Tiba Bolle en Inge van Meelis - Taalbewust beroepsonderwijs

1  De positie van taalontwikkeling in het (v)mbo

De voorwaarden hebben we vertaald naar vijf vuistregels voor effectieve di dactiek (zie deel II), die toegepast zouden moeten worden in alle vakken in het (v)mbo om gelijktijdige taal- en vakontwikkeling te bevorderen. De zojuist beschreven voorwaarden komen overeen met de ingrediënten van taalgericht vakonderwijs (Hajer & Meestringa, 2009): een aanpak waarmee met name in het voortgezet onderwijs veel geëxperimenteerd is. Deze aanpak beschrijft een didactiek waarbij gebruikgemaakt wordt van het feit dat taal een belangrijke rol speelt bij het leren, ongeacht wat er geleerd wordt. Ook in deze aanpak staan contextrijk onderwijs, interactie en taal steun bij het lezen en luisteren en bij het produceren van vaktaal centraal. Uitgangspunt van Handboek taalgericht vakonderwijs is eveneens dat taal, leren en denken onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Ook hier zoekt men naar mogelijkheden om leren en taal aandacht te geven in de vaklessen. Nederlands als tweede taal Aan het (v)mbo nemen leerlingen deel met een andere moedertaal die het Nederlands als tweede taal (NT2) geleerd hebben. Het opleiden van NT2-leerlingen naar een (v)mbo-diploma en tegelijkertijd hun taalniveau verhogen, is goed mogelijk. Het vraagt wel om extra aandacht en tijd en om taalbewuste docenten. Een anderstalige leerling die een tweede taal aan het leren is, kan commu nicatief taalvaardig genoeg zijn om zijn boodschap over te brengen, maar nog lange tijd specifieke NT2-fouten maken. Deze leerlingen maken bij voorbeeld vaker een lidwoordfout, vervoegen werkwoorden niet correct en zetten woorden in een verkeerde volgorde in een zin. Nederlandstalige leerlingen herkennen dit soorten fouten omdat het voor hen niet correct klinkt (Schaeffer, 2015), ze hebben het Nederlands immers van jongs af aan meegekregen. De spelling van het Nederlands is hun jarenlang expliciet on derwezen en ook de grammaticale regels hebben moedertaalsprekers gro tendeels al geleerd op de basisschool. Deze achterstand halen de meeste NT2-leerlingen niet eenvoudig in. De Nederlandstalige woordenschat van een NT2-leerling is over het alge meen minder gevarieerd en kleiner dan die van Nederlandstalige leerlingen. Daarnaast is het voor de NT2-leerling bij bepaalde typisch Nederlandse on derwerpen, zoals de Elfstedentocht of afvalscheiding, soms lastig om rele vante voorkennis te activeren. Het kost de NT2-leerling meer moeite om wat hij hoort of leest te decoderen, te vertalen, te begrijpen, te interpreteren en om een antwoord te formuleren. Hij heeft meer tijd nodig om een tekst of opdracht te begrijpen, vragen te beantwoorden of zelf tekst te produce ren dan de meeste Nederlandstalige leerlingen (Bossers, Kuiken & Vermeer, 2015).

30

Made with FlippingBook HTML5