Van oerbos tot hooiland

en in mindere mate eik, es, berk, hazelaar en wilg met als ondergroei voornamelijk koningsvaren. 50 Dat blijkt tenminste uit stuifmeelonderzoek. De aangetroffen houtresten geven een ander beeld: daaruit blijkt dat het bos vooral bestond uit essen, gevolgd door els en eik. 51 Het bos zal vrij dicht geweest zijn, aangezien de aangetroffen stammen van de essen (met een lengte tussen de 4 en 12 meter, met uitschieters tot 16 meter) en eiken (met een lengte van 8 tot 14 meter met een uitschieter tot 30 meter) rechte stammen hadden. 52 900 jaar geleden: de geboorte van het Kampereiland Het huidige Kampereiland is ontstaan als zoetwaterdelta. Een delta ontstaat in het mondingsgebied van een rivier omdat in een riviermonding de stroomsnelheid van het water aanzienlijk lager is dan in het bovenstroomse gebied. Door de lage stroomsnelheid kan er zand en klei bezinken. De rivier zelf vertakt zich in een delta ook vaak over diverse getijdegeulen, een situatie die we ook in de Kamperdelta zien. Voorbeelden zijn het Rechte Diep, het Noorderdiep, het Ganzendiep en de Goot. De tussen deze geulen gelegen eilanden - die later samen het Kampereiland zijn gaan vormen - zijn opgebouwd uit zand en klei afkomstig van de IJssel. Pas vanaf de 12 de eeuw is de IJssel dusdanig grote hoeveelheden zand en klei af gaan zetten dat er sprake kon zijn van deltavorming. 53 Rond de jaartelling bestond het huidige Kampereiland nog uit een uitgestrekt veenmoeras. 54 Dit ontoegankelijke landschap stond in open verbinding met het Almere, een binnenzee die zich pas vele eeuwen later (12 e -13 e eeuw) door een aantal overstromingen heeft

op de vorming van het veen doordat ze belangrijk waren voor de drainage van het gebied. Op basis van bodemkundig onderzoek ter hoogte van Zwolle-Stadshagen kon worden aangetoond dat het veen dat hier destijds tot ontwikkeling kwam bestond uit mesotroof broekveen. Deze veensoort kwam voor in een matig voedselrijk moeras met boomopslag van met name de Zwarte els. Dergelijke venen worden gevormd in een milieu met wisselende waterstanden. In de winter was het er plas-dras, in de zomer zakte het grondwater vele decimeters diep weg. Daarbij werd de top van het veen in het voorjaar en in de zomer ontwaterd en kwam deze in contact met zuurstof. Daardoor trad er in deze laag veel vertering van plantenresten op, wat zorgde voor een voedselrijke omgeving. Geen wonder dat hier veel kruiden en bomen een plek vonden en tezamen een broekbosvegetatie vormden. 47 Wanneer de plek echter veel minder gemakkelijk droogviel in het zomerhalfjaar trad veel minder vertering op in de toplaag en ontstond ook een veel moerassiger vegetatie van met name zeggeplanten. Wortelgroei van bomen in de toplaag is hier niet mogelijk, waardoor zeggenmoerassen een zeer In Mastenbroek ontstond evenwel rond de jaartelling een dicht moerasbos. Mogelijk hebben er voor die tijd ook al bomen gestaan, maar deze zijn niet geconserveerd gebleven. 48 In de zandige humeuze laag onder het veen is stuifmeel aangetroffen van zowel els als van een heideachtige vegetatie. In dit open tot halfopen landschap groeide alsem, grote weegbree en gewone spurrie. Dergelijke onkruiden komen vaak voor in een milieu waar ook mensen hebben geleefd. 49 Het open tot halfopen landschap veranderde tijdens de veenvorming in een halfopen tot gesloten boslandschapmet voornamelijk zwarte els open landschap kennen. Afbeelding zeggemoeras Moerasbos

47 Hamming 2007, 84. 48 Clevis 2005, 174. 49 Clevis 2005, 177. 50 Clevis 2005, 177.

51 Clevis 2005, 176. 52 Clevis 2005, 176. 53 Dirkx, Hommel & Vervloet 1996, 21. 54 Vos, Paleogeografische kaart van Nederland

34

Made with FlippingBook - Online catalogs