006BTML0015

BasIsdocumentBeroepstaakgestuurdleren

b Daarna bepaal je het publiek. • Voor wie is de tekst die je gelezen of gehoord hebt? • Wie wil jij bereiken met je boodschap? • Welke functie, welke voorkennis, welk niveau, welke interesses heeft de ontvanger? • Wat betekent dit voor je taalgebruik, woordgebruik, informatie etc. c Op basis van de voorgaande twee stappen bepaal je welke informatie er dus in de boodschap komt. d Dan kun je kijken op welke manier je de boodschap gaat overbrengen. • Welk medium (brief, mail, memo, telefoongesprek etc.) is het beste om dat te doen? • Welke regels (conventies) heeft dat medium? e In de regels (conventies) van het medium staat meestal ook iets over de opbouw van de boodschap. Meestal is er een inleiding, kern en slot. • Wat zet je daar in? • Hoe bouw je dat logisch op? f Heb je dit allemaal goed overdacht, dan kan er nog ruis optreden omdat je: • Verkeerde woorden gebruikt Je krijgt bij het uitwerken van de beroepstaken veel met ‘talige’ zaken te maken. Veel producten van je beroepstaken (verslagen, gesprekken, presentaties, reflecties) moeten voldoen aan het voorgeschreven taalniveau 2F. Om overzicht te houden en een taalopdracht op de juiste manier aan te pakken, kun je bij je beroepstaak gebruik maken van taalkaarten. Met behulp van deze taalkaarten kun je op elk gewenst moment talige informatie raadplegen. De taalkaarten geven op de voorkant puntsgewijs aan hoe je een taaltaak op de juiste manier kan aanpakken. De opzet van de taalkaarten van de domeinen Spreekvaardigheid, Leesvaardigheid en Schrijfvaardigheid sluiten aan op de indelingscategorieën van het Referentiekader Taal van Meijerink. Je krijgt dus de kans om systematisch te oefenen om het juiste niveau te bereiken. Op de achterkant van de kaarten zijn per domein de niveaueisen voor de referentieniveaus 1F tot en met 3F afgedrukt. In één oogopslag is te zien of je uitwerking aan de niveau-eisen van een taalopdracht voldoet. Je hoeft niet meteen op dat niveau te presteren, maar krijgt door het beoordelingsformulier achterop de taalkaart een heel duidelijk beeld waar je nog aan zult moeten werken. Dit gebeurt in aparte taallessen, maar soms is het probleem daarvoor te groot en heb je individuele ondersteuning en oefening nodig. In je activiteitenplanner geef je aan hoe je je niveau gaat verbeteren. De taalkaarten zijn daarom ook een goed uitgangspunt voor de lessen Nederlands • Verkeerde zinnen maakt • Een slechte uitspraak hebt. Dat moet je zoveel mogelijk voorkomen. 6.6 Werken met de taalkaarten

34

Made with