kind/de jongere.

p Dit betekent dat: • je actief de wensen en verwachtingen van het kind/de

R Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

jongere en zijn ouders/vervangende opvoeders inventariseert

zodat: • je voor jezelf duidelijk krijgt hoe de organisatie, binnen de mogelijkheden van de dienstverlening, kan inspelen op de situatie en wensen van het kind/de jongere.

– behoeften en

verwachtingen achterhalen

Werkproces 1.3 Maakt een plan van aanpak

p Dit betekent dat: • je de inhoud van het plan van aanpak en de consequenties ervan met het kind/de jongere en ouders/vervangende opvoeders bespreekt zodat: • je weet dat het kind/de jongere en ouders/vervangende opvoeders weten wat ze kunnen verwachten als je het plan van aanpak uitvoert.

E Samenwerken en overleggen

– afstemmen

15

SIGNALEREN EN IN KAART BRENGEN VAN DE HULPVRAAG

Prestatie-indicatoren

voldoende goed

Competenties

Ontwikkelingsgericht

onvoldoende

- componenten

p Dit betekent dat: • je een nauwkeurig en volledig plan van aanpak opstelt

J Formuleren en rapporteren

zodat: • je het kind/de jongere en de ouders/vervangende opvoeders precies kunt vertellen welke aanpak je hanteert en welke ontwikkeling je nastreeft.

–– nauwkeurig en volledig rapporteren

Werkproces 3.3 Stemt de werkzaamheden af met betrokkenen

p Dit betekent dat: • je tijdig en regelmatig overlegt bij de uitvoering van de opvang en begeleiding met collega’s • je anderen raadpleegt als dat nodig is en weet wat de consequenties zijn van je eigen acties • je je zo opstelt dat de samenwerking in het team soepel verloopt zodat: • je gezamenlijke dienstverlening eenduidig en soepel verloopt. p Dit betekent dat: • je formuleert bij (het overdragen van) je werkzaamheden duidelijke doelen en geeft mogelijke knelpunten aan zodat: • je werkzaamheden voor collega’s duidelijk zijn en je de kwaliteit en continuïteit van de opvang en begeleiding waarborgt.

E Samenwerken en overleggen

–– afstemmen –– anderen raadplegen en overleggen

Q Plannen en organiseren

–– doelen en prioriteiten stellen

Werkproces 3.8 Evalueert de werkzaamheden

p Dit betekent dat: • je het kind en andere betrokkenen vraagt naar hun ervaring, ideeën en gevoelens over de geboden opvang en begeleiding • je aandachtig luistert

D Aandacht en begrip tonen

–– luisteren –– interesse tonen

zodat: • je de informatie meeneemt/inbrengt bij de evaluatie.

p Dit betekent dat: • je alle benodigde gegevens zorgvuldig verwerkt en registreert • je hoofd- en bijzaken scheidt

J Formuleren en rapporteren

zodat: • je zorgt dat het dossier volledig is en rapportages en evaluaties kernachtig, volledig en inzichtelijk zijn.

–– nauwkeurig en volledig rapporteren –– vlot en bondig formuleren

16

GESPECIALISEERD PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 KINDEROPVANG - PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG - Fase 1

onvoldoende

Prestatie-indicatoren

voldoende goed

Competenties M Analyseren

Ontwikkelingsgericht

- componenten

t Dit betekent dat: • je uit de gegevens die je verzamelt (gesprekken, observaties) de belangrijkste informatie haalt • je concludeert of de geboden opvang en begeleiding voldoet • je concludeert op basis hiervan of de geboden opvang en begeleiding voldoet en of er voldoende voortgang is • je met haalbare oplossingen komt zodat: • je als dat nodig is de opvang en begeleiding (in overleg) bijstelt.

–– informatie uiteenrafelen –– conclusies trekken –– oplossingen voor problemen bedenken

Bewijsstukken Ontwikkelingsgericht

A.

De ingevulde beoordelingslijst van deze beroepsprestatie.

Specifieke bewijsstukken:

Werkprocessen Competenties

1.1

N - R

B. Observatieverslag en formuleren van een hulpvraag met bijbehorende verantwoording.

1.3

E - J

C. Plan van aanpak.

3.3 3.8

E - Q D - J - M

D. Evaluatieverslag van het plan van aanpak.

Aanvullende of vervangende bewijsstukken:

Werkprocessen Competenties

Cesuur In deze beroepsprestatie zijn de competenties binnen de werkprocessen op het vereiste beheersingsniveau aangetoond.  ja  nee

17

SIGNALEREN EN IN KAART BRENGEN VAN DE HULPVRAAG

Onderbouwing van de beoordeling met voorbeelden die in verband staan met de prestatie-indicatoren

Indien de student competenties binnen een werkproces onvoldoende heeft aangetoond, geef dan op het niveau van de prestatie-indicator aan wat de oorzaak daarvan is.

De beoordelaars van de beroepsprestatie 1.4 Signaleren en in kaart brengen van de hulpvraag (2012-pm-4-jz-bp1.4) zijn:

Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)

Naam beoordelaar

Functie beoordelaar

Handtekening

Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)

Naam beoordelaar

Functie beoordelaar

Handtekening

Naam student

Handtekening

GESPECIALISEERD PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 KINDEROPVANG - PEDAGOGISCH MEDEWERKER 4 JEUGDZORG - Fase 1 18

19

SIGNALEREN EN IN KAART BRENGEN VAN DE HULPVRAAG

Verpleegkundige Kompas

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Zorghulp Niveau 1

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Helpende Zorg & Welzijn Niveau 2

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Verzorgende Niveau 3

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Verpleegkundige Niveau 4

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Medewerker maatschappelijke zorg Niveau 3

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Persoonlijke begeleider gehandicaptenzorg Niveau 4

Persoonlijke begeleider specifieke doelgroepen Niveau 4

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Pedagogisch medewerker kinderopvang Niveau 3

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Overzicht beroepsprestaties Zorg en Welzijn - 2012 Verpleegkundige Kompas Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1 Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Kompas Competentiewijzer 1.1 Ondersteunen bij persoonlijke verzorging en ADL 1.2 Onderhoud van spel- en spelmateriaal en ruimte (voor GPM-4-KO) 1.2 Onderhoud van de ruimte (voor PM-4-JZ) 1.3 O dersteunen bij ontwikkelingsgerichte activiteiten 1.4 Signaleren en in kaart brengen van de hulpvraag 1.5 Ondersteunen en begeleiden bij persoonlijke verzorging en ADL Fase 2 2.1 Het versterken van je vakdeskundigheid 2.2 Coördinerende taken uitvoeren (voor GPM-4-KO) 2.2 Verbeteren van de leefsituatie van het kind/de jongere (voor PM-4-JZ) 2.3 Zorgen voor een veilige, hygiënische en uitdagende leefomgeving 2.4 Methodisch begeleiden bij ontwikkeling en opvoeding 2.5 Begeleiden bij ontwikkelingsgerichte activiteiten Proeve Verantwoordingsverslag en Assessmentgesprek Fase 3 3.1 Begeleiden bij een specifie e zorg- en/of begeleidingsvraag 3.2 Regie voeren (voor GPM-4-KO) 3.2 Begeleiden bij het optimaliseren van de leefistuatie (voor PM-4-JZ) 3.3 Zorgen voor kwaliteit 3.4 Professionaliseren 3.5 De leiding nemen (voor GPM-4-KO) Proeve Verantwoordingsverslag en Assessmentgesprek Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Proeve Competentiewijzer Fase 2 Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3 Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Proeve Competentiewijzer Fase 2 Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3 Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Proeve Competentiewijzer Fase 2 Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3 Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer

Gespecialiseerd pedagogisch medewerker KO - Niveau 4

Pedagogisch medewerker JZ - Niveau 4

Verpleegkundige Kompas

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Onderwijsassistent Niveau 4

Verpleegkundige Kompas

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Sociaal cultureel werker Niveau 4

Verpleegkundige Kompas

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener Niveau 4

Een uitgave van:

Artikelnummer: CZW20120044

Made with