Van oerbos tot hooiland

1851:‘ Het gras was in het voorjaar zeer achterlijk en werd tot in de maand juni in zijn groei tegengehouden. Door de latere gunstige weersverandering was de voorraad evenwel ruim. De hooibouw is door de hoge waterstand veel benadeeld. Op de lage landen, voornamelijk die langs de IJssel, is niet veel hooi gewonnen. Daarentegen was in de hogere streken de hoeveelheid en de hoedanigheid uitmuntend. Het is bij uitmuntend weer binnengebracht.’

ongegrond bleek. In het lagere gedeelte langs de zee en de IJssel was de hooibouw niet onvoordelig en werd er uitmuntend hooi gewonnen.’

1858: ‘Op zeer weinig uitzonderingen na was het voorjaar hoogst ongunstig voor gras en hooi. De weiden waren voor een groot deel verdord en het vee werd in sommige hooilanden gejaagd, elders de rogge voor veevoer gemaaid. De eerste snede aan hooi leverde ook zeer weinig op en er moest worden gevreesd voor een zeer groot gebrek aan hooi. Na 3 juli echter, werden de weiden weer groen en in het najaar behielden zij lang overvloedig gras. Ook de tweede snede was voordeliger en bood enige vergoeding voor het tekort.’ 1859:‘ De hooilanden in de gemeente Kampen zijn in het voorjaar door het zeewater overstroomd, ten gevolge waarvan zij weinig hooi hebben opgeleverd.’ 1860 : ‘Uit Kampen werd gewag gemaakt van buitengewone verliezen door de storm van mei. Ook de graslanden leden veel door het zeewater en werden, onder slik en klein bedekt, geruime tijd onbruikbaar. Van de eerste snede is niets noemenswaard binnengekomen en de weiden konden ternauwernood worden afgemaaid. De meiers van het Kampereiland kregen een tegemoetkoming van de gemeente door kwijtschelding van de pacht.’ 1863: Schraal voorjaarsweer, nachtvorst, droogte. ‘Veel veehouders in Kampen die in een gewoon jaar hooi ter verkoop aanbieden, moesten het nu elders kopen.’ 1864: In de omgeving van omgeving Kampen en in de polder Mastenbroek leed men nog onder de overstromingen van 1862 en 1863. ‘De bodem was nog voor veel gewassen, en in het bijzonder voor de in die streken zo belangrijke hooibouw, ongeschikt.’ 1868 : Vanaf eind mei tot het begin van de herfst ‘heerste er een schier ongekende hitte en droogte, waardoor niet alleen het planten en zaaien bemoeilijkt werd, maar ook de verbouw van enige gewassen verre van voordelig was. Gronden, laag gelegen of met veel water doorsneden, hadden natuurlijkminder te lijden dan hoog gelegene. De berichten van daar luiden dan ook niet ongunstig. Voorts bleek het

1853: ‘De weilanden, hoewel laat aangekomen, waren zeer goed bezet en hebben tot laat in het najaar overvloedig weide opgeleverd.’

1854: ‘De gras- en hooibouw was over het algemeen niet zeer gunstig. Een gedeelte der provincie was in de winter door zeewater bedekt geweest. En zowel daar als langs de rivieren viel de vorst in, terwijl het land nog onder water stond, zodat het ijs bij de afloop van het water op het land terug bleef en op de groei zeer schadelijk werkte. Overal was bovendien het koude en schrale voorjaar van nadelige invloed en daardoor was er in het begin van de zomer in het algemeen weinig weide en ook de hooibouw was schraal, hoezeer ook de hooilanden buitengewoon duur werden verpacht. De naweide was evenwel beter en ook wat het hooi betreft was de tweede snede beter dan de eerste.’ 1856: ‘De berichten over den hooibouw zijn vrij voldoende. In de rivierstreken heeft de hoge waterstand veel schade aangericht, zodat op de uiterwaarden van de IJssel het eerste gras grotendeels verloren ging. Ook te Genemuiden was de verbouw niet gunstig.’ : ‘ Wat het gras betreft, de weiden waren in het voorjaar, waar zij niet te veel hadden gelden van de nachtvorst, goede bezet. Ook de eerste snede van het hooi was vrij goed en kwam droog binnen. In de zomer echter waren de hitte en droogte voor de groenlanden vooral in de hogere streken te sterk. Vele weiden verdorden en in een gedeelte van het jaar leek de vrees voor veevoer zeer gegrond, omdat veel boeren al aan het wintervoer moesten beginnen. Gelukkig was de graswortel niet verdroogd en gedurende het bijzonder gunstig najaar kwamen de weiden weer helemaal bij, terwijl het vee buitengewoon lang buiten gelaten kon worden, waardoor de vrees voor schaarste 1857

123

Made with FlippingBook - Online catalogs