CZW20120149

CZW20120149

Onderwijsassistent Niveau 4

Proeve 2

Proeve 2 (2012-oa-pr2)

Opleiding: Niveau 4

Onderwijsassistent

Artikelnummer CZW20120149

Colofon Deze uitgave is gerealiseerd onder verantwoordelijkheid van Stichting Consortium Beroepsonderwijs - Zorg & Welzijn & Assisterenden Gezondheidszorg

Directie en managementteam L. Fine B. Huijberts A. Pijnenburg

I. Rabelink M. Wouters

Ontwikkelteamleider S. Borkus

Ontwikkelaars van deze fase P. Hermans

S. de Koning S. Reijnders

Redactie A. Brink M. Brok

Ontwerp H. Witjes (Studio Blanche)

DTP Stichting Consortium Beroepsonderwijs/studio Blanche Juni 2013

Foto’s Stichting Consortium Beroepsonderwijs

Ondanks alle inspanningen is het mogelijk dat Stichting Consortium Beroepsonderwijs niet alle copyrights van de in de uitgave opgenomen illustraties heeft geregeld. Degene die meent alsnog rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht contact op te nemen met Stichting Consortium Beroepsonderwijs.

© 2013 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe- stand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, namelijk elektronisch, mechanisch, door fotokopie, opnamen of enige andere manier, zonder toestemming van Stichting Consortium Beroepsonderwijs.

Inhoud

Proeve 2 . ........................................................................4

Werkprocessen met de bijbehorende competenties .................5

Typering . ........................................................................6

De opdracht .....................................................................9

Het resultaat. ................................................................. 12

Beoordelingslijst............................................................. 13

Daar waar zij staat, wordt ook hij bedoeld en omgekeerd. Daar waar leraar staat, kan ook worden gelezen leerkracht of docent. Voor kinderen, de leerlingen, de cursisten, de studenten, de deelnemers is gekozen voor: leerling, leerlingen.

Proeve 2

Werkprocessen met de competenties van deze proeve

Nummer en titel van het werkproces

Competenties bij het werkproces

1.1

F

Observeert de werkwijze van de leerlingen/ deelnemers en rapporteert de bevindingen

Ethisch en integer handelen

J

Formuleren en rapporteren

K

Vakdeskundigheid toepassen

T

Instructies en procedures opvolgen

1.2

L

Bereidt de uitvoering van programmaonderdelen voor

Materialen en middelen inzetten

T

Instructies en procedures opvolgen

1.3

A

Assisteert bij de uitvoering van programmaonderdelen

Beslissen en activiteiten initiëren

B

Aansturen

K

Vakdeskundigheid toepassen

L

Materialen en middelen inzetten

T

Instructies en procedures opvolgen

1.4

Begeleidt leerlingen/deelnemers bij de uitvoering van programmaonderdelen C

Begeleiden

D

Aandacht en begrip tonen

F

Ethisch en integer handelen

K

Vakdeskundigheid toepassen

U

Omgaan met verandering en aanpassen

V

Met druk en tegenslag omgaan

2.1

L

Voert werkzaamheden uit t.b.v. het primaire proces

Materialen en middelen inzetten

S

Kwaliteit leveren

2.2

N

Assisteert bij het organiseren van activiteiten

Onderzoeken

Q

Plannen en organiseren

2.4

A

Houdt toezicht en begeleidt buiten het primaire proces

Beslissen en activiteiten initiëren

B

Aansturen

C

Begeleiden

D

Aandacht en begrip tonen

F

Ethisch en integer handelen

T

Instructies en procedures opvolgen

U

Omgaan met verandering en aanpassen

5

PROEVE 2

Nummer en titel van het werkproces

Competenties bij het werkproces

2.5

C

Voert in PO en SO pedagogisch-verzorgende taken uit

Begeleiden

D

Aandacht en begrip tonen

F

Ethisch en integer handelen

K

Vakdeskundigheid toepassen

T

Instructies en procedures opvolgen

Typering Het is de bedoeling dat aan elke leerling onderwijs wordt gegeven dat aansluit bij zijn of haar mogelijkheden en talenten. Om dit te bereiken geef je extra begeleiding aan leerlingen die dit nodig hebben. Je begeleidt leerlingen individueel of in een groepje. In samenwerking met de leerkracht doe je er alles aan om het onderwijs voor alle leerlingen geschikt te maken. Leerlingen met lichte problemen en achterstanden bied je extra ondersteuning, zodat zij ook het normale lesprogramma kunnen volgen. Om de begeleiding en de didactische werkvormen goed af te stemmen, is het van belang dat je inzicht hebt in de leerbehoeften van iedere leerling. Samen met de leerkracht voer je observaties uit, ga je in gesprek met de leerlingen en analyseer je de verschillende gegevens. Op basis van deze informatie besluit je op welke manier je de leerlingen gaat begeleiden. Naast het begeleiden in de klas, lever je ook een bijdrage aan het organiseren van allerlei activiteiten en evenementen die door school worden georganiseerd. Je kunt hierbij denken aan het regelen van een accommodatie, maar ook aan het maken van een plan of het regelen van de publiciteit.

Wanneer een activiteit of een evenement wordt georganiseerd, houd je ook altijd rekening met leerlingen die extra aandacht of begeleiding nodig hebben. Door van tevoren na te denken over de manier waarop je deze leerlingen begeleidt, wordt de kans op een succeservaring voor hen vergroot. Verder toon je in deze proeve competenties aan op het gebied van verzorgende taken. Het accent van je begeleiding ligt op het stimuleren van de zelfredzaamheid. T.a.v. de verzorging kun je denken aan hygiëne, veiligheid en persoonlijke verzorging.

6

ONDERWIJSASSISTENT

Voorbeeld PO/SO Jozien is als onderwijsassistent werkzaam op basisschool St. Joannes. Zij begeleidt de kinderen uit groep 4. Het schooljaar wordt altijd afgesloten met een schoolfeest. Jozien probeert hiervoor alvast wat ideeën op te doen. Een aantal weken geleden heeft zij via Elize, een oude klasgenoot, gehoord over een duo dat op scholen theater-doe-dagen verzorgt. Omdat Elize zo enthousiast was, heeft Jozien hierover meer informatie opgezocht op internet. Op de website staat het volgende beschreven: “Een theater-doe-dag is een volledig verzorgde theaterdag waarbij de leerlingen een theatervoorstelling bijwonen en tevens actief aan een kunstactiviteit deelnemen. Met een theater-doe-dag haalt de school tegelijkertijd een kunstbeleving én een kunstactiviteit in huis. De school ontvangt vooraf een projectplan met o.a. een dagplanning, beeldende opdrachten met bijbehorende materiaallijst en een kledingadvies voor de leerlingen. De leerkrachten krijgen ’s ochtends instructies, mallen, voorbeelden en materialen voor de beeldende en schminkopdracht en theaterkleding. In groepen nemen de leerlingen deel aan een dans/theater workshop waarin ze een choreografie uitwerken. Uiteindelijk werken zij spelend toe naar een eindvoorstelling.” Jozien is erg enthousiast en besluit dit idee in te brengen tijdens het werkoverleg dat gaat over de afsluiting van het schooljaar. Omdat zij zich grondig heeft voorbereid, weet zij haar collega’s vrij snel te overtuigen. Er wordt afgesproken dat Jozien contact legt met het duo om de mogelijkheden te bespreken. Als ze tijdens het volgende overleg hoort dat het uiteindelijk doorgaat, maakt ze een draaiboek waarin ze alle voorbereidingen vastlegt. De dag van het schoolfeest is eindelijk aangebroken. De kinderen en andere betrokkenen zijn geïnformeerd. Iedereen is enthousiast en het is meteen gezellig druk in school. Jozien neemt tijdens deze dag de begeleiding van een specifiek groepje leerlingen uit groep 4 op zich. Van tevoren heeft zij met de leerkracht besproken op welke manier deze leuke, maar hectische dag voor Jan, Djeno en Sharona ook een leuke ervaring wordt. Jozien zorgt ervoor dat zij leerlingen zoveel mogelijk ondersteunt bij de taken die zij moeten uitvoeren.

7

PROEVE 2

Voorbeeld (v)mbo Iedere periode wordt afgesloten met een themaweek. Ditmaal staat de week in het teken van het thema ‘gezondheid’. Alle eerstejaars houden zich op verschillende manieren met dit onderwerp bezig. De leerlingen verzamelen zich in hun klas om 9:30 uur. Om 9:00 uur heeft Drew samen met zijn collega’s een laatste voorbespreking over het verloop van de week. De planning wordt doorgenomen en alles klopt. Nadat alle organisatorische zaken zijn besproken, worden de afspraken die zijn gemaakt over de begeleiding van groep 1C nogmaals op een rijtje gezet. Het is een dynamische groep waarin meerdere leerlingen zich de vorige keer ernstig hebben misdragen, vooral in de skillslabs waarin opdrachten in groepjes moeten worden uitgevoerd. Drew heeft de begeleiding van deze groep besproken met Frederique, de studieloopbaanbegeleider. Naar aanleiding hiervan zijn concrete afspraken gemaakt over de manier waarop Drew en zijn collega’s met deze leerlingen om moeten gaan. Drew heeft het rooster en de indeling van de werkgroepjes gemaakt. Op advies van Frederique heeft hij ervoor gezorgd dat bepaalde leerlingen niet bij elkaar in de groep zitten. Ook zijn steeds twee verschillende groepen met elkaar ‘gemixt’. Op de plaatsen waar deze groepen zijn ingedeeld, zal er constante begeleiding zijn door Drew en zijn collega onderwijsassistent Jay-Linn. Bij aanvang van de opdrachten zorgen zij ervoor dat de leerlingen nog een keer duidelijke instructies krijgen. Om 9:30 uur wordt groep 1C toegesproken door Frederique. Zij zal de leerlingen nadrukkelijk wijzen op de regels en de consequenties van het niet naleven daarvan. Drew en zijn collega zijn hierbij aanwezig. Oriënteren en Plannen Overleg met je begeleider over je POP en de voorwaarden voor het uitvoeren van de opdracht in de proeve. Bekijk de resultaten en de beoordelingslijst. Wanneer bepaalde bewijsstukken niet haalbaar zijn, zoek dan naar vervangende bewijsstukken. Soms is het nodig dat je een aanvullend bewijsstuk inlevert. Bespreek je keuze voor de bewijsstukken met je begeleider. Maak vervolgens je PAP. Leg een inleverdatum voor de resultaten vast.

GO / NO GO

Stap 1 en 2 van de Wegwijzer zijn aangetoond.

8

ONDERWIJSASSISTENT

De moeilijkheidsgraad van de opdracht staat in de tabel hieronder aangegeven.

De mate van complexiteit van de beroepssituatie

De mate van zelfsturing

De mate van verantwoordelijkheid voor

gesloten context

geleid

uitvoering van eigen takenpakket jouw samenwerking met collega’s de hele zorg- en begeleidingscyclus aansturing van collega’s op hetzelfde of lager niveau

open context

begeleid

complexe context

zelfstandig

De opdracht

A. De totale opdracht Je voert de totale opdracht uit in de beroepspraktijk. Je competenties op het gebied van het begeleiden van (groepjes) leerlingen en het assisteren bij activiteiten en evenementen worden kwalificerend beoordeeld met behulp van de beoordelingslijst van deze proeve. Maak hierover afspraken met je beoordelaars.

Je werkt daarnaast aan onderstaande specifieke opdrachten.

B. Het maken van een draaiboek van een evenement met activiteiten Samen met je praktijkbegeleider of het team maak je afspraken over de planning en de organisatie van een evenement met activiteiten waarbij jij assisteert. Neem zelf initiatief en kom met ideeën waar jouw bijdrage uit kan bestaan. Bekijk bestaande draaiboeken die op school worden gebruikt. Kies er één uit. Vermeld alle gegevens die je hebt verzameld voor het evenement. Wie doet wat, waar en wanneer. C. Meehelpen bij het organiseren van een evenement Je organiseert met collega’s in teamverband een evenement. Zorg ervoor dat één activiteit binnen het evenement voor jouw rekening komt. Geef een beschrijving van het evenement én de activiteit die jij gaat uitvoeren. Leg uit wat je taken zijn en op welke manier je deze uitvoert.

9

PROEVE 2

D. Begeleiden bij de uitvoering van een activiteit tijdens het evenement Je begeleidt een groepje leerlingen bij jouw activiteit uit opdracht C . Belangrijke punten die je in de begeleiding van een groepje toepast zijn o.a.: • een open communicatie • het bevorderen van een veilige, respectvolle en positieve sfeer • ondersteuning bieden bij de uitvoering van een onderdeel of activiteit

• het inspelen op individuele begeleidingsbehoeften • het bemiddelen bij meningsverschillen of conflicten • een proactieve houding

Na de uitvoering van het evenement schrijf je een procesverslag over de begeleiding van de activiteit binnen jouw groepje.

E. Didactische analyse Je bespreekt met de leerkracht bij welke vier lessen je leerlingen individueel ondersteunt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan: Nederlands, Engels, rekenen/wiskunde en wereldoriëntatie. Je stelt vast wat de beginsituatie is en wat je wilt bereiken (het doel) binnen de beschikbare tijd. Je bedenkt ook welke materialen en middelen je nodig hebt en welke werkvorm je gaat gebruiken. Bereid je lessen schriftelijk goed voor volgens het didactische analysemodel. Zorg dat je duidelijke afspraken maakt met de leerkracht over de taken: • wie geeft de klassikale instructie • welke leerlingen krijgen individuele begeleiding • welke lesmaterialen worden ingezet?

Bespreek je schriftelijke uitwerking met de leerkracht en verwerk de feedback.

F. Uitvoeren en evalueren van de vier lessen volgens de didactische analyse Je assisteert bij de vier lessen die je in opdracht E . hebt voorbereid. De nadruk ligt hierbij op de didactische begeleiding van de individuele leerlingen. Na elke les evalueer je de voorbereiding en de uitvoering met de leerling en de leerkracht. Wat ging er goed, wat ging er minder goed en wat zou je een volgende keer anders doen en waarom?

10

ONDERWIJSASSISTENT

G. Voorbereiden en uitvoeren van een observatie en rapportage In overleg met de leerkracht kies je een aantal leerlingen uit die jou opvallen in de klas door hun gedrag, werkhouding of leerresultaten. Observeer deze leerlingen en maak hier een rapportage van. Bespreek je rapportage met de leerkracht en spreek vervolgens af welke van deze leerlingen je verder gaat begeleiden. Aandachtspunten: • neem toetsen af bij de betreffende leerlingen en kijk werk van de leerlingen na • opvallende gedragingen en de gegevens uit het werk en de toetsen.

Op basis van je bevindingen uit je observatie en de resultaten uit het werk en toetsen overleg je met de leerkracht hoe je dit groepje leerlingen gaat begeleiden.

H. Begeleiden van een groepje leerlingen Je begeleidt het groepje leerlingen uit opdracht G . zes keer. Bespreek met de leerkracht welke individuele resultaten je wilt bereiken met de leerlingen en je aanpak. Evalueer met de leerlingen en de leerkracht. I. Theoretisch onderzoek Samen met de leerkracht (eventueel intern begeleider of de zorgcoördinator in het VMBO) kies je een leerling met een beperking die je op het verzorgende vlak gaat begeleiden, bijvoorbeeld een leerling met een beperking op het gebied van de motoriek, zintuigen of de spraak. Het accent van je begeleiding ligt op het stimuleren van de zelfredzaamheid. Ten aanzien van de verzorging kun je denken aan hygiëne, veiligheid en persoonlijke verzorging. Je bestudeert met behulp van literatuur de aard van de beperking, de bijkomende problemen, het gedrag en de eventuele ontwikkelingsachterstand. Maak hiervan een verslag. Beschrijf hierin ook op welke manier de leerling het beste door de onderwijsassistent begeleid kan worden.

J. Een plan van aanpak voor het stimuleren van de zelfredzaamheid Maak een plan van aanpak op basis van de kennis die je hebt opgedaan in opdracht I .

K. Uitvoeren en evalueren van het plan van aanpak voor het stimuleren van de zelfredzaamheid Na overleg met de leerkracht voer je het plan van aanpak uit opdracht J . uit. Tijdens het uitvoeren zorg je ervoor dat je de zelfredzaamheid van de leerling stimuleert. Na het uitvoeren van je plan schrijf je een rapportage.

Als je kiest voor een vervangende of aanvullende opdracht, let er dan op dat deze voldoet aan de beoordelingslijst van deze proeve.

11

PROEVE 2

Het resultaat A.

De afgetekende beoordelingslijst van deze proeve.

Specifieke bewijsstukken B.

Een draaiboek van het evenement. WP 2.2: N, Q.

C. Een beknopte beschrijving van het evenement met jouw bijdrage aan de voorbereiding en een beschrijving van je taken en uitvoering van één programmaonderdeel. WP 2.2: Q en WP 2.4: A. D. Een procesverslag over de begeleiding van de activiteit binnen jouw groepje tijdens het evenement. WP 2.4: A, B, C, D, F. E. Een bewijs van de voorbereiding: vier maal een didactische analyse. WP 1.2: L en WP 2.1: S. F. Een bewijs van de uitvoering en evaluatie van de vier didactische analysemodellen. WP 1.3: A, B, K. G. Observatie met schriftelijke rapportage. WP 1.1: F, J, K, T. H. Schriftelijke evaluatie van de begeleiding van een groepje leerlingen. WP 1.4: C, D, F, K, U, V. I. Verslag van het theoretisch onderzoek. WP 2.5: K. J. Plan van aanpak voor het stimuleren van de zelfredzaamheid. WP 2.5: K, T. K. Rapportage over de uitvoering van het plan van aanpak voor het stimuleren van de zelfredzaamheid. WP 2.5: C, D, F, K.

Vervangende of aanvullende bewijsstukken – – – –

Neem de bewijsstukken op in je portfolio.

12

ONDERWIJSASSISTENT

Beoordelingslijst

Proeve 2 (2012-oa-pr2)

Naam student:

Opleiding: Onderwijsassistent

Fase:

Cohort:

Datum:

Competenties onvoldoende Werkproces 1.1 Observeert de werkwijze van de leerlingen/deelnemers en rapporteert de bevindingen - componenten Kwalificerend Prestatie-indicatoren voldoende goed

P Dit betekent dat: • je handelt volgens de ethische maatstaven die op school gelden • je respecteert vertrouwelijkheid zodat: • je discreet (voorzichtig en geheimhoudend) omgaat met gegevens van leerlingen/deelnemers. R Dit betekent dat: • je in je rapportage de juiste taal, correcte spelling en grammatica hanteert • je zorgt voor een nauwkeurige en volledige rapportage P Dit betekent dat: • je veel, snel en bruikbare informatie opneemt gericht op je observatiedoel • je onbevooroordeeld observeert • je zo objectief mogelijk rapporteert • je antwoord geeft op je gestelde observatiedoel zodat: • je informatie geeft die bijdraagt aan de beeldvorming over de leerling en groepen leerlingen. zodat: • je voldoet aan de gestelde kwaliteitscriteria.

F Ethisch en integer handelen

– ethisch handelen – integer handelen – verschillen tussen mensen accepteren

J Formuleren en rapporteren

– correct formuleren – nauwkeurig en volledig rapporteren

K Vakdeskundigheid toepassen

– vakspecifieke mentale vermogens aanwenden

13

PROEVE 2

Prestatie-indicatoren

voldoende goed

Competenties

Kwalificerend

onvoldoende

- componenten

T Instructies en

R Dit betekent dat: • je observeert volgens de door de leerkracht/leraren/team gegeven instructies zodat: • je werkt volgens de binnen de school geldende procedures en protocollen. P Dit betekent dat: • je materialen en middelen kiest die je nodig hebt bij de voorbereiding en uitvoering van de didactische ondersteuning • je kostenbewust en efficiënt te werk gaat zodat: • je de juiste middelen inzet en je geen materialen of middelen onnodig gebruikt. R Dit betekent dat: • je de voorbereiding en uitvoering uitvoert volgens de instructies van de leraar/leraren/het team • je dit doet op basis van de gemaakte afspraken en geldende procedures zodat: • je de voorbereiding en uitvoering aanpakt zoals de leraar/ leraren/het team dat wil of voorschrijft.

procedures opvolgen

–– instructies opvolgen –– werken conform

voorgeschreven procedures

Werkproces 1.2 Bereidt de uitvoering van programmaonderdelen voor

L Materialen en

middelen inzetten

–– geschikte materialen en middelen kiezen

T Instructies en

procedures opvolgen

–– instructies opvolgen –– werken conform

voorgeschreven procedures

Werkproces 1.3 Assisteert bij de uitvoering van programmaonderdelen

P Dit betekent dat: • je, binnen de gestelde kaders, op tijd de nodige eenvoudige didactische beslissingen neemt tijdens het geven van de ondersteuning

A Beslissen en

activiteiten initiëren

–– beslissingen nemen

zodat: • de leerling die je begeleidt weer verder kan met het werk.

T Dit betekent dat: • je de leerlingen heldere en duidelijke instructies geeft • je daarbij het juiste tempo en een logische volgorde hanteert • je controleert of de uitleg begrepen is zodat: • de leerlingen weten wat ze moeten doen en aan het werk kunnen.

B Aansturen

–– instructies en aanwijzingen geven

14

ONDERWIJSASSISTENT

onvoldoende

Prestatie-indicatoren

voldoende goed

Competenties

Kwalificerend

- componenten

P Dit betekent dat:

K Vakdeskundigheid toepassen

• je een groep (groepje) leerlingen overziet • je daarnaast oog hebt voor de individuele leerlingen • je gemakkelijk onthoudt en vlot associeert tijdens het geven van uitleg en instructie zodat: • de leerlingen goed geïnstrueerd aan het werk kunnen en je het signaleert als leerlingen vastlopen. R Dit betekent dat: • je materialen en middelen kiest die je nodig hebt bij de voorbereiding van het handelingsplan • je kostenbewust en efficiënt te werk gaat

–– vakspecifieke mentale vermogens aanwenden

L Materialen en

middelen inzetten

–– materialen en middelen doelmatig gebruiken

zodat: • je de juiste middelen inzet en je geen materialen of middelen onnodig gebruikt.

T Instructies en

R Dit betekent dat: • je de voorbereiding uitvoert volgens de instructies van de leraar/leraren/het team • je dit doet op basis van de gemaakte afspraken en geldende procedures • je de veiligheidsregels hanteert en er op toeziet dat ook de leerlingen de veiligheidsregels toepassen

procedures opvolgen

–– instructies opvolgen –– werken conform

veiligheidsvoorschriften

zodat: • je de voorbereiding aanpakt zoals de leraar/leraren/het team dat wil of voorschrijft • de leerling verantwoord en veilig te werk gaat. Werkproces 1.4 Begeleidt de leerlingen/deelnemers bij de uitvoering van programmaonderdelen

T Dit betekent dat: • je leerlingen stimuleert om kritisch naar zichzelf te kijken • je leerlingen aanzet zelf naar mogelijke oplossingen te zoeken • je leerlingen motiveert hun best te doen • je leerlingen helpt hun doelen te bereiken en uitdagingen aan te gaan zodat: • je adequate ondersteuning biedt aan leerlingen bij hun leerproces en ontwikkeling. p Dit betekent dat: • je betrokkenheid toont bij de leervragen van leerlingen • je naar de leerlingen luistert door te spiegelen en door te vragen • je aandacht geeft aan de zorg die leerlingen uiten en de gewenste en mogelijke ondersteuning biedt

C Begeleiden

–– coachen –– motiveren –– anderen ontwikkelen

D Aandacht en begrip tonen

–– interesse tonen –– luisteren –– inleven in andermans gevoelens –– anderen steunen

zodat: • je een bijdrage levert aan de begeleiding van leerlingen bij de uitvoering van programmaonderdelen.

15

PROEVE 2

Prestatie-indicatoren

voldoende goed

Competenties

Kwalificerend

onvoldoende

- componenten

p Dit betekent dat: • je handelt binnen de geldende regels en afspraken in de school/in de klas/m.b.t. de leerlingen • je je houdt aan de gemaakte afspraken en gestelde waarden en normen over de begeleiding van de leerling • je handelt vanuit het principe van gelijkheid in onderwijs zodat: • je aansluit bij de geldende regels en afspraken binnen de school • je voor de leerling een prettige en betrouwbare persoon bent. P Dit betekent dat: • je snel schakelt tussen de verschillende leerlingen • je snel schakelt tussen individuele leerlingen en de groep zodat: • je goed overzicht houdt en je gericht bent op de voortgang van de leeractiviteit. • je flexibel reageert op veranderingen • je helder en duidelijk communiceert met de leerlingen, ook in onduidelijke en onzekere situaties ben je gericht op verschillen tussen de leerlingen in leerstijl en leerbehoefte • je met respect voor de eigenheid van elk individu handelt • je jouw begeleiding aanpast aan de steeds veranderende leerbehoefte T Dit betekent dat:

F Ethisch en integer handelen

–– ethisch handelen –– integer handelen –– verschillen tussen mensen respecteren

K Vakdeskundigheid toepassen

–– vakspecifieke mentale vermogens aanwenden

U Omgaan met

verandering en aanpassen

–– omgaan met

onduidelijkheid en onzekerheid –– met diversiteit (tussen mensen) omgaan

zodat: • je leeractiviteiten optimaal verlopen

• jouw begeleiding steeds aansluit bij de behoeften van de leerling en een optimale begeleiding gegarandeerd blijft.

p Dit betekent dat:

V Met druk en tegenslag omgaan

• je om kunt gaan met eigen gevoelens en emoties • je gecontroleerd uiting geeft aan deze gevoelens en emoties

zodat: • je emoties en gevoelens de begeleiding van de leerling niet in de weg staan en je professioneel blijft handelen.

–– gevoelens onder controle houden

Werkproces 2.1 Voert werkzaamheden uit t.b.v. het primaire proces

P Dit betekent dat: • je de materialen en middelen die je gebruikt/gaat gebruiken controleert • je netjes en zorgvuldig omgaat met de materialen en middelen zodat: • de materialen en middelen die je inzet goed verzorgd en compleet zijn en er geen sprake is van verspilling.

L Materialen en

middelen inzetten

–– goed zorgdragen voor materialen en middelen

16

ONDERWIJSASSISTENT

onvoldoende

Prestatie-indicatoren

voldoende goed

Competenties

Kwalificerend

- componenten

p Dit betekent dat: • je de voorbereidende en afrondende werkzaamheden ordelijk en efficiënt aanpakt

S Kwaliteit leveren

–– systematisch werken

zodat: • je voorbereiding en afronding goed verlopen.

Werkproces 2.2 Assisteert bij het organiseren van activiteiten

P Dit betekent dat:

N Onderzoeken

• je informatie verzamelt vanuit diverse bronnen • je relevante informatie verzamelt over de doelgroep, beschikbare middelen en mogelijke activiteiten zodat: • jouw bijdrage aan de activiteit/het evenement aansluit bij de doelgroep en mogelijkheden. T Dit betekent dat: • je werkzaamheden plant en regelt ter voorbereiding van de activiteit/het evenement • je de tijd efficiënt en effectief indeelt

–– informatie achterhalen

Q Plannen en organiseren

• je daarbij rekening houdt met de mogelijkheden, omstandigheden, beschikbare tijd en afspraken

–– activiteiten plannen –– tijd indelen

zodat: • je de activiteit/het evenement efficiënt en effectief mede organiseert.

Werkproces 2.4 Houdt toezicht en begeleidt buiten het primaire proces

T Dit betekent dat:

A Beslissen en

activiteiten initiëren

• je op eigen initiatief handelt, binnen de verantwoordelijkheid van je functie • je praktische en pedagogische beslissingen neemt bij veranderingen en conflicten • je jouw handelen richt op een goed verloop van de activiteit/het evenement zodat: • conflicten worden opgelost en je helpt een veilig(e) activiteit/evenement te creëren.

–– beslissingen nemen –– op eigen initiatief handelen

T Dit betekent dat:

B Aansturen

• je overwicht toont op de leerlingen

zodat: • de leerlingen naar je luisteren en jouw aanwijzingen opvolgen.

–– uitoefenen van gezag

17

PROEVE 2

Prestatie-indicatoren

voldoende goed

Competenties

Kwalificerend

onvoldoende

- componenten

T Dit betekent dat: • je leerlingen op een positieve manier aanspreekt op hun gedrag • je voorbeeldgedrag laat zien zodat: • je de leerlingen motiveert om een positieve bijdrage te leveren aan een goed verloop van de activiteit/het evenement. • je naar de leerlingen luistert • je belangstelling voor hun ideeën en standpunten toont • je betrokkenheid toont en reflecteert op hun problemen en vragen zodat: • je zorgt dat de leerlingen zich gehoord en betrokken voelen bij de activiteit/het evenement • je, buiten het primaire proces, een bijdrage levert aan de algemene ontwikkeling van de leerlingen. p Dit betekent dat: • je consequent de voor de school geldende waarden en normen hanteert bij het toezicht houden • je vertrouwelijkheid van de leerlingen respecteert • je de leerlingen rechtvaardig behandelt en ze serieus neemt als individu zodat: • er duidelijke grenzen zijn en de leerling zich gerespecteerd en vertrouwd voelt. R Dit betekent dat: • je in ongestructureerde situaties toeziet op de veiligheid van de leerlingen p Dit betekent dat:

C Begeleiden

–– motiveren

D Aandacht en begrip tonen

–– interesse tonen –– luisteren –– inleven in andermans gevoelens

F Ethisch en integer handelen

–– ethisch handelen –– integer handelen –– verschillen tussen mensen respecteren

T Instructies en

procedures opvolgen

zodat: • je onveilige situaties in goede banen leidt.

–– werken conform

veiligheidsvoorschriften

T Dit betekent dat:

U Omgaan met

verandering en aanpassen

• je zelfvertrouwen toont • je ook in onzekere en onduidelijke situaties je leerlingen, ook buiten het primaire proces, begeleidt bij het omgaan met verschillen in bijvoorbeeld achtergrond en cultuur • je rekening houdt met de verschillen tussen de leerlingen • je leerlingen met respect voor hun eigenheid behandelt zodat: • de activiteit/het evenement goed verloopt en leerlingen respect opbrengen voor elkaars verschillen in cultuur en achtergrond.

–– omgaan met

onduidelijkheid en onzekerheid –– met diversiteit (tussen mensen) omgaan

18

ONDERWIJSASSISTENT

onvoldoende

Prestatie-indicatoren

voldoende goed

Competenties

Kwalificerend

- componenten

Werkproces 2.5 Voert in PO en SO pedagogisch-verzorgende taken uit

P Dit betekent dat: • je de leerling(en) stimuleert om de persoonlijke verzorging zo zelfstandig mogelijk uit te voeren zodat: • de leerling(en) op het gebied van de persoonlijke verzorging zich zo zelfstandig mogelijk kan (kunnen) redden. T Dit betekent dat: • je gericht bent op de zorgvraag van de leerling(en) • je herkent wanneer leerlingen hulp nodig hebben, je biedt dan de nodige ondersteuning • je het welzijn van de leerling en de zelfredzaamheid stimuleert zodat: • leerlingen zich op het gebied van de verzorging prettig voelen • leerlingen zich (verder) ontwikkelen en zo zelfstandig mogelijk functioneren. R Dit betekent dat: • je de vertrouwelijkheid van leerlingen respecteert • je discreet omgaat met gevoelige zaken rondom de pedagogisch-verzorgende taken • je de verschillen tussen individuele leerlingen respecteert zodat: • leerlingen vertrouwen hebben in de aangeboden (pedagogische) zorg en zich met respect behandeld voelen. P Dit betekent dat: • je de pedagogisch-verzorgende taken zorgvuldig en ergonomisch verantwoord uitvoert R Dit betekent dat: • je pedagogisch-verzorgende taken volgens instructies en aanwijzingen verricht • je tijdens de uitvoering van pedagogisch-verzorgende taken expliciet op de veiligheid van de leerling let zodat: • de leerling de garantie heeft om op de juiste manier verzorgd te worden. zodat: • er voor de leerling(en) geen onnodige last optreedt.

C Begeleiden

–– anderen ontwikkelen

D Aandacht en begrip tonen

–– anderen steunen –– bezorgdheid tonen voor anderen

F Ethisch en integer handelen

–– integer handelen –– verschillen tussen mensen respecteren

K Vakdeskundigheid toepassen

–– vakspecifieke mentale vermogens aanwenden

T Instructies en

procedures opvolgen

–– instructies opvolgen –– werken conform

veiligheidsvoorschriften

19

PROEVE 2

voldoende goed

onvoldoende

Bewijsstukken Kwalificerend

A.

De ingevulde beoordelingslijst van deze proeve.

Specifieke bewijsstukken:

Werkprocessen Competenties

2.2

N - Q

B. Een draaiboek van het evenement.

2.2 2.4

Q A

C. een beknopte beschrijving van het evenement met jouw bijdrage aan de voorbereiding en omschrijving van je taken en uitvoering van één programmaonderdeel. D. Een procesverslag over de begeleiding van de activiteit binnen jouw groepje tijdens het evenement. E. Een bewijs van de voorbereiding: vier maal een didactische analyse. F. Een bewijs van de uitvoering en evaluatie van de vier didactische analyse modellen.

2.4

A - B - C - D - F

1.2 2.1

L S

1.3

A - B - K

1.1

F - J - K - T

G. Observatie met schriftelijke rapportage.

1.4

C - D - K - U - V

H. Schriftelijke evaluatie van de begeleiding van een groepje leerlingen.

2.5

K

I.

Verslag van het theoretisch onderzoek.

2.5

K - T

J. Plan van aanpak voor het stimuleren van de zelfredzaamheid.

2.5

C - D - F - K

K. Rapportage over de uitvoering van het plan van aanpak voor het stimuleren van de zelfredzaamheid.

Aanvullende of vervangende bewijsstukken:

Werkprocessen Competenties

Cesuur In deze proeve zijn de competenties binnen de werkprocessen op het vereiste beheersingsniveau aangetoond.  ja  nee

20

ONDERWIJSASSISTENT

Onderbouwing van de beoordeling met voorbeelden die in verband staan met de prestatie-indicatoren

Indien de student competenties binnen een werkproces onvoldoende heeft aangetoond, geef dan op het niveau van de prestatie-indicator aan wat de oorzaak daarvan is.

De beoordelaars van de proeve 2 (2012-oa-pr2) zijn:

Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)

Naam beoordelaar

Functie beoordelaar

Handtekening

Naam en telefoonnummer van de instelling (stempel)

Naam beoordelaar

Functie beoordelaar

Handtekening

Naam student

Handtekening

21

PROEVE 2

Verpleegkundige Kompas

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Zorghulp Niveau 1

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Helpende Zorg & Welzijn Niveau 2

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Verzorgende Niveau 3

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Verpleegkundige Niveau 4

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Medewerker maatschappelijke zorg Niveau 3

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Persoonlijke begeleider gehandicaptenzorg Niveau 4

Persoonlijke begeleider specifieke doelgroepen Niveau 4

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Pedagogisch medewerker kinderopvang Niveau 3

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Overzicht beroepsprestaties Zorg en Welzijn - 2012 Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Gespecialiseerd pedagogisch medewerker KO - Niveau 4

Pedagogisch medewerker JZ - Niveau 4

2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk

Proeve Competentiewijzer

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas

Proeve Competentiewijzer

Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1 Fase 1

Verpleegkundige Kompas

Fase 2

Verpleegkundige Kompas Kompas Competentiewijzer 1.1 Uitvoeren van lesonderdelen (kringgesprek, voorlezen, ondersteunen bij taal- en rekenvaardigheden) 1.2 Observeren en rapporteren 1.3 (Buiten) surveilleren 1.4 Voorbereiden en assisteren bij lessen 1.5 Verzorgende taken uitvoeren Proeve Fase 2 2.1 Thematisch onderwijs 2.2 Assisteren bij een activiteit en een evenement 2.3 Individuele didactische begeleiding 2.4 Begeleiden van kleine groepen Proeve Verantwoordingsverslag en Assessmentgesprek Fase 3 3.1 Professionaliseren 3.2 Oriënteren op kwaliteitszorg 3.3 Begeleiden van probleemgedrag 3.4 Didactische begeleiding bij leerproblemen Proeve Verantwoordingsverslag en Assessmentgesprek 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Proeve Competentiewijzer Fase 2 Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3 Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer Verpleegkundige Kompas 2.1 Vaardig in verplegingstechniek 2.2 Planmatig verplegen 2.3Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden 2.4 Begeleiden bij verliesverwerking 2.5 Omgaanmet grensoverschrijdend gedrag 2.6Handelen onder druk Proeve Competentiewijzer Fase 2 Verpleegkundige Kompas 3.1 Verdiepen in de branche 3.2 Regie voeren 3.3 Professionaliseren Fase 3 Proeve Competentiewijzer Proeve Competentiewijzer

Onderwijsassistent Niveau 4

Verpleegkundige Kompas

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Sociaal cultureel werker Niveau 4

Verpleegkundige Kompas

1.1 Beginnenmet zorg 1.2 Veiligwerken 1.3 Planmatig verplegen 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties 1.6 Begeleiden van een groep 1.7Hanteren van communicatieproblemen Fase 1

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener Niveau 4

Een uitgave van:

Artikelnummer: CZW20120149

Made with