Van oerbos tot hooiland

Voorbij het Zalkerbos zien we aan onze rechterhand een rivierduintje liggen met de naam ‘Harsenhorst’, vermoedelijk een plek waar in het

een aantal delen van het riviertje rechtgetrokken. Op andere plekken is de oude watergang volledig uitgewist. We verlaten de kronkelende Spijkerboersweg en vervolgen de wandeling in een strakke lijn langs de Wittenstein Allee. Jonge boompjes die aan weerszijden van de weg zijn aangeplant vormen een laan die ons begeleidt naar het landgoed Wittenstein (15), zo’n anderhalve kilometer verderop. Hier maakt het landschap een besloten indruk door de vele in lanen aangeplante bomen waarvan de afzonderlijke kruinen zijn gevormd door grillige takken die de ruimte boven de weg in een tunnel doen veranderen. Dijken en kolken Langs de weg Zuideinde-Oost trekt de wereld weer open. We lopen inmiddels haaks op de richting van de middeleeuwse strokenverkaveling, over een dijk (16) die werd aangelegd om het zure veenwater uit de voormalige veenmoswildernis aan onze linkerhand te keren. Dergelijke leidijken zijn typische elementen in het agrarische veenontginningslandschap. Verderop in het verhaal zullen we merken dat de oorspronkelijke leidijk een stukje verder naar het zuiden heeft gelegen. De Dompeweg verbindt de leidijk met de Hogeweg (17), die net als de Spijkerboersweg opvallend kronkelt, maar met een andere oorzaak. We bevinden ons namelijk op een middeleeuwse dijk die honderden jaren achtereen de van tijd tot tijd uit haar oevers tredende IJssel tegen moest houden. Dat dit niet altijd slaagde zien we aan de vele doorbraakkolken aan weerszijden van de Hogeweg. Als de dijk brak werd er langs het diep uitgespoelde en met water gevulde ronde kratertje weer een dijk gelegd. Het land ten noorden van de Hogedijk heeft er nog lange tijd onbedijkt bijgelegen. Hier lagen vanouds de hooilanden. Wanneer we de Hogeweg vervolgen in de richting van de Zwartendijk die eveneens door kolken is gaan kronkelen zien we het open landschap langzaam dichttrekken aan de horizon. Het zijn de naoorlogse uitbreidingen op de stad Kampen. De open ruimte maakt plaats voor een stadse omgeving. Via verschillende woonwijken arriveren we in het historische stadscentrum van Kampen. Daar springen we weer in een bootje voor een laatste etappe over de IJssel.

verleden paarden konden vluchten wanneer de IJssel buiten zijn oevers trad ( hars = paard; horst = zandkopje in laaggelegen gebied). Daarachter ligt de Koppelerwaard (13), een in stroken verkavelde uiterwaarde. Het is vlak grasland met langs de oever van de rivier een aantal rivierduintjes. Via het Koeluchtergat - een dode rivierarm of hank - verlaten we de hoofdstoom van de IJssel en varen we langs het gehucht De Zande. Daar stappen we uit en gaan te voet verder richting de Spijkerboersweg (14). Deze weg ligt iets hoger in het landschap en kronkelt opvallend. Het is de oever van een oud veenstroompje met de naam ‘De Riete’. Vanuit dit riviertje werd het veengebied daarachter ruim achthonderd jaar geleden in gebruik genomen. De middeleeuwse strokenverkaveling heeft de tand des tijds doorstaan. Dat kan niet gezegd worden van De Riete. Door naoorlogse ruilverkavelingen zijn Fig. x. Boerenerf met hooiberg (drieroeder) langs de weg Zuideinde-Oost in het Kamperveen. Foto: Jeroen Wiersma.

21

Made with FlippingBook - Online catalogs