Van oerbos tot hooiland

naar huis. Hij vertelde dat tijdens die wandeling tussen de buien door aan de noordelijke hemel het Noorderlicht zichtbaar was, iets wat op onze breedte maar heel af en toe voorkomt. 's Nachts liep het Kampereiland onder water. Pas na drie dagen werd het rustiger en kon m'n vader m'n oma weer ophalen. Voor ca. 1865 overstroomde het Kampereiland soms wel twee keer per winter. De dijken waren toen een stuk lager. Nadat de omdijking kwam liep het Kampereiland gemiddeld één keer in de drie jaar onder. Bij elke overstroming kwam er vruchtbaar slib mee dat het land bemestte. Dat was goed voor de verschillende soorten gras die er groeiden. De grassoorten op het Kampereiland waren heel anders dan in Mastenbroek en Kamperveen. Op die veengrond had je van dat slappe gras. Dat lag veel eerder plat. Bij ons stond het allemaal rechtop. Daar kreeg je van dat harde hooi van, wat zeer geschikt was voor paarden. De kwaliteit van het hooi was toen goed, maar ik denk dat de boeren het nu maar matig zouden vinden. Het was echt paardenhooi. Dat moet je nu niet meer aan de koeien voeren. Tegenwoordig maaien ze eerder en kuilen ze het gras in. Sommige overstromingen waren juist slecht voor het land. Mijn vader vertelde eens dat er in de jaren twintig een zoute storm op het Kampereiland was. De Zuiderzee stond in verbinding met de Noordzee, maar doordat de IJssel zoet water afvoerde was het water in de Zuiderzee tot voorbij Schokland, richting Urk, nog zoet. In de buurt van Stavoren werd het brak water en pas daarna zout. Een enkele keer was er zo'n harde storm dat het zoute water tot aan het Kampereiland opgestuwd werd. Dan was er een jaar dat er heel weinig groeide. Men hoopte dan dat het zoute water het volgende jaar weggespoeld was. Klaas van der Wal, één van de boeren die toen op het Kampereiland woonde, had normaal gesproken van de eerste snede anderhalve hooiberg vol. In het jaar van die zoutstorm had hij maar zo'n klein beetje hooi in de berg dat zijn herdershond er zo in kon springen. De handelaren haalden toen hooi uit het Eemgebied bij Bunschoten-Spakenburg of uit Noord- Groningen. Op het Kampereiland was er veel te weinig voorhanden. Op een gegeven moment werden de waterkeringen verder verbeterd, waardoor het Kampereiland niet meer zo vaak overstroomde en die bemesting van het slib verminderde. Na het dichten van de Afsluitdijk in 1932 was dat definitief voorbiJeroenIn de jaren twintig en dertig wilde de gemeente Kampen als verpachter niet dat er kunstmest gestrooid werd. Eerst mocht het helemaal niet, maar later kwam in de

Overstromingen In 1935 nam mijn vader, Jan van der Linde, de pacht van de boerderij over. Hij heeft verschillende keren meegemaakt dat het Kampereiland overstroomde. Eén van zijn broers, Willem Aart, woonde aan De Plas in IJsselmuiden. Op een zekere dag bracht m'n vader mijn oma met de tentwagen daar naartoe voor een bezoek. Toen hij 's middags m'n moeder weer op kwam halen arriveerde hij rond half vijf aan het Grafhorster veer om over te varen. Veerman Teunis Penninkhof kon het weer goed voorspellen. Er was bijna geen wind, maar de lucht was dreigend. Penninkhof waarschuwde m'n vader dat hij direct terug moest komen, anders kon hij niet garanderen dat hij nog terug kon varen. Nog voor m'n vader bij zijn broer en schoonzus was, barstte de bui los. M'n oma werd onmiddellijk in de tentwagen geholpen en het groepje vertrok richting het veer. Daar vernamen ze van de veerman dat overvaren niet meer mogelijk was. In Grafhorst woonde een zus van m'n vader. Daar bracht hij m'n oma naar toe. Het paard stalde hij bij bakker Willem van der Steeg. 's Avonds om acht uur kwam de veerman met de mededeling: 'Jan, als je nu naar huis wil, dan kan ik je, tussen de buien door, overzetten'. M'n oma bleef achter, maar m'n vader voer het woelige Ganzendiep over en ging lopend de lange weg Fig. x. . Hooitransport over de pont bij de Mandjeswaard. (collectie Zwier Stoel, fototheek Kampereiland)

157

Made with FlippingBook - Online catalogs