Van oerbos tot hooiland

veranderingen in de vervoerssector die de internationale concurrentie tot voorbij de drempel van de Nederlandse boerderijen bracht. Rond 1895 kwam aan die crisis een eind. De meldingen over hooi bleven schaars. Pas in 1907 en 1908 valt er weer een melding te noteren over hoeveelheden hooi voor de handel. In Kampen werden in 1907 door de stadshooiwegers 5.300.000 kilo gewogen en per schip vervoerd, in 1908 was het 5.499.000 kilo. Het ‘prima Kampereilander hooi’ wisselde toen van eigenaar voor prijzen tussen de 20 en 16 gulden per 500 kg. Voor ‘binnenhooi’ lag de prijs gemiddeld op 15 à 13 gulden. Vanuit Zwolle werd gemeld, dat de opbrengst minder was dan het vorige jaar, maar dat de kwaliteit goed was. In de jaren 14-18 van de Eerste Wereldoorlog werd er weer nadrukkelijk gesproken over de prijzen van het hooi, maar dat gebeurde elders en had bijzondere oorzaken. In een van de incidentele meldingen in het Overijsselsch Landbouwblad in augustus 1928 ten slotte, wordt gesproken over de handel in ‘Kampereilandhooi’. Die was nog steeds van betekenis en het product kende een uitstekende kwaliteit, meldde het blad. Per jaar leverden de 98 erven met elkaar minstens acht miljoen pond, waarbij het Nederlandse leger gold als de grootste afnemer. Toch viel er een teruggang te constateren door een sterke toename van de veehouderiJeroenDe tijden veranderden en opnieuw zouden internationale ontwikkelingen zorgen voor moeilijke jaren. Niet alleen in de landbouw.

126

Made with FlippingBook - Online catalogs