Van oerbos tot hooiland

Glanshaver- en vossenstaarthooilanden Hooilanden van de hoogste klasse vinden we in de negentiende eeuw naast groot Cellemuiden terug in de hooilandcomplexen van Klein Cellemuiden, De Buitenlanden, de Roebolligerhoek, het Genner Buitenland en Het Buitenland. Hoe dat hooi er qua samenstelling heeft uitgezien kan deels worden gereconstrueerd door historische ecologische data te verbinden aan de data van het Kadaster 1832. Wat betreft het hooiland dat door de inspecteur onder klasse 1 werd geschaard moeten we vermoedelijk denken aan Glanshaver- en Vossenstaarthooilanden. 106 Ze zijn te herkennen als soortenrijke, bloemrijke hooilanden en ontwikkelen zich op matig voedselrijke zavelige of kleiige gronden. Het hooi dat vroeger in dit type hooiland werd gewonnen was voornamelijk samengesteld uit soorten als Scherpe boterbloem ( Ranunculus acris ), Kruipende boterbloem ( Ranunculus repens ), Veldzuring ( Rumex acetosa ), Rode klaver ( Trifolium pratense ), Witte klaver ( Trifolium repens ), Gewone hoornbloem ( Cerastium fontanum ), Smalle weegbree ( Plantago lanceolata ), Rood zwenkgras ( Festuca rubra ), Ruw beemdgras ( Poa trivialis ), Veldbeemdgras ( Poa pratensis ) en Gewoon reukgras ( Anthoxanthum odoratum ). 107

Foto: Piet Bremer Het Glanshaver- en Vossenstaarthooiland dat vroeger langs grote delen van het Zwarte Water terug was te vinden is tegenwoordig een zeldzaamheid geworden. Toch is het op een aantal plaatsen langs de rivier nog te bewonderen. Bijzonder is dat er in een deel van deze hooilanden nog grote populaties kievitsbloemen groeien. We hebben het dan over één van de grootste populaties van de kievitsbloem in Europa. 108

106 Bremer 2014. 107 www.synbiosys.alterra.nl.

108 Runhaar, Raterman en Zaadnoordijk 2014, 7.

64

Made with FlippingBook - Online catalogs