Van oerbos tot hooiland

Het bedrijf was daarmee de grootste distributeur van het Kampereilander hooi, op de voet gevolgd door de firma’s Van der Weerd en Van ‘t Oever. ‘We leverden hooi aan de politie, voor de politiepaarden, de Koninklijke stallen en het leger’, vertelt Bruins. ‘Maar onze grootste klant was de goederenvervoerder Van Gend & Loos. Die had overal in Nederland depots met paarden. Hier in de buurt zaten ze op het station in Kampen, maar ook in Wezep, Nunspeet en Harderwijk. We hadden twee vrachtwagens, die een hele route aflegden. Tien balen hooi hier, twintig balen daar, afhankelijk van het aantal paarden.’ De meeste boeren op het Kampereiland oogstten twee snedes hooi per jaar. De eerste in juni, de tweede in juli of augustus. ‘Het land zag er toen heel anders uit dan tegenwoordig’, zegt Bruins. ‘Het gras stond bij de eerste snede soms wel een halve meter hoog. Daardoor kreeg het hooi een lange structuur. Die eerste snede was het belangrijkst. In de tweede snede zat minder structuur. Het hooi was korter en had ook minder voedingswaarde. Dat hooi ging vaak naar boeren op de Veluwe, in de Achterhoek of Twente. Die hadden zelf voer te weinig.’

Fig. x. Vervoer van een vracht hooi door de firma Van der Weerd over de pont bij de Mandjeswaard. (collectie Zwier Stoel, fototheek Kampereiland)

130

Made with FlippingBook - Online catalogs